Schriftelijke vervolgvragen Droomvilla’s voor de rijken zijn nachtmerrie voor dieren en natuur
Indiendatum: 23 mei 2024
Naar aanleiding van de beantwoording van onze schriftelijke vragen van 1 maart 20241 over de mogelijke komst van 15 luxe villawoningen2 op landgoed Prinsenbosch bij Voorthuizen, heeft onze fractie een reactie ontvangen van de ecoloog die vanuit de Omgevingsdienst De Vallei (ODV) betrokken is geweest bij de Wnb-beoordeling van dit project.
De Partij voor de Dieren heeft de volgende vervolgvragen naar aanleiding van deze reactie:
Compensatie van het leefgebied van de das
Het projectgebied is leef- en foerageergebied voor dassen. Volgens het college is 0,6 ha kruidenrijk grasland een deugdelijke compensatie voor de 4,7 ha kort grasland die vanwege het project zal verdwijnen.
Van de ecoloog van ODV begrijpen wij echter dat kruidenrijk grasland of grasland langer dan 5 cm een suboptimaal foerageergebied is voor dassen. Daarom zou sprake moeten zijn van een forse overcompensatie. Dat is nu niet het geval.
1. Deelt het college de mening van de ecoloog van ODV? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waaruit blijkt volgens u dat sprake is van een forse overcompensatie?
Verstoring van dassen als de villa’s bewoond zijn
Volgens het college zullen de bijburchten en vluchtpijpen van de dassen worden afgeschermd met dicht stekelig groen, waardoor ze niet (gemakkelijk) kunnen worden betreden. Daarnaast gelden via de koopovereenkomst en het aanlegvergunningenstelsel beperkingen voor de groensingels. De betreding door mensen wordt hierdoor beperkt.
Uit de reactie van de ecoloog van ODV begrijpen wij dat ODV heeft voorgesteld om het projectgebied te laten monitoren door Stichting Das en Boom of door wildcamera’s van ODV zelf, omdat het aanlegvergunningenstelsel volgens ODV geen enkele beperking oplevert ten aanzien van de betreding van het leefgebied van de das. Ook zouden de maatregelen die in de ontheffing zijn opgenomen om verstoring van dassen te mitigeren, volgens ODV ruimtelijk geborgd moeten worden in het bestemmingsplan, omdat dit veel beter te handhaven is op de lange termijn.
2. Klopt het dat de provincie niet aan de door ODV voorgestelde monitoring wilde meewerken?
Zo ja, kunt u uitleggen waarom de provincie deze voorstellen van ecologische deskundigen terzijde heeft gelegd?
3. Bent u het met ODV eens dat het voor de handhaving op de lange termijn beter zou zijn om de mitigerende maatregelen in het bestemmingsplan te borgen? Zo ja, gaat u daarover met de gemeente Barneveld in gesprek?
Onderzoek naar stikstofdepositie op projectniveau
Volgens het college is op projectniveau, dat wil zeggen voor alle 15 kavels tezamen, onderzoek gedaan naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied de Veluwe. Uit deze toetsing is volgens het college gebleken dat er geen significante effecten te verwachten zijn voor de beschermde natuur.
Volgens de ecoloog van ODV is dit pertinent onjuist. ODV heeft de provincie gevraagd om een projecttoetsing op basis van de Wnb uit te voeren, maar de provincie heeft dit niet opgepakt. Het stikstofonderzoek vindt nu per kavel plaats, waardoor de stikstofdepositie onder de drempelwaarde van Aerius blijft, terwijl de stikstofdepositie van alle kavels tezamen deze drempelwaarde zou overschrijden.
4. Kunt u uitleggen hoe het kan dat uw antwoord op vraag 11 van onze schriftelijke vragen kennelijk onjuist is?
5. Gaat u alsnog een beoordeling van de stikstofdepositie op projectniveau verrichten, dat wil zeggen voor alle 15 kavels tezamen, of laat u het aankomen op een rechterlijke uitspraak?
