Schrif­te­lijke vragen omge­vings­ver­or­dening, actu­a­li­satie 8, vast­ge­steld


Indiendatum: 27 sep. 2021

Vragen over de vastgestelde versie van actualisatie 8 van de omgevingsverordening, PS2021-615.

(Bij de ontwerpversie, PS2021-337, zijn ook technische vragen en antwoorden vermeld.)

  1. In de statenbrief bij het actualisatieplan staat op blz. 4:

    Deze zonering, de zogenoemde ammoniakbuffergebieden, komt voor 97% overeen met de door Provinciale Staten aangewezen gebieden, en wordt in de huidige verordening gehandhaafd. Hiermee zal de bescherming van de zeer kwetsbare gebieden voldoen aan de wettelijke zorgplicht. Hiermee worden ook de kwetsbare natuurgebieden die verder af liggen van Natura 2000 voldoende beschermd.

    Het verschil van 3% betekent dat er een gebied is waar de bescherming komt te vervallen? Liggen er veehouderijbedrijven in dit gebied?

  2. In bijlage 1 staat op blz. 11:

    In de artikelen over faunabeheer (afdeling 2.1) wordt voorgesteld enkele onnodige bepalingen te schrappen. Het gaat dan bijvoorbeeld over het telprotocol het faunaregistratiesysteem en bepaalde technische eisen aan het faunabeheerplan. Het is niet nodig dit in de omgevingsverordening op te nemen nu hierover afspraken zijn gemaakt met de Faunabeheereenheid Gelderland.

    Is dit geen vreemde redenatie? Wanneer en hoe zijn de afspraken met de Faunabeheereenheid gemaakt? Zijn ze openbaar? Kunnen we een linkje naar de afspraken krijgen?

  3. In bijlage 3a staat in artikel 5.52 onder lid 2 “Van het eerste lid kan worden afgeweken in het kader van een transformatie van een bestaand park met recreatiewoningen naar een andere functie.

    Dit lijkt een nieuwe regel, maar zo te zien wordt het niet vermeld bij “nieuw beleid” van deze actualisatie.

    De regel lijkt bedoeld om bestaande parken een functie voor de huisvesting van arbeidsmigranten te geven.

    Had dit niet bij “nieuw beleid vermeld moeten worden? Wie heeft/hebben om deze wijziging gevraagd?

  4. In bijlage 5 staat op blz. 5 bij reactie 7 dat als ontwikkelingsdoel wordt opgenomen:

    ontwikkeling van de zichtas van kasteel Middachten richting IJssel en Doesburg evenals de ontwikkeling van cultuurhistorische patronen en de relatie tussen uiterwaardgebied en buitenplaatsenzone

    Betekent het ontwikkelen van een zichtas dat er bomen voor gekapt worden, of dat er heggen, hagen of bossages voor verwijderd worden?
  5. Op blz. 6 wordt bij reactie 9 gepleit voor een gebalanceerde groei van toerisme, en voor exploitatiemogelijkheden het hele jaar door.

    Is het, gezien deze ontwikkelingen, niet beter de recreatiezonering ook planologisch in de verordening te regelen?

  6. Op blz. 9 staat bij reactie 14: “Uit onderzoek is naar voren gekomen dat de populatie edelherten op de Veluwe er goed voorstaat.

    Welk onderzoek wordt hier bedoeld? Waarom is geen linkje naar het onderzoek vermeld?

    Bleek uit onderzoek juist niet dat de genetische diversiteit van bijvoorbeeld de wilde zwijnenpopulaties op de Veluwe beperkt was?

  7. Er staat ook “Omdat we zo min mogelijk versnippering willen, was er aanvankelijk wel de wens om voor kleinere doelsoorten als amfibieën, reptielen en marterachtigen bij Terschuur een grote faunatunnel aan te leggen. Inmiddels is dat idee ook achterhaald omdat zowel Utrecht als Gelderland inzetten op de versterking van de natte natuur in de Gelderse Vallei zelf.

    Is hier een rapport over verschenen? Zijn de statenleden op de hoogte gebracht? Is het nodig een Wob-verzoek te doen?
  8. Op blz. 9 staat bij reactie 15: “Op dit moment zijn bij ons geen onderzoeken bekend die aantonen dat warmtestraling van zonneparken de kwaliteit van de leefomgeving negatief beïnvloedt.

    Zijn er wel onderzoeken bekend die aantonen dat de kwaliteit van de leefomgeving niet negatief wordt beïnvloed?

  9. Op blz. 15 staat bij reactie 22 dat de provincie “verkenningsgebied natuurbegraven” weer toekent aan een terrein met een kennelijk niet zo gunstige grondwaterstand.

