Schrif­te­lijke vragen ganzen­rust­ge­bieden


Indiendatum: 20 jan. 2022

Voorafgaand aan de statenvergadering van 15 december bleek tijdens een mailwisseling over de technische controle van amendement 21A26 dat er twee soorten ganzenrustgebied zijn:

    • gebied A, het gebied zoals dat op de kaart bij de verordening is aangegeven,
    • gebied B, het gebied A, maar zonder de wegen, huizen en andere plaatsen waar ganzen niet daadwerkelijk kunnen fourageren.

Het gebied A staat op de kaart aangegeven, en wordt niet aangepast bij de in artikel 5.26a genoemde ‘nieuwe activiteit of ontwikkeling”. Het gebied B is dan het deel van gebied A waarvan volgens artikel 5.26b minimaal 500 ha moet overblijven.

  1. Klopt het dat de oppervlakten in de technische beantwoording van de vragen op 17-11 de oppervlakten van gebied A zijn, dus de oppervlakten zoals op de kaart aangegeven?
  2. Welke gebieden binnen de gebieden op de kaart worden wel en welke worden niet meegeteld voor artikel 5.26b?
  3. Gebeurt dit aan de hand van de bestemmingen van het gebied? Zo ja, welke bestemmingen worden dan wel, en welke worden niet meegeteld?
  4. Of gebeurt het aan de hand van het Agrarisch Areaal Nederland?
  5. Wordt ook beoordeeld of ganzen er daadwerkelijk (kunnen) fourageren?
  6. Er wordt geen rekening gehouden met het jaarlijks wisselende gebruik van agrarische percelen (zie Basisregistratie Gewaspercelen)?
  7. Hoe groot is nu, per ganzenrustgebied, de oppervlakte van het gebied B (waarvan volgens artikel 5.26b in de verordening per ganzenrustgebied minimaal 500 ha over moet blijven)?
  8. Is de oppervlakte van het gebied B nu snel te bepalen, bijvoorbeeld met een script in een GIS-programma, of is het een handmatige bureauprocedure, of is ook een beoordeling in het veld nodig?
  9. Kan een volgende keer duidelijk worden aangegeven hoe de oppervlakte van de ganzenrustgebieden in verband met artikel 5.26b bepaald moet worden, bijvoorbeeld in de toelichting bij de verordening?
  10. Ganzen mogen in het gehele op de kaart aangegeven ganzenrustgebied, van in totaal 26151 ha niet geschoten worden? Ook niet na een nieuwe activiteit of ontwikkeling (volgens artikel 5.26)?


Luuk van der Veer
Lid Provinciale Staten van Gelderland
Partij voor de Dieren

Indiendatum: 20 jan. 2022
Antwoorddatum: 15 feb. 2022

Vraag 1:
Klopt het dat de oppervlakten in de technische beantwoording 2) van de vragen op 17-11 de oppervlakten van gebied A zijn, dus de oppervlakten zoals op de kaart aangegeven?

Antwoord:
Dat klopt.

Vraag 2:
Welke gebieden binnen de gebieden op de kaart worden wel en welke worden niet meegeteld voor artikel 5.26b?

Antwoord:
Zie antwoord bij vraag 6.

Vraag 3:
Gebeurt dit aan de hand van de bestemmingen van het gebied ? Zo ja, welke bestemmingen worden dan wel, en welke worden niet meegeteld?

Antwoord:
Zie antwoord bij vraag 6.

Vraag 4:
Of gebeurt het aan de hand van het Agrarisch Areaal Nederland 3)?

Antwoord:
Zie antwoord bij vraag 6.

Vraag 5:
Wordt ook beoordeeld of ganzen er daadwerkelijk (kunnen) foerageren?

Antwoord:
Zie antwoord bij vraag 6.

Vraag 6:
Er wordt geen rekening gehouden met het jaarlijks wisselende gebruik van agrarische percelen (zie Basisregistratie Gewaspercelen 4)?

Antwoord:
In artikel 5.26b van de omgevingsverordening staat dat minimaal 500 hectare ganzenrustgebied
overblijft. Wij interpreteren vraag 2 tot en met 6 zo dat u vraagt welke gebieden meetellen voor
deze 500 hectare. Het minimum van 500 hectare betreft rustgebied voor ganzen geschikt om te
rusten en foerageren. Bij een nieuwe activiteit of ontwikkeling beoordeelt het gemeentebestuur of, na uitvoering van deze activiteit, nog 500 hectare aan feitelijk rustgebied voor de ganzen overblijft. Dit onderzoek vindt doorgaans plaats aan de hand van telgegevens van Sovon. De bestemming en het agrarisch areaal zijn daarbij relevant maar niet doorslaggevend. Er wordt geen rekening gehouden met het jaarlijks wisselend gebruik van agrarische percelen.

Vraag 7:
Hoe groot is nu, per ganzenrustgebied, de oppervlakte van het gebied B (waarvan volgens artikel
5.26b in de verordening per ganzenrustgebied minimaal 500 ha over moet blijven)?

Antwoord:
Dat is op dit moment niet bekend. Het gemeentebestuur beoordeelt per activiteit of, of na
uitvoering, nog 500 hectare aan feitelijk rustgebied voor de ganzen overblijft.

Vraag 8:
Is de oppervlakte van het gebied B nu snel te bepalen, bijvoorbeeld met een script in een GIS-programma, of is het een handmatige bureauprocedure, of is ook een beoordeling in het veld
nodig?

Antwoord:
Deze oppervlakte is niet snel te bepalen, hiervoor is per nieuwe activiteit of ontwikkeling onderzoek nodig.

Vraag 9:
Kan een volgende keer duidelijk worden aangegeven hoe de oppervlakte van de
ganzenrustgebieden in verband met artikel 5.26b bepaald moet worden, bijvoorbeeld in de
toelichting bij de verordening?

Antwoord:
Wij beoordelen bij de volgende actualisatie van de omgevingsverordening of wij de toelichting
kunnen verduidelijken.

Vraag 10:
Ganzen mogen in het gehele op de kaart aangegeven ganzenrustgebied, van in totaal 26151 ha niet geschoten worden? Ook niet na een nieuwe activiteit of ontwikkeling (volgens artikel 5.26)?

Antwoord:
Dat klopt.


Gedeputeerde Staten van Gelderland
John Berends - Commissaris van de Koning
Miriam Nienhuis-van Doremaele - Secretaris

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen omgevingsverordening, bezwarenprocedure

Lees verder

Mondelinge vragen evaluatie Ecologische Verbindingszones

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer