Schrif­te­lijke vragen recre­a­tie­zo­nering Veluwe


Indiendatum: 12 feb. 2021

Gedeputeerde Staten hebben een Statenbrief (PS2021-96) met de conceptrecreatiezoneringskaart ter bespreking aan PS aangeboden. Dit als afsluiting van fase 1, de voorbereidingsfase.

Het proces is eerder beschreven in het Plan van Aanpak (PS2020-336).

Op de kaart zijn de volgende zones aangegeven:

  • Zone A Intensief recreatief gebruik (oranje)
  • Zone B Matig intensief recreatief medegebruik (geel)
  • Zone C Rustig gebied met extensief recreatief medegebruik (verstoringsgevoelige soorten) (lichtgroen)
  • Zone C* Rustig gebied met extensief recreatief medegebruik (zeer verstoringsgevoelige soorten) (roze)
  • Zone D Rustig gebied afgesloten tijdens broedseizoen (donkergroen)
  • Zone D* Jaarrond afgesloten gebied (paars)
  • Zonering (nog) onbekend (lichtblauw)

In 2009 werd er over rust rond de kostbare ecoducten het volgende geschreven:

Voor het goed functioneren van een ecoduct is rust nodig, zeker voor de Veluwse ecoducten waar ook het edelhert overheen moet. We richten daarom de directe omgeving van het ecoduct in als rustgebied.

In de Statenbrief (PS2020-336) staat:

“Het uiteindelijke recreatiezoneringsplan onderscheidt een aantal verschillende zonecategorieën, variërend van (intensief) recreatief gebruik tot geen recreatief gebruik. Bij de laatste kan gedacht worden aan de wildrustgebieden.”

We verwachten daarom dat de ecoducten en de omgeving ervan als zone D* zijn ingericht, en de rest van de verbindingen tussen leefgebieden als zone D(*) of C(*).

Volgens antwoorden op Kamervragen zou er bij ecoducten een rustgebied van 10-20 ha zijn en binnen een afschot van 500 m geen afschot plaatsvinden.

Ecoduct Hulshorst ligt niet in zone D*. Op 100 m van het ecoduct is een zone B “Matig intensief recreatief medegebruik”, de op een na drukste zone.

Ecoduct Tolhuis ligt niet in zone D*. De aansluiting tussen de Oldebroeksche Heide en de ecologische verbindingszone Hattemse poort (die in de Gelderse omgevingsvisie staat) kan alleen gemaakt worden via een zone B, of via het lichtblauwe gebied “Zonering (nog) onbekend”, langs de grens Hattem – Heerde. Dat gebied is echter omrasterd door de rasters van een landgoed.

Ecoduct Hoog Buurlo ligt slechts voor de helft in zone D*. De verbinding tussen het ecoduct over de A1 en het ecoduct over de spoorverbinding loopt door een zone B.

Ecoduct Harm van de Veen ligt niet in zone D*.

Ecoduct Kootwijkerzand ligt niet in zone D*. De verbinding van het ecoduct naar het zuiden wordt in het Loobosch door twee gele gebieden (zone B) “in de tang genomen”.

Ecoduct Woeste Hoeve ligt niet in zone D*. De oostelijke helft ligt in een lichtblauwe zone “Zonering (nog) onbekend”.

Ecoduct Terlet ligt slechts voor de helft in zone D*. Hetzelfde geldt voor ecoduct Oud Reemst.

Ecoduct Jac. P. Thijsse over de A12 ligt niet in zone D*. Ecoduct Wolfhezerheide ook niet.

De verbinding tussen de Doornspijkse Heide en het Kroondomein loopt via een zone B of via “Zonering (nog) onbekend”.

Een mogelijke verbinding van de Veluwe naar de Utrechtse Heuvelrug via de EVZ ten noorden van Voorthuizen loopt via “Zonering (nog) onbekend”.

Defensieterrein is ook als zone D* aangegeven (jaarrond afgesloten voor recreatie). Het is er echter niet altijd rustig.