    Is er een risico, dat als er op dergelijke terreinen toch een natuurbegraafplaats gerealiseerd zou worden, dat een toekomstige verhoging van het grondwaterpeil, om verdroging tegen te gaan, in de weg zou kunnen staan?
  10. Op blz. 18 staat in reactie 24 dat een aantal gemeenten graag vast wil houden aan de beperking van de uitbreidingsmogelijkheden voor solitaire glastuinbouw zoals die zijn bepaald in de huidige Omgevingsverordening.

    In reacties 23 en 26 melden gemeenten min of meer hetzelfde.

    Er zijn ook reacties van andere partijen dan gemeenten, die niet gelukkig zijn met de wijziging.

    Is de wijziging op verzoek van een bedrijf gedaan, of is het een ambtelijk idee?
  11. Op blz. 22 staat in reactie 27 dat het verwarrend is dat de provincie nationaal landschap Graafschap niet compleet tekent, maar slechts gedeeltelijk, namelijk als “Nationaal landschap (buiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone)”.

    Kunnen we dit niet anders oplossen, bijvoorbeeld door wel met complete nationale landschappen te werken, en een extra kaart of kaartlaag te maken?
  12. Op blz. 30 staat in reactie 32 over het verwijderen van meidoornhagen:

    Wij betreuren het als er meidoornhagen verdwijnen uit het landschap, maar de omgevingsverordening is niet het instrument om landschapselementen te beschermen. Houtkap wordt geregeld door het onderdeel houtopstanden van de Wet natuurbescherming.

    Is dit een politieke mening of een juridisch feit? Is het onmogelijk om landschapselementen met de omgevingsverordening te beschermen?
  13. Op blz. 37 staat in reactie 40:

    Wij zijn het met indiener eens dat gemeenten de instructieregels van de provincie moeten toepassen in hun omgevingsplan. Wij controleren dit. Enkele jaren geleden hebben wij een onderzoek laten uitvoeren waaruit blijkt dat gemeenten dit goed doen”.

    Is dit onderzoek openbaar, is het ergens te vinden?
  14. Op blz. 49 staat in reactie 46:

    De verordening als geheel en de aanpassingen in de actualisatie zijn niet planMER plichtig. Daarom is er geen planMER uitgevoerd en bestaat er geen verplichting een planMER bij deze actualisatie ter inzage te leggen.

    Vergelijk dit met “Het houden van 1,5 m afstand i.v.m. covid-19 is niet verplicht (alleen maar een dringend advies), daarom doen we het niet.

    Als een planMER niet verplicht is, zou het toch nog wel verstandig kunnen zijn om het voor bepaalde wijzigingen op te stellen. Kunnen PS een kader vaststellen voor wijzigingen waarbij een planMER toch door GS wordt opgesteld, ondanks dat het niet verplicht is?

  15. In Winterswijk zijn plannen om een industrieterrein aan te leggen in een grondwaterbeschermingsgebied en een potentiële ecologische verbindingszone.

    Is dit toegestaan met de huidige verordening? Hoe verandert het met de actualisatie?

  16. In Brinkheurne vreest men de realisatie van een megacamping.

    Is dit toegestaan met de huidige verordening? Hoe verandert het met de actualisatie?
  17. Uit onderzoek blijkt dat rond natuurgebieden soms zeer grote aantallen honingbijenkasten staan, die het voedsel voor wilde bijen die op de rode lijst staan sterk verminderen. Zou de omgevingsverordening ook een rol kunnen spelen bij het beschermen van het voedsel van de wilde bij?

Indiendatum: 27 sep. 2021
Antwoorddatum: 28 sep. 2021

Antwoord 1:
De ammoniakbuffergebieden zijn zones van 250 meter die rondom de kwetsbare natuur liggen in de voormalige reconstructiegebieden Veluwe, Achterhoek/Liemers en Gelderse Vallei. Het Rivierengebied en het gebied ten zuiden van de Waal was geen reconstructiegebied en daarom liggen er in dit gebied geen ammoniakbuffergebieden. Er zijn dus enige kwetsbare gebieden buiten de reconstructiegebieden en het grootste deel hiervan ligt tussen Nijmegen en Groesbeek. In deze gebieden liggen zeer weinig veehouderijbedrijven. De uitbreiding van deze bedrijven wordt beperkt door de externe werking van de nabijgelegen Natura 2000-gebieden Bruuk en Sint Jansberg.