Gevolgen voor groene ontwikkelingszone het Wilbrinksbos
Het projectgebied bevindt zich in de groene ontwikkelingszone (GO) Wilbrinksbos. Volgens het college is de vraag naar de gevolgen voor de kernkwaliteiten, de ontwikkelingsdoelen en de samenhang van deze GO niet relevant, omdat de GO pas sinds 2014 bestaat en “wonen” al in 2009 planologisch mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan Hunnenweg I. Volgens de ecoloog van ODV is het niet relevant dat er op dit moment geen planfase is. Er wordt nu pas ontwikkeld en de Wnb biedt het bevoegd gezag de mogelijkheid om ambtelijk te toetsen bij de uitvoering van een project, los van een feitelijke ruimtelijke procedure. ODV heeft de provincie ook om een ambtelijke toetsing gevraagd, maar de provincie heeft geweigerd om deze toetsing uit te voeren.
6. Waarom is de provincie niet bereid om een ambtelijke toetsing uit te voeren van de gevolgen van het project Prinsenbosch voor de kernkwaliteiten, de ontwikkelingsdoelen en de samenhang van GO Wilbrinksbos?
Indiendatum:
23 mei 2024
Antwoorddatum: 18 jun. 2024
i. Compensatie van het leefgebied van de das
Het projectgebied is leef- en foerageergebied voor dassen. Volgens het college is 0,6 ha kruidenrijk grasland een deugdelijke compensatie voor de 4,7 ha kort grasland die vanwege het project zal verdwijnen. Van de ecoloog van ODV begrijpen wij echter dat kruidenrijk grasland of grasland langer dan 5 cm een suboptimaal foerageergebied is voor dassen. Daarom zou sprake moeten zijn van een forse overcompensatie. Dat is nu niet het geval.
Vraag 1:
Deelt het college de mening van de ecoloog van ODV? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waaruit blijkt volgens u dat sprake is van een forse overcompensatie?
Antwoord:
Wij hebben contact opgenomen met de ODV. Hierbij is ons medegedeeld dat de reactie een persoonlijke mening van de ecoloog betreft en dit niet het standpunt is van de ODV.
Zoals eerder aangegeven worden er ten opzichte van het ontwerpbesluit aanvullende maatregelen opgelegd. De inrichting en het beheer van het betreffende perceel is daarbij gewijzigd. In het herziene besluit wordt vastgelegd dat het perceel wordt doorgezaaid met een grasmengsel met witte klaver. Het beheer van het grasland bestaat uit 2x per jaar maaien en maaisel afvoeren. Daarnaast vindt strookgewijze bemesting plaats met ruwe stalmest (1x/jr). Hiermee zal het perceel optimaal foerageergebied voor de das vormen.
De aanleg van de villawoningen leidt inderdaad tot een bruto verlies van maximaal 4,7 hectare foerageergebied. Deze oppervlakte is worstcase. In de praktijk zal waarschijnlijk een deel van de tuinen geschikt blijven als foerageergebied. Daarbij is er ook nog geen rekening gehouden met maatregelen die getroffen zijn/worden om de kwaliteit van het foerageerbied te verbeteren, namelijk optimalisatie van een stuk binnen het plangebied (het bemeste grasland), optimalisatie van het grasland ten westen van de Hunnenweg en het creëren van (veilige)migratiemogelijkheden.
Deze maatregelen leiden tot een toename van effectief foerageergebied van circa 1,7 hectare. Daardoor leidt het initiatief tot een netto afname van foerageergebied van maximaal 3,0 hectare. De territoriumgrootte van de dassenclan is middels een ecologische analyse bepaald op 127 hectare. Door het project wordt netto maximaal 3,0 hectare binnen dit territorium ongeschikt als foerageergebied. De belangrijkste geschikte foerageergebieden liggen echter buiten het projectgebied. Deze blijven behouden en bereikbaar voor de dassen. In totaal blijft binnen het territorium minimaal 47 hectare optimaal foerageergebied aanwezig. Hierdoor worden geen negatieve effecten verwacht op de das.
ii. Verstoring van dassen als de villa’s bewoond zijn
Volgens het college zullen de bijburchten en vluchtpijpen van de dassen worden afgeschermd met dicht stekelig groen, waardoor ze niet (gemakkelijk) kunnen worden betreden. Daarnaast gelden via de koopovereenkomst en het aanlegvergunningenstelsel beperkingen voor de groensingels. De betreding door mensen wordt hierdoor beperkt.