Het lijkt erop dat bij het ontwerpen van de zonering er weer geen rekening is gehouden met leefgebieden van zoogdieren en de verbindingen daartussen. We wezen er bij eerdere vragen (PS2021-49) ook al op dat de verbindingen bij de provincie niet goed “op de kaart staan”. In het Plan van Aanpak wordt wel gesproken over vogels, en SOVON heeft daar ook een rapport voor opgesteld. Misschien zijn de ecoducten vergeten omdat vogels geen ecoducten nodig hebben?

Vragen:

  1. Wat betekenen de verschillende zones, uitgedrukt in bijvoorbeeld het aantal bezoekers per dag, vervoersbewegingen per dag, geluidsoverlast, etc. en de ontwikkeling daarvan?

  2. Hoe is de zonering gemaakt, wat zijn de ontwerpprincipes geweest? Welke onderliggende kaarten zijn gebruikt om de zoneringskaart te tekenen?

  3. Moet er niet een gebied van minstens 10-20 ha om elk ecoduct zone D* zijn, en, beter nog, moet het gebied van tenminste 500 m rondom ecoducten niet D* zijn?

  4. Sommige ecoducten liggen in een zone D “Rustig gebied afgesloten tijdens broedseizoen”. Wat geldt er in zo’n zone buiten het broedseizoen ? Is het dan zone C, of zone A ? Geldt het alleen tijdens broedseizoen, of ook tijdens de bronst?

  5. Moeten ecoducten en leefgebieden en EVZ’s niet met elkaar verbonden zijn met verbindingen die alleen door zone D(*) en/of C(*) lopen, om te zorgen dat de (dure) ecoducten goed functioneren ? Is hier door deskundigen een advies over opgesteld ? Is er een ecologische toets gedaan?

  6. Zullen de lichtblauwe zones “Zonering (nog) onbekend” rond ecoducten (zo snel mogelijk) zone D(*) of C(*) worden?
  7. Is er in de zones nog verschil tussen beleid in de zomer en in de winter (als er weinig voedsel is, en de dieren zo min mogelijk verstoord moeten worden)?

  8. Is er in de zones nog verschil tussen beleid overdag en ‘s nachts?

  9. Zone D* betekent nu “Jaarrond afgesloten gebied”, maar het is niet duidelijk of het dan een rustig gebied is (zoals rustgebieden voor het wild) of niet (zoals bepaalde delen van defensieterreinen). Kan daar onderscheid in gemaakt worden ?

  10. Er is door SOVON een rapport opgesteld voor 7 soorten vogels. Zandhagedissen worden veel overreden als ze zonnen op fietspaden. Is er ook een rapport voor de andere diersoorten, bijvoorbeeld de Zandhagedis of het Vliegend Hert?

  11. In bijlage 1 van het Plan van Aanpak staat: “Voor zoneringsmaatregelen en voor voorzieningen om de zonering te laten functioneren zoals parkeerplaatsen, uitkijkpunten, verbeterde fietspaden etc. vervalt de vergunningplicht.

    Waarom mag die vergunningplicht vervallen? Waar is de onderbouwing daarvan?

  12. In bijlage 1 van het Plan van Aanpak staat ook: “Er is geen intentie om het recreatiezoneringsplan op te nemen in de provinciale omgevingsvisie. Het wordt alleen onderdeel van het beheerplan. Het kan wel geeffectueerd worden via andere plannen, bijvoorbeeld de omgevingsverordening, maar daar gaat het geen deel van uitmaken.

    Waarom niet? Is de zonering niet ook een soort van “visie”, die, net als andere kaarten bij de visie, door Provinciale Staten vastgesteld zou moeten worden? Is het geen goede manier om aan te geven dat we in de rustige gebieden geen extra activiteiten willen, zoals aanleggen of bouwen?