Antwoord 2:
De telprotocollen, het faunaregistratiesysteem en de faunabeheerplannen zijn inmiddels opgesteld conform de regels uit de omgevingsverordening. Dat wordt bedoeld met dat hierover afspraken zijn gemaakt. Er is mede daarom geen noodzaak meer om die voorwaarden nog op te nemen in de omgevingsverordening. In de toekomst zullen nieuwe faunabeheerplannen worden gemaakt omdat deze altijd een tijdelijkheid kennen. Wat daarin ten minste moet staan volgt uit de Wet natuurbescherming en bovendien betrekt de Faunabeheereenheid daarbij de meest recente jurisprudentie en ons vigerende faunabeleid. Als er vervolgens bij ons of de Faunabeheereenheid nog behoefte zou ontstaan om daar wat aan toe te voegen dan gaan wij er van uit dat dit in goed overleg mogelijk is.

Antwoord 3:
Dit is een formalisering van gangbare werkwijzen in gemeenten (in het kader van Vitale Vakantieparken). In die zin geen nieuw beleid. Dit tekstvoorstel komt voort uit een verzoek van gemeenten betrokken bij Vitale Vakantieparken. De regel is het niet specifiek gericht op huisvesten arbeidsmigranten, maar op verschillenden doelgroepen.

Antwoord 4:
De betekenis van de kernkwaliteiten is dat er bij nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden moet worden met bestaande of te ontwikkelen kernkwaliteiten. In het geval van Middachten betekent dit niet dat bestaande bomen en struiken gekapt gaan worden, maar dat een nieuwe ontwikkeling de zichtas niet in de weg staat, bijvoorbeeld door bouwactiviteiten.

Antwoord 5:
Recreatiezonering Veluwe gaat over geleiding van het dagrecreatieve gebruik van de Veluwe. De zoneringskaart en het programma met zoneringsmaatregelen vormen een nadere beleidsuitwerking van het Beheerplan Natura 2000 Veluwe. Ze is het resultaat van intensieve samenwerking en een gemeenschappelijk product van de betrokken partijen. Vanaf het begin van de ontwikkeling van het zoneringsplan is er voor gekozen tot stand te brengen als resultaat van deze samenwerking. Het recreatiezoneringsplan is een beleidskader en heeft geen rechtstreekse planologische werking. Er is dan ook in een vroeg stadium aangegeven dat de zonering niet in de verordening wordt vastgelegd.

Antwoord 6:
Wij baseren ons op het faunabeheerplan grote hoefdieren. Hierin staat vermeld dat uit het onderzoek van Alterra van 2016 blijkt dat de genetische diversiteit van de edelherten op de Veluwe vrijwel gelijk is aan die van edelherten in omvangrijke bosgebieden elders in Europa (Genetische variatie edelherten en wilde zwijnen in Nederland in kaart gebracht - WUR). In
het faunabeheerplan wordt derhalve geconcludeerd dat de genetische diversiteit van de edelherten op de Veluwe vooralsnog geen reden tot zorg is. Er mag worden uitgegaan van de premisse dat bij de huidige en gewenste populatiegroottes er geen gevaar bestaat voor de gunstige staat van instandhouding.

Antwoord 7:
Nee, hier is geen rapport over verschenen. Het gaat hier om voortschrijdend inzicht van onszelf. De Veluwe en de Utrechtse heuvelrug zijn droge zandgebieden; de Gelderse Vallei wordt gekenmerkt door vochtige natuur. Het gaat hier dus om twee verschillende systemen die elk hun eigen benadering vragen. De provincie Gelderland richt zich op het robuuster maken van de natte kwelsystemen in de Vallei en niet op het verbinden van de Veluwe met deze systemen, omdat dat voor nationaal en internationaal belangrijke soorten geen meerwaarde oplevert. De soorten van de droge systemen op de Veluwe zoals reptielen zullen geen gebruik maken van de natte ecologische zone. Populaties van soorten als das en boommarter zijn in de provincies Gelderland en Utrecht inmiddels redelijk omvangrijk en niet bedreigd door isolatie. De huidige incidentele uitwisseling is naar verwachting voldoende en motiveert niet de bouw van een ecoduct of grote faunatunnel bij de A1 en het spoor Amersfoort Apeldoorn.

Antwoord 8:
Er wordt wel onderzoek gedaan. Zo is het effect van zonneparken op biodiversiteit en bodemkwaliteit bijvoorbeeld een thema waar de WUR mee aan de slag is (Wageningen Solar Research Programme - WUR). Maar er is nog (te) weinig praktijkonderzoek. Dit komt omdat zonneparken een nieuwe ontwikkeling is die zich vooral de afgelopen drie jaar is gaan ontwikkelen. Het is daarom van belang om de komende tijd meer praktijkkennis te ontwikkelen.

Antwoord 9:
Het realiseren van een natuurbegraafplaats kan inderdaad gevolgen hebben voor het treffen van antiverdrogingsmaatregelen op deze locatie.