Uit de reactie van de ecoloog van ODV begrijpen wij dat ODV heeft voorgesteld om het
projectgebied te laten monitoren door Stichting Das en Boom of door wildcamera’s van ODV zelf, omdat het aanlegvergunningenstelsel volgens ODV geen enkele beperking oplevert ten aanzien van de betreding van het leefgebied van de das. Ook zouden de maatregelen die in de ontheffing zijn opgenomen om verstoring van dassen te mitigeren, volgens ODV ruimtelijk geborgd moeten worden in het bestemmingsplan, omdat dit veel beter te handhaven is op de lange termijn.
Vraag 2:
Klopt het dat de provincie niet aan de door ODV voorgestelde monitoring wilde meewerken? Zo ja, kunt u uitleggen waarom de provincie deze voorstellen van ecologische deskundigen terzijde heeft gelegd?
Antwoord:
Wij zijn niet op de hoogte van het monitoringsvoorstel. Desalniettemin hebben wij zelf reeds in het besluit een voorschrift opgenomen om de dassenverblijfplaatsen in het plangebied te monitoren door een onafhankelijk ecologisch adviesbureau. Hiermee zal de functionaliteit van de verblijfplaatsen en het leefgebied van de das voldoende worden gemonitord.
Vraag 3:
Bent u het met ODV eens dat het voor de handhaving op de lange termijn beter zou zijn om de mitigerende maatregelen in het bestemmingsplan te borgen? Zo ja, gaat u daarover met de gemeente Barneveld in gesprek?
Antwoord:
De groensingels hebben reeds de bestemming ‘Groen’ gekregen, waardoor het voortbestaan van de singels voldoende geborgd is in het bestemmingsplan. Gronden met een openbare groenbestemming mogen niet beschouwd worden voor privégebruik. Daarbij mogen op grond van het aanlegvergunningenstelsel de groensingels niet zonder vergunning gekapt en/of gerooid, vergraven, geëgaliseerd en opgehoogd worden. De gemeente kan op bovenstaande handhaven. Daarbovenop is ook in de koopovereenkomsten nog eens contractueel vastgelegd dat de groensingels gehandhaafd moeten worden. Kopers worden daarbij ook verplicht om deugdelijke maatregelen te treffen (bijvoorbeeld door het plaatsen van hekwerk) om betreding van de
groensingels door huisdieren te voorkomen. Tot slot wordt in de ontheffing Wet Natuurbescherming opgenomen dat rondom de bijburchten en vluchtpijpen bestaand dicht stekelig groen wordt ingepast of aangeplant (en te allen tijde aanwezig blijft), waardoor de dassenburchten niet (gemakkelijk) kunnen worden betreden. Hierop kunnen
wij als Provincie handhaven. We zijn van mening dat met alle bovenstaande maatregelen het (onverstoord) voortbestaan van de verblijfplaatsen in de houtsingels voldoende is geborgd. De maatregelen zijn daarbij onzes inziens voldoende handhaafbaar. Wij zien geen reden om aanvullende regels in het bestemmingsplan op te nemen.
iii. Onderzoek naar stikstofdepositie op projectniveau
Volgens het college is op projectniveau, dat wil zeggen voor alle 15 kavels tezamen, onderzoek gedaan naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied de Veluwe. Uit deze toetsing is volgens het college gebleken dat er geen significante effecten te verwachten zijn voor de beschermde natuur. Volgens de ecoloog van ODV is dit pertinent onjuist. ODV heeft de provincie gevraagd om een projecttoetsing op basis van de Wnb uit te voeren, maar de provincie heeft dit niet opgepakt. Het stikstofonderzoek vindt nu per kavel plaats, waardoor de stikstofdepositie onder de drempelwaarde van Aerius blijft, terwijl de stikstofdepositie van alle kavels tezamen deze drempelwaarde zou overschrijden.