  13. Op de website https://www.veluweop1.nl/project/recreatiezonering/ staat “Een recreatieondernemer aan de rand van het Veluwemassief kreeg bij de rechter niet de toestemming die hij nodig had om een nog aantrekkelijker aanbod te maken voor zijn bezoekers. De uitbreiding die hij voor ogen had, was niet goed voor de zwarte specht die in dat gebied leeft en noch deze ondernemer, noch de gemeente kon aantonen dat er elders hard werd gewerkt aan een alternatief leefgebied voor de zwarte specht. Het wordt tijd dat we op de Veluwe kunnen laten zien dat we ons daar voor hard maken zodat de kansen worden vergroot op ruimte voor economische ontwikkelingen.

    In de Statenbrief (PS2021-96) staat: “Het kan drukker worden, of juist rustiger.

    Op blz. 30 van SOVON rapport 2020-29 staat dat met optimale recreatiezonering bijvoorbeeld de populatie Wespendieven kan groeien van 95 naar 104 broedparen. Het instandhoudingsdoel is 100. Wijst dit er niet op dat het nog maar de vraag is of het plan goed uit zal pakken, en dat de provincie vooralsnog geen extra recreatie zou moeten toestaan, tot het ook echt weer goed gaat met de natuur?

  14. Kunnen zo spoedig mogelijk ook de GIS-bestanden van de conceptrecreatiezoneringskaart bij de vergaderstukken worden gevoegd, zodat we eenvoudiger de plaatsen van bijvoorbeeld ecoducten op de zoneringskaart kunnen laten zien?


Luuk van der Veer
Lid Provinciale Staten van Gelderland
Partij voor de Dieren

Indiendatum: 12 feb. 2021
Antwoorddatum: 9 mrt. 2021

Vraag 1:
Wat betekenen de verschillende zones, uitgedrukt in bijvoorbeeld het aantal bezoekers per dag, vervoersbewegingen per dag, geluidsoverlast, etc. en de ontwikkeling daarvan?

Antwoord:
In de recreatiezoneringsmethodiek zoals die nu wordt ontwikkeld, worden twee principes toegepast om te sturen op de verstoringsdruk:

1)
Maaswijdte. De maaswijdte geeft de maat voor de omvang van terreindelen tussen aangrenzende paden. In zone C* streven terreinbeheerders naar maaswijdtes van tenminste 50 ha. Dat betekent dat er tussen paden, rustige kernen zonder betreding zijn van 50 ha of meer. Voor zone C is de maaswijdte 25 ha en voor zone B 5 ha. Voor zone A, de zone met het meest intensieve recreatieve medegebruik, is geen maaswijdte aangegeven. Zone D/D* is voor recreanten niet toegankelijk (respectievelijk in het broedseizoen en jaarrond).De toepassing van het instrument ‘maaswijdte’ en de gehanteerde maaswijdtes zijn gebaseerd op het rapport van Sovon waarnaar u verwijst in vraag 10. In dit rapport is de best beschikbare kennis over dosis-effectrelaties op het gebied van (recreatieve) verstoring meegenomen.

2)
Aanbod van typen recreatie en daarbij behorende faciliteiten (parkeerplaatsen, routes, bezoekerscentra etc. Om te kunnen sturen op de mate van recreatieve verstoring kan per zone onderscheid gemaakt worden in het aanbod van faciliteiten voor recreanten. In zones A is er een intensief aanbod aan routes, paden en uitzichtpunten. Ook zal men in of grenzend aan deze zone bezoekerscentra en horeca aantreffen. Het aanbod neemt af van zone B naar zone D. Hiermee is sturing mogelijk op bezoekersaantallen, de mate van verstoring die door bezoekers ondernomen activiteiten met zich meebrengen en de te verwachten ontwikkeling daarin. Er zijn in de recreatiezoneringsmethodiek geen absolute bezoekersaantallen genoemd. Het ontbreekt daarvoor aan de ecologische kennis over dosis-effectrelaties. (Dit kennishiaat is onlangs ook benoemd door het Kennisnetwerk OBN in de recente rapportage ‘Ecologisch assessment van de landschappen van Nederland: analyse door het Kennisnetwerk OBN’). Bezoekersaantallen zijn in de praktijk bovendien erg moeilijk te sturen en te controleren. Een instrument zoals maaswijdte, biedt betere sturingsmogelijkheden.

Vraag 2:
Hoe is de zonering gemaakt, wat zijn de ontwerpprincipes geweest? Welke onderliggende kaarten zijn gebruikt om de zoneringskaart te tekenen?

Antwoord:
We maken in de beantwoording onderscheid naar het ontwerp van 1) de zoneringsmethodiek en 2) de zoneringskaart.

Ad. 1)
Zoneringsmethodiek: De zoneringsmethodiek die wordt ontwikkeld is in eerste aanleg gebaseerd op een door Staatsbosbeheer ontwikkelde en beproefde zoneringsindeling voor natuurgebied De Pelen. De zoneringsmethodiek wordt verfijnd op basis van inzichten uit actueel ecologisch onderzoek, dit heeft onder andere geresulteerd in het toevoegen van het maaswijdte-criterium.

Ad 2)
Zoneringskaart: De onderbouwing van de zonering loopt via twee sporen: de ecologische onderbouwing en het ruimtelijke beeld van recreatie en toerisme.

Ecologische onderbouwing
Een belangrijke ecologische onderlegger voor de zonering is een door Sovon ontwikkelde kaart met de optimale zonering voor verstoringsgevoelige Vogelrichtlijnsoorten. Op deze kaart is voor zeven verstoringsgevoelige vogelsoorten (waarvoor Natura 2000-doelen gelden) aangegeven hoe een optimale recreatiezonering eruit zou zien. Deze zeven vogelsoorten kunnen als gidssoorten gezien worden voor andere soorten die eveneens baat hebben bij de gerealiseerde rust. Zo profiteert bijvoorbeeld de boommarter van verbeteringen in het leefgebied van de zwarte specht. Bij het opstellen van de recreatiezonering is daarnaast gebruik gemaakt van de Habitattypenkaart Veluwe en van overzichtskaarten met hotspots en knelpunten voor reptielen, zoals opgesteld door Ravon. De knelpunten voor reptielen zijn vooral gekoppeld aan lijnvormige elementen, zoals fietspaden. De vertaling daarvan gebeurt dan ook niet zozeer naar de vlakken op de zoneringskaart, maar meer in de fase waarin concrete zoneringsmaatregelen genomen worden (zoals bijv. aanpassing van een fietsroute). Ook is gekeken naar rustgebieden voor wild, zoals die nu al door terreineigenaren beheerd worden.

Bij de operationalisering van de kaart in maatregelen, de fase waarin we nu aanbeland zijn, wordt ook gekeken naar de relatie tussen de zoneringsmaatregelen en het voorkomen van de verschillende (Natura 2000-)soorten. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 10.

Ruimtelijke beeld recreatie en toerisme en recreatief gebruik
Bij het opstellen van de zoneringskaart is ook rekening gehouden met het ruimtelijke beeld van recreatieve routes, recreatieve hotspots zoals horeca, infrastructuur, vakantieparken en verstedelijking alsmede naar het recreatief gebruik dat hier uit voortkomt. Daarvoor is gebruik gemaakt van topografische kaarten en de expert judgement van deelnemers aan het proces. Er is niet alleen gekeken naar de actuele situatie maar ook de koppeling gemaakt met te verwachten ontwikkelingen (bijvoorbeeld bekende nieuwbouwlocaties, toename elektrisch fietsen, etc.) en metambities en visies op het gebied van recreatie en toerisme.

Vraag 3:
Moet er niet een gebied van minstens 10-20 ha om elk ecoduct zone D* zijn, en, beter nog, moet het gebied van tenminste 500 m rondom ecoducten niet D* zijn?

Antwoord:
In het landelijke Meerjaren Programma Ontsnippering (MJPO) is door de samenwerkende partijen (nationaal en internationaal) veel kennis opgebouwd over de inrichting en het functioneren van faunapassages. Dit heeft geresulteerd in Leidraden en Richtlijnen die als ‘de standaard’ gezien worden. Daarin zijn degelijke eisen niet opgenomen. De praktijk leert dat ecoducten voor de doelsoorten ook kunnen functioneren, wanneer er niet dergelijke afgesloten zones ‘omheen’ liggen.