Antwoord 10:
Solitaire bedrijven hebben een eenmalige uitbreidingsmogelijkheid die ze ook al in de oude verordening hadden. We hebben de artikelen en structuur van de oude paragraaf aangepast, zodat het beter leesbaar en toepasbaar wordt. Een ander punt is dat de verordening van toepassing is op glastuinbouwbedrijven groter dan 2ha. Was voorheen 2500 m2. Tot 2 ha wordt nu de gemeente bevoegd met haar bestemmingsplan buitengebied (agrarisch bouwperceel).

Antwoord 11:
Daar waar nationale landschappen overlappen met GNN of GO prevaleren de regels voor GNN en GO (waarin ook landschappelijke kwaliteiten zijn meegenomen). Daarom worden op de kaart alleen die delen van de nationale landschappen getoond die niet overlappen met GNN of GO. In de bijlage kernkwaliteiten nationale landschappen zit wel een kaart waar de nationale landschappen volledig op kaart zijn weergegeven.

Antwoord 12:
Het is een politieke mening. Het is juridisch mogelijk bestaande landschapselementen te beschermen. Het stellen van regels moet wel proportioneel zijn. Ook is het primair aan de gemeenteraad om regels te stellen over de fysieke leefomgeving.

Antwoord 13:
Het onderzoek is bijgevoegd bij de stukken.

Antwoord 14:
PS heeft de mogelijkheid om in de Omgevingsverordening te bepalen dat voor bepaalde activiteiten of categorieën een mer-plicht geldt. Dat kan op basis van artikel 7.6 van de Wet milieubeheer en onder de daargenoemde voorwaarden. Dat artikel komt niet terug in de Omgevingswet omdat provincies hier geen gebruik van hebben gemaakt: daarmee vervalt deze
mogelijkheid.

Daarnaast is het mogelijk om vrijwillig een mer-procedure uit te voeren of op een andere manier onderzoek te doen naar de milieueffecten van wijzigingen. PS kunnen dit altijd besluiten te laten uitvoeren. PS kan hiervoor een kader opstellen waarmee PS van te voren al bepalen in welke gevallen PS dat nodig acht. Het is ook mogelijk om een procedurestap af te spreken waarmee PS tijdens de voorbereiding van concrete wijzigingen kan bepalen of een mer of een soortgelijk
onderzoek op dat moment op zijn plaats is.

Antwoord 15:
Het betreffende industrieterrein in Winterswijk komt (volgens de plannen) niet in het grondwaterbeschermingsgebied te liggen.

Antwoord 16:
In maart 2021 heeft het recreatiepark Het Winkel een principeverzoek ingediend bij de gemeente voor de toekomstplannen van de camping. Op 16 juli 2021 heeft de gemeente Winterswijk besloten medewerking te verlenen aan het principeverzoek voor uitbreiding van de camping en het realiseren van een guesthouse. Wel moeten aan de randvoorwaarden worden
voldaan.

Er zijn nog geen externe organisaties om advies gevraagd. Bij de verdere plannen zullen onder andere de provincie Gelderland en andere betrokkenen/belanghebbenden worden betrokken.

De ruimtelijke ontwikkelingen van de camping zoals aangegeven in het principe verzoek zullen plaatsvinden in het buitengebied van Winterswijk. Hier zijn ook provinciale belangen als natuur (GO) en landschap (Nationaal landschap Winterswijk) aan de orde.

De ontwikkelingen van de camping beperken zich tot nu toe tot het principebesluit. Dit is de verantwoordelijkheid van de gemeente Winterswijk.

In het kader van vooroverleg zal de provincie, gezien de provinciale natuur en landschapsbelangen betrokken worden bij het bestemmingsplan of omgevingsplan of de omgevingsvergunning. Wij kunnen dan invloed uitoefenen op de inhoud van het plan.

Indien deze niet in lijn zijn met onze provinciale belangen in het gebied zullen wij daarvanuit het wettelijk instrumentarium op reageren. Hierbij zal getoetst worden aan de dan vigerende Omgevingsverordening.

Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro of een provinciale zienswijze staan hier voor open.

Bij actualisatie 8 verandert er niets.

Antwoord 17:
De verordening is niet een voor de hand liggend instrument om voor de bescherming van verschillende soorten afzonderlijke regels op te nemen. Logischer is om de plaatsing van bijenkasten nabij natuur in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wet natuurbescherming (soorten en/of gebieden) te toetsen op de negatieve effecten op de natuur.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen werkzaamheden op ecoduct Oud Reemst

Lees verder

Mondelinge vragen bedrijventerrein in plaats van Ecologische Verbindingszone bij Winterswijk

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer