Mondelinge vragen over geurbelasting
Indiendatum: feb. 2013
Deze vragen zijn gesteld naar aanleiding van een afstudeerscriptie van de heer Van Bommel. De heer Van Bommel heeft een afstudeerscriptie geschreven waarin hij ingaat op de mogelijke strijd tussen het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Wet geurhinder en Veehouderijen.
Eind 2010 heeft de heer Van Bommel een notitie geschreven waarin hij ingaat op de mogelijke strijd met de EVRM en de Wet geurhinder en Veehouderijen. Er zijn sinds die tijd geen nieuwe feiten naar voren gekomen. Nog steeds vindt de Raad van State dat er geen strijd is. Op 25 januari 2011 hebben GS de heer Van Bommel hierover geïnformeerd. Nieuw element in de afstudeerscriptie van de heer Van Bommel is de komst van de Omgevingswet en daaraan gekoppeld de mogelijke intrekking van de Wet geurhinder en Veehouderijen. De heer Van Bommel doet aanbevelingen voor de manier waarop het aspect geur bij veehouderijen in de toekomst geregeld zou kunnen worden.
Bij het verlenen van vergunningen aan industriële en agrarische bedrijven moet de vergunningverlenende instantie bepalen welke geurbelasting nog aanvaardbaar is. Ook bij het maken van ruimtelijke plannen moet bepaald worden wat een aanvaardbare geurbelasting is. De provincie verleent vergunningen aan de grotere industriële bedrijven. De gemeente verleent vergunningen aan de kleinere industriële bedrijven, aan agrarische bedrijven en maakt ruimtelijke plannen. De rijksoverheid heeft nauwelijks een rol in het bepalen van de aanvaardbare geurbelasting.
De Wet geurhinder en Veehouderijen is een uitzondering: hier geeft de rijksoverheid een normstelsel waarbinnen de gemeenten vergunningen moeten verlenen voor het onderdeel "geur uit dierverblijven".
Vragen gesteld door de heer Van der Veer
Vraag 1:
Kloppen de feitelijke beweringen over de hogere maximale geurbelasting?
Vraag 2:
Is er inderdaad kans dat e.e.a. een schending van het EVRM is?
Vraag 3:
Wat kan dit betekenen voor bijvoorbeeld de LOG's. Kan daar een hogere geurbelasting ontstaan? (Wat wordt in Gelderland aan cumulatieve geurbelasting toegestaan?)
Vraag 4:
Is het mogelijk (bijvoorbeeld via de nieuwe omgevingsvisie) een hoge geurbelasting, die mogelijk in strijd is met het EVRM, te voorkomen tot er een uitspraak is van het EHRM?
Vraag 5:
Is er overleg met de andere decentrale overheden over de mogelijke schending van het EVRM en is het mogelijk om het voorleggen van dit vraagstuk aan het EHRM te ondersteunen?
Vraag 6:
Hoe denkt het college over de aanbevelingen voor Gedeputeerde Staten?
Vraag 7:
Hoe denkt het college over de aanbevelingen voor gemeenten, voor zover de provincie daar ook mee te maken heeft, namelijk bij de grotere bedrijven waarvoor de provincie de vergunning verleent?
Vraag 8:
Willen wij betrokken zijn voor andere gebieden? LOG?
Indiendatum:
feb. 2013
Antwoorddatum: 23 apr. 2013
Deze vragen zijn gesteld naar aanleiding van een afstudeerscriptie van de heer Van Bommel. De heer Van Bommel heeft een afstudeerscriptie geschreven waarin hij ingaat op de mogelijke strijd tussen het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Wet geurhinder en Veehouderijen.