Vraag 4:
Sommige ecoducten liggen in een zone D “Rustig gebied afgesloten tijdens broedseizoen”. Wat geldt er in zo’n zone buiten het broedseizoen? Is het dan zone C, of zone A? Geldt het alleen tijdens broedseizoen, of ook tijdens de bronst? (8)

Antwoord:
Buiten het broedseizoen is het zone C/C*. De afsluiting geldt niet tijdens de bronst. Verstoring in relatie tot de bronst, speelt vooral voor zonsopkomst en na zonsondergang, dan zijn de terreinen op basis van het vigerende openstellingsbeleid niet vrij toegankelijk. Dit neemt niet weg dat in het kader van de recreatiezonering door terreinbeheerders ook gekeken wordt naar maatregelen om verstoring tijdens de bronst te voorkomen/verminderen. Denk bijvoorbeeld aan een (tijdelijk) verbod op parkeren in de berm, of het tijdelijk afsluiten van een parkeerterrein.

Vraag 5:
Moeten ecoducten en leefgebieden en EVZ’s niet met elkaar verbonden zijn met verbindingen die alleen door zone D(*) en/of C(*) lopen, om te zorgen dat de (dure) ecoducten goed functioneren? Is hier door deskundigen een advies over opgesteld? Is er een ecologische toets gedaan?

Antwoord:
Door provincie, Rijkswaterstaat, ProRail, gemeenten en terreinbeheerders is ten tijde van de aanleg goed gekeken naar de positie van de verschillende faunavoorzieningen ten opzichte van elkaar, zodat gekomen wordt tot een goed functionerend netwerk van passages. Bij de inrichting van de voorzieningen is rekening gehouden met de eisen van de doelsoorten. De MJPO Leidraden en Richtlijnen zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en getoetst in een netwerk van nationale en internationale experts. De recreatiezonering dateert van later datum en de zoneringsmethodiek was op dat moment nog niet bekend. Deze methodiek is niet afzonderlijk ecologisch getoetst in relatie tot het functioneren van faunapassages. De zoneringsmethodiek en concept recreatiezoneringskaart zijn wel opgesteld in samenspraak met deskundigen (zie ook onder 2), die goed op de hoogte zijn van de positie, het belang en het beoogde en huidige functioneren van de ecoducten. In het opstellen van de zoneringskaart is ook rekening gehouden met de situatie van grotere zoogdieren. Het oordeel van betrokken deskundigen (zoals boswachters ecologie) is dat een zone C of D niet als minimale vereiste te zien is. De huidige praktijk wijst uit dat ook terreinen die op dit moment ingericht zijn op een niveau dat vergelijkbaar is met zone B uit de recreatiezonering, kunnen functioneren in de verbinding van leefgebieden.

Vraag 6:
Zullen de lichtblauwe zones “Zonering (nog) onbekend” rond ecoducten (zo snel mogelijk) zone D(*) of C(*) worden?

Antwoord:
De terreinen die op dit moment nog als ‘zonering onbekend’ op de kaart zijn, zijn eigendom van particulieren. Het zijn veelal (clusters van) kleinere percelen. Het is nog niet gelukt om met deze eigenaren in contact te treden. Welke zone er aan toegekend kan worden, is ook afhankelijk van de huidige inrichting. Daar waar bijvoorbeeld veel kleine particuliere terreinen (die wel publiek toegankelijk zijn) aan elkaar grenzen, zal al snel sprake zijn van een maaswijdte die niet past bij de eisen die we stellen aan zone C. Tegelijkertijd is de verstoring hier mogelijk ook laag.

Vraag 7:
Is er in de zones nog verschil tussen beleid in de zomer en in de winter (als er weinig voedsel is, en de dieren zo min mogelijk verstoord moeten worden)?

Antwoord:
In het kader van de recreatiezonering is hierin geen verschil gemaakt. In algemene zin geldt wel dat de recreatiedruk in de winter lager is dan in de zomer.

Vraag 8:
Is er in de zones nog verschil tussen beleid overdag en ‘s nachts ?

Antwoord:
Conform het huidige openstellingsbeleid van de betrokken terreineigenaren zijn de terreinen enkel toegankelijk tussen zonsopkomst en zonsondergang.

Vraag 9:
Zone D* betekent nu “Jaarrond afgesloten gebied”, maar het is niet duidelijk of het dan een rustig gebied is (zoals rustgebieden voor het wild) of niet (zoals bepaalde delen van defensieterreinen). Kan daar onderscheid in gemaakt worden?

Antwoord:
In het kader van de recreatiezonering is er voor gekozen dat onderscheid niet te maken. De oorspronkelijke legenda had meer categorieën maar dat kwam de leesbaarheid van de kaart niet ten goede en leidde tot verwarring bij de minder ingevoerde ‘lezer’. Er is gekozen voor een categorie-indeling die vooral inzichtelijk maakt welke recreatie-intensiteit er in een gebied beoogd wordt.

Vraag 10:
Er is door SOVON een rapport opgesteld voor 7 soorten vogels. Zandhagedissen worden veel overreden als ze zonnen op fietspaden.(9) Is er ook een rapport voor de andere diersoorten, bijvoorbeeld de Zandhagedis of het Vliegend Hert?

Antwoord:
Onder vraag 2 verwijzen wij al naar de kaart die door RAVON is opgesteld voor reptielen. Op korte termijn gaat een consortium van partijen aan de slag met het uitwerken van herstelprogramma’s voor bos, heide en stuifzanden op de Veluwe. Over deze herstelprogramma’s ontvangt u binnenkort een informerende statenbrief.

Vraag 11:
In bijlage 1 van het Plan van Aanpak (10) staat: “Voor zoneringsmaatregelen en voor voorzieningen om de zonering te laten functioneren zoals parkeerplaatsen, uitkijkpunten, verbeterde fietspaden etc. vervalt de vergunningplicht.” Waarom mag die vergunningplicht vervallen? Waar is de onderbouwing daarvan?

Antwoord:
Voor maatregelen die opgenomen zijn in het Natura 2000 Beheerplan Veluwe geldt geen vergunningplicht voor de Wnb. Het betreft hier immers maatregelen die genomen worden ten behoeve van de natuur en waarvan de verwachting is dat zij positief bijdragen aan het behalen van de instandhoudingsdoelen. Als het ‘maatregelprogramma recreatiezonering’ vastgesteld wordt als onderdeel van het Natura 2000-beheerplan dan vervalt daarmee de Wnb-vergunningplicht voor maatregelen die onderdeel zijn van het recreatiezoneringsprogramma. Deze maatregelen moeten er samen ook nadrukkelijk voor zorgen dat de verstoring van de Veluwenatuur duurzaam afneemt. Zo zou het in het plan van aanpak genoemde voorbeeld van het uitkijkpunt er bijvoorbeeld toe moeten leiden dat bezoekers een stuifzand niet meer betreden, maar dat op afstand beleven vanaf een plek die minder kwetsbaar en verstoringsgevoelig is.

Vraag 12:
In bijlage 1 van het Plan van Aanpak(12) staat ook: “Er is geen intentie om het recreatiezoneringsplan op te nemen in de provinciale omgevingsvisie. Het wordt alleen onderdeel van het beheerplan. Het kan wel geeffectueerd worden via andere plannen, bijvoorbeeld de omgevingsverordening, maar daar gaat het geen deel van uitmaken.” Waarom niet? Is de zonering niet ook een soort van “visie”, die, net als andere kaarten bij de visie, door Provinciale Staten vastgesteld zou moeten worden? Is het geen goede manier om aan te geven dat we in de rustige gebieden geen extra activiteiten willen, zoals aanleggen of bouwen?

Antwoord:
Het recreatiezoneringsplan is een nadere uitwerking van het Beheerplan Natura 2000 Veluwe. Daarmee is het een instrument voor natuurbescherming. De functie ervan is sturing op het dagrecreatieve gebruik van de Veluwe. Het is geen instrument voor ruimtelijke ordening. Het gaat dus niet over (verblijfs)bestemmingen en het heeft geen directe planologische werking.