Vraag 4:
Kunt u uitleggen hoe het kan dat uw antwoord op vraag 11 van onze schriftelijke vragen kennelijk onjuist is?
Antwoord:
In antwoord op de eerdere vraag of ‘op projectniveau’ onderzoek is gedaan naar de stikstofdepositie van de 15 woningen tezamen hebben wij bevestigd dat dit inderdaad het geval is. Tussen de provincie en de ODV is er daarnaast contact geweest over de vraag of de ontwikkeling van de 15 woningen tezamen geldt als één project in de zin van artikel 6 derde lid van de Habitatrichtlijn. De uitkomst van deze juridische beoordeling was dat dit niet het geval is.
Wel is vervolgens voor de afzonderlijke kavels aan de hand van AERIUS-berekeningen voor de afzonderlijke kavels, welke zijn beoordeeld door de Omgevingsdienst, gebleken dat er geen significante effecten te verwachten zijn op de Veluwe. Wij hebben geen (nieuwe) informatie dat dit oordeel onjuist zou zijn.
Vraag 5:
Gaat u alsnog een beoordeling van de stikstofdepositie op projectniveau verrichten, dat wil zeggen voor alle 15 kavels tezamen, of laat u het aankomen op een rechterlijke uitspraak?
Antwoord:
Zoals in het antwoord op de vorige vraag is aangegeven, is er eerder geconcludeerd dat de 15 woningen tezamen niet gelden als één project in de zin van artikel 6 derde lid van de
Habitatrichtlijn. Er is geen grondslag of aanleiding om de woningen desondanks alsnog als zodanig te beoordelen. In een eventuele rechterlijke procedure kunnen de (juridische) argumenten voor de conclusie dat geen sprake is van één project zo nodig ter toetsing aan de rechter worden voorgelegd.
iv. Gevolgen voor groene ontwikkelingszone het Wilbrinksbos
Het projectgebied bevindt zich in de groene ontwikkelingszone (GO) Wilbrinksbos. Volgens het college is de vraag naar de gevolgen voor de kernkwaliteiten, de ontwikkelingsdoelen en de samenhang van deze GO niet relevant, omdat de GO pas sinds 2014 bestaat en “wonen” al in 2009 planologisch mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan Hunnenweg I. Volgens de ecoloog van ODV is het niet relevant dat er op dit moment geen planfase is. Er wordt nu pas ontwikkeld en de Wnb biedt het bevoegd gezag de mogelijkheid om ambtelijk te toetsen bij de uitvoering van een project, los van een feitelijke ruimtelijke procedure. ODV heeft de provincie ook om een ambtelijke toetsing gevraagd, maar de provincie heeft geweigerd om deze toetsing uit te voeren.
Vraag 6:
Waarom is de provincie niet bereid om een ambtelijke toetsing uit te voeren van de gevolgen van het project Prinsenbosch voor de kernkwaliteiten, de ontwikkelingsdoelen en de samenhang van GO Wilbrinksbos?
Antwoord:
Als er ontwikkelingen spelen die niet passen in het bestemmingsplan/omgevingsplan en er sprake is van provinciaal belang op basis van onze omgevingsverordening, zijn gemeenten verplicht om ons te betrekken in de ruimtelijke procedure. De planologische procedure is met het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan in 2009 beëindigd. Het heeft – onzes inziens – geen zin om het onherroepelijke bestemmingsplan te beoordelen aan de nu geldende verordening/GO-regels.
Interessant voor jou
Technische vragen Overschrijding van de toegestane stikstofemissies door Veolia
Lees verderSchriftelijke vragen Gif van Gelderse bloembollenteelt bedreigt natuur en drinkwater
Lees verder