Eind 2010 heeft de heer Van Bommel een notitie geschreven waarin hij ingaat op de mogelijke strijd met de EVRM en de Wet geurhinder en Veehouderijen. Er zijn sinds die tijd geen nieuwe feiten naar voren gekomen. Nog steeds vindt de Raad van State dat er geen strijd is. Op 25 januari 2011 hebben GS de heer Van Bommel hierover geïnformeerd. Nieuw element in de afstudeerscriptie van de heer Van Bommel is de komst van de Omgevingswet en daaraan gekoppeld de mogelijke intrekking van de Wet geurhinder en Veehouderijen. De heer Van Bommel doet aanbevelingen voor de manier waarop het aspect geur bij veehouderijen in de toekomst geregeld zou kunnen worden.
Bij het verlenen van vergunningen aan industriële en agrarische bedrijven moet de vergunningverlenende instantie bepalen welke geurbelasting nog aanvaardbaar is. Ook bij het maken van ruimtelijke plannen moet bepaald worden wat een aanvaardbare geurbelasting is. De provincie verleent vergunningen aan de grotere industriële bedrijven. De gemeente verleent vergunningen aan de kleinere industriële bedrijven, aan agrarische bedrijven en maakt ruimtelijke plannen. De rijksoverheid heeft nauwelijks een rol in het bepalen van de aanvaardbare geurbelasting.
De Wet geurhinder en Veehouderijen is een uitzondering: hier geeft de rijksoverheid een normstelsel waarbinnen de gemeenten vergunningen moeten verlenen voor het onderdeel "geur uit dierverblijven".
Vragen gesteld door de heer Van der Veer
Vraag 1:
Kloppen de feitelijke beweringen over de hogere maximale geurbelasting?
Antwoord:
Daar waar verwezen wordt naar wet- en regelgeving in Nederland kloppen de beweringen van de heer Van Bommel.
Vraag 2:
Is er inderdaad kans dat e.e.a. een schending van het EVRM is?
Antwoord:
Op dit moment achten wij de kans nihil. Het blijft aan de beoordeling van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) of de overheid in kwestie de belangen
correct heeft afgewogen.
Vraag 3:
Wat kan dit betekenen voor bijvoorbeeld de LOG's. Kan daar een hogere geurbelasting ontstaan? (Wat wordt in Gelderland aan cumulatieve geurbelasting toegestaan?)
Antwoord:
Gemeenten bepalen de maximale toegestane geurbelasting bij veehouderijen. Wij hebben geen informatie over de geurbelasting die door gemeenten wordt toegestaan, ook niet in
LOG-gebieden.
Vraag 4:
Is het mogelijk (bijvoorbeeld via de nieuwe omgevingsvisie) een hoge geurbelasting, die mogelijk in strijd is met het EVRM, te voorkomen tot er een uitspraak is van het EHRM?
Antwoord:
Zoals eerder gemeld achten wij de kans nihil dat er sprake is van schending van het EVRM.
Vraag 5:
Is er overleg met de andere decentrale overheden over de mogelijke schending van het EVRM en is het mogelijk om het voorleggen van dit vraagstuk aan het EHRM te ondersteunen?
Antwoord:
Nee.
Vraag 6:
Hoe denkt het college over de aanbevelingen voor Gedeputeerde Staten?
Antwoord:
Wij kunnen geen aanbevelingen vinden die voor Gedeputeerde Staten gelden. Op dit moment heeft de provincie nauwelijks een rol als het gaat om de regulering van agrarische geur.
Vraag 7:
Hoe denkt het college over de aanbevelingen voor gemeenten, voor zover de provincie daar ook mee te maken heeft, namelijk bij de grotere bedrijven waarvoor de provincie de vergunning verleent?
Antwoord:
De provincie verleent aan slechts 2 veehouderijen een vergunning. Het is verder de bevoegdheid van de gemeenten. De provincie heeft hier geen bevoegdheden.
Vraag 8:
Willen wij betrokken zijn voor andere gebieden? LOG?
Antwoord:
Nee
Arnhem, 23 april 2013 - zaaknummer 2013-006898
Gedeputeerde Staten van Gelderland
C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koningin
drs. P.P.L. van Kalmthout - secretaris
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Vragen over vuurwerk naast een Natura2000 gebied
Lees verderVragen over berekening koudegetal februari 2013
Lees verder