Vraag 13:
Op de website https://www.veluweop1.nl/proje... staat “Een recreatieondernemer aan de rand van het Veluwemassief kreeg bij de rechter niet de toestemming die hij nodig had om een nog aantrekkelijker aanbod te maken voor zijn bezoekers. De uitbreiding die hij voor ogen had, was niet goed voor de zwarte specht die in dat gebied leeft en noch deze ondernemer, noch de gemeente kon aantonen dat er elders hard werd gewerkt aan een alternatief leefgebied voor de zwarte specht. Het wordt tijd dat we op de Veluwe kunnen laten zien dat we ons daar voor hard maken zodat de kansen worden vergroot op ruimte voor economische ontwikkelingen.”

In de Statenbrief (PS2021-96)(12) staat: “Het kan drukker worden, of juist rustiger.”

Op blz. 30 van SOVON rapport 2020-29 staat dat met optimale recreatiezonering bijvoorbeeld de populatie Wespendieven kan groeien van 95 naar 104 broedparen. Het instandhoudingsdoel is 100. Wijst dit er niet op dat het nog maar de vraag is of het plan goed uit zal pakken, en dat de provincie vooralsnog geen extra recreatie zou moeten toestaan, tot het ook echt weer goed gaat met de natuur?

Antwoord:
Recreatiezonering is één van de onderdelen van het Beheerplan N2000 Veluwe. Het is dus onderdeel is van een bredere aanpak voor herstel van de Veluwe natuur.

Vraag 14:
Kunnen zo spoedig mogelijk ook de GIS-bestanden van de conceptrecreatiezoneringskaart bij de vergaderstukken worden gevoegd, zodat we eenvoudiger de plaatsen van bijvoorbeeld ecoducten op de zoneringskaart kunnen laten zien?

Antwoord:
Als bijlage bij deze antwoorden is een pdf van de zonering met de ecoducten en faunapassages opgenomen. Wij stellen de GIS bestanden via de griffie ter beschikking.

Tenslotte
In uw inleiding doet u een aantal constateringen ten aanzien van de zonering bij ecoducten. Voor de volledigheid geven wij u daar ook een toelichting op:

Ecoduct Hulshorst ligt niet in zone D*.
Toelichting:
Het gebied is inderdaad gemarkeerd als D, afgesloten tijdens broedseizoen. Buiten het broedseizoen is het toegankelijk. Met bebording is wel aangegeven dat het een rustgebied betreft.

Op 100 m van het ecoduct is een zone B “Matig intensief recreatief medegebruik”, de op een na drukste zone.
Toelichting:
Dit heeft te maken met de maaswijdte tussen de paden en wegen op de betreffende locatie. Er liggen daar veel openbare wegen, waardoor we het gebied typeren als een zone B. Deze maaswijdte is gezien de aanwezige infrastructuur ook moeilijk aan te passen. Betrokken beheerders geven aan dat het ecoduct desondanks goed functioneert voor groot wild.

Ecoduct Tolhuis ligt niet in zone D*. De aansluiting tussen de Oldebroeksche Heide en de ecologische verbindingszone Hattemse poort (die in de Gelderse omgevingsvisie staat) kan alleen gemaakt worden via een zone B, of via het lichtblauwe gebied “Zonering (nog) onbekend”, langs de grens Hattem – Heerde. Dat gebied is echter omrasterd door de rasters van een landgoed.
Toelichting:
Hierover is nog overleg met de betreffende eigenaren.

Ecoduct Hoog Buurlo ligt slechts voor de helft in zone D*.
Toelichting:
Dit is inmiddels aangepast op de concept zoneringskaart, nu aan beide zijden D*.

De verbinding tussen het ecoduct over de A1 en het ecoduct over de spoorverbinding loopt door een zone B.
Toelichting:
Dit is in lijn met de bestaande situatie. De zone B is een productiebos op het Kroondomein. De bosproductie gaat niet samen met de aanwezigheid van veel staand wild. Het terrein is echter wel goed passeerbaar voor wild. Op beide ecoducten vindt cameramonitoring plaats. Die monitoring laat zien dat beide ecoducten intensief gebruikt worden, zowel door zoogdieren als door reptielen en amfibieën.

Ecoduct Harm van de Veen ligt niet in zone D*.
Toelichting:
Dit is inmiddels aangepast op de concept zoneringskaart. Aan beide zijden D*.

Ecoduct Kootwijkerzand ligt niet in zone D*.
Toelichting:
Dit is inmiddels aangepast op de concept zoneringskaart naar D*.

De verbinding van het ecoduct naar het zuiden wordt in het Loobosch door twee gele gebieden (zone B) “in de tang genomen”.
Toelichting:
Het klopt dat zone C hier aan beide zijden geflankeerd wordt door zone B. Zone B is in lijn met de actuele situatie qua recreatief gebruik en verstoring. In het kader van de recreatiezonering zullen er enkele maatregelen genomen worden om het gebied iets rustiger te maken, bijv. verplaatsing van een fietspad. Er komen geen recreatieve faciliteiten bij. In de huidige situatie is het gebied voldoende passeerbaar voor wild. Van het ecoduct wordt in de praktijk ook goed gebruik gemaakt.

Ecoduct Woeste Hoeve ligt niet in zone D*. De oostelijke helft ligt in een lichtblauwe zone “Zonering (nog) onbekend”.
Toelichting:
Dit is inmiddels aangepast op de concept zoneringskaart. Wat verder ten oosten van het ecoduct is inderdaad een terrein gelegen waarvan de zonering (nog) niet bekend is. De terreinen die op dit moment nog als ‘zonering onbekend’ op de kaart zijn, zijn eigendom van particulieren. Het is nog niet gelukt om met deze eigenaren in contact te treden. Welke zone er aan toegekend kan worden, is ook afhankelijk van de huidige inrichting. In de directe omgeving van het ecoduct zijn ook aanzienlijke zones C/C* aanwezig, waardoor geen problemen met de passeerbaarheid voor fauna verwacht worden.

Ecoduct Terlet ligt slechts voor de helft in zone D*.
Toelichting:
Het oostelijke deel mondt uit in een zone C*. Er zijn daar echter zo weinig paden dat de gebruiksintensiteit en daarmee de verstoring gelijk is aan een zone D. De betrokken beheerder geeft aan dat het ecoduct in de huidige situatie goed functioneert voor groot wild.

Hetzelfde geldt voor ecoduct Oud Reemst.
Toelichting:
Hier staat inderdaad een zone C ingetekend. Het betreffende terrein van Nationaal Park Hoge Veluwe heeft echter een zeer grote maaswijdte (afstand tussen de paden) en is verder ook niet toegankelijk voor recreanten.

Ecoduct Jac. P. Thijsse over de A12 ligt niet in zone D*.
Toelichting:
Dit zal worden aangepast op de zoneringskaart. Terreinen aan weerszijden zijn/worden zone D.

Ecoduct Wolfhezerheide ligt ook niet in zone D*.
Toelichting:
Het ecoduct mondt inderdaad aan beide zijden uit in zone C*. Het ecoduct is niet bedoeld als passage voor grotere zoogdieren. Het ecoduct is aangelegd om heidenatuur te verbinden en is ook ingericht voor extensief recreatief medegebruik (wandelpad). Het ecoduct en de toegangen daarnaartoe zijn aangelegd en ingericht voor heidesoorten (diverse insecten, amfibieën, reptielen en kleine zoogdieren). Voor die soorten functioneert het ecoduct ook, ondanks het recreatieve medegebruik, geeft de beheerder aan.

Gedeputeerde Staten van Gelderland
John Berends - Commissaris van de Koning
Pieter Hilhorst - secretaris

Wij staan voor:

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen sluiting van de jacht door winterse omstandigheden

Lees verder

Schriftelijke vragen Verkiezingscampagne TK2021 Nederland Slim Benutten

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer