Tech­nische vragen Jaar­stukken 2022


Indiendatum: 17 apr. 2023

Link naar de jaarstukken

1) Op pagina 10 staat dat “met een kleur is aangegeven of de activiteit wel of niet/gedeeltelijk is behaald. Indien een activiteit niet of niet geheel is uitgevoerd, dan heeft deze de kleur geel.”

Vraag

Wat is de reden dat geen uitsplitsing is gemaakt tussen niet uitgevoerd en niet geheel uitgevoerd? Is het uw ambitie om bij de volgende jaarrekening wel deze uitsplitsing te maken en om een activiteit die niet is uitgevoerd de kleur rood te geven?

Antwoord

Op woensdag 12 oktober 2022 heeft de workshop Doorontwikkeling P&C cyclus plaatsgevonden. Rood wordt niet als een prettige kleur ervaren om op het scherm te zien. Daarom is voor de provinciale kleuren groen en geel gekozen. Hierbij is unaniem ingestemd met de wijze waarop de behaalde resultaten in de Jaarstukken worden weergegeven. De huidige kleurstellingen achten we voldoende duidelijk.

2) Op pagina 16 staat dat “op initiatief van uw Staten stellen we een Winterfonds op van € 10 miljoen waarmee maatschappelijke, publieke, sportorganisaties en het MKB kunnen worden ondersteund nu de energierekening flink gestegen is.” Het resultaat staat op volledig behaald (groen).

Vraag

In hoeverre zijn gemeenten verplicht om rekening en verantwoording af te leggen over de besteding van de winterfondsgelden? Dienen zij eventueel niet-bestede gelden terug te betalen aan de provincie? Zo ja, welke termijn wordt hiervoor gehanteerd?

Antwoord In lijn met uw wensen om gelet op de urgentie snel te handelen zijn de afgegeven subsidies direct vastgesteld, met een beperkte verantwoording. De gehanteerde projectperiode loopt tot 31-12-2023. In de beschikking zijn beperkt verplichtingen en voorwaarden opgenomen. We verwachten dat de gemeenten snel kunnen handelen en de middelen volledig kunnen wegzetten. Na afloop van de projectperiode dienen de gemeenten een kort verslag aan te leveren.

3) Op pagina 55 staat dat we het onderzoek afronden “naar een effectieve aanpak van de landbouwemissies in de 32 grondwaterafhankelijke oppervlaktewateren waar de grondwaterkwaliteit tekortschiet en we ontwikkelen een voorstel voor concrete maatregelen.” In de toelichting op pagina 56 wordt verwezen naar statenstuk PS2022-574 met betrekking tot Fase 1 van het onderzoek.

Vraag

Is het mogelijk de resultaten van het Fase 1 van het onderzoek in te zien?

Antwoord

Op 14 september 2022 is door uw Staten als onderdeel van de Agenda Economie, Energie en Klimaat bij punt 3 consulterend gesproken over (Grond)waterkwaliteit in Gelderland nader bekeken (PS2022-574). De resultaten van het onderzoek van de WUR naar de grondwaterafhankelijke beken, fase 1 waren daar als bijlage opgenomen. Betreft Bijlage WUR rapport Invloed grondwater op grondwaterafhankelijke Gelderse en Utrechtse beken.

4) Op pagina 77 staat: “We leggen faunapassages over provinciale wegen aan om natuurgebieden beter te verbinden.” Deze activiteit wordt gekoppeld aan statenstuk PS2022-938.

Vraag

Klopt de koppeling tussen activiteit en statenstuk? PS2022-938 gaat immers niet over “faunapassages over provinciale wegen.” Het gaat over het voorkomen van wildaanrijdingen door middel van onder andere rasters, roosters, wildtunnels, faunaduikers en bebording.

Antwoord

Ja, die koppeling klopt. In het Statenstuk Aanpak voorkomen wildaanrijdingen (PS2022-938) gaan wij in op onze aanpak ter voorkoming van wildaanrijdingen, die wij uitvoeren vanuit onze titel van wegbeheerder of vanuit natuurbeheer. Vanuit de rol als wegbeheerder gaat het dan vooral om voorzieningen om wilde dieren van de weg te weren, om de kans op ongevallen te verminderen. Denk aan zwijnverdwijnblokken, wildrasters of voorzieningen om weggebruikers te attenderen op wild zoals elektronische wildsignalering of bebording. Vanuit onze rol voor het natuurbeheer leggen we echter ook op plekken faunavoorzieningen als faunatunnels, ecoducten en ecoduikers, looprichels, etc aan onder of op onze wegen voor het verbinden van natuurgebieden en verbeteren de oversteekbaarheid van onze wegen voor vele dieren. Het statenstuk geeft inzicht in beiden. In de toelichting staat dat “de andere drie voorzieningen zijn komen te vervallen, die bleken niet haalbaar of niet meer noodzakelijk.”

Vraag

Waar kunnen we nadere informatie vinden om te controleren op welke grond geconcludeerd is dat deze voorzieningen niet langer noodzakelijk waren of onhaalbaar geworden zijn?

Antwoord

De programmering van faunavoorzieningen op provinciale wegen loopt mee met de trajectprogrammering van het groot onderhoud van provinciale wegen. Dit betekent dat doorgaans vier jaar voorafgaand aan het geplande onderhoud van provinciale wegen de wegtrajecten worden beoordeeld vanuit het perspectief ontsnippering. Daarbij worden knelpunten voor dieren geïdentificeerd. Vervolgens wordt een eerste verkenning gedaan naar mogelijke oplossingen voor de knelpunten. Als er voldoende urgentie, oplossingsmogelijkheden én middelen zijn, dan kan een faunavoorziening verder worden opgenomen worden in de trajectprogrammering. Deze worden dan opgenomen in de trajectbladen, die voor het groot onderhoud van de provinciale wegen worden opgesteld. Het komt voor dat na de verkenning een faunavoorziening niet verder doorgezet wordt naar uitvoering. Dat kan meerdere oorzaken hebben, zoals uitvoeringstechnisch niet haalbaar, voorziening valt veel duurder uit dan in de verkenning begroot, uitwerking van een faunavoorziening kost meer tijd en sluit daardoor niet aan met de uitvoering van het groot onderhoud van de weg of uit nader onderzoek blijkt dat het faunaknelpunt niet (meer) urgent is. Dan wordt de voorziening uit het trajectblad te vervallen.

5) Op pagina 78 staat in de toelichting dat de “beleidsregels voor tegemoetkoming faunaschade zijn geactualiseerd en er is gewerkt aan het veilig leren samenleven met de wolf.”

Vraag

Waar kunnen we de informatie vinden wat voor activiteiten gedaan zijn om veilig te leren samenleven met de wolf?

Antwoord

Wij dragen hieraan bij door voorlichting te geven over de wolf en daarmee te werken aan draagvlak voor de wolf. Bijvoorbeeld met het voorlichtingsfilmpje “De wolf in Gelderland” op de provinciale website. Daarnaast dragen we bij aan een goede monitoring van de aanwezigheid van de wolven in Gelderland en rapporteren we daar regelmatig over via de periodieke rapportages van BIJ12. We ondersteunen een wolvencommissie, verstrekken we subsidie voor het treffen van beschermende maatregelen en zorgen we voor een passende tegemoetkoming in de schade voor het geval er toch gehouden dieren worden aangevallen. En ook we werken we interprovinciaal samen op dit gebied en wordt er voorlichting gegeven over veilig leren samenleven met de wolf op de interprovinciale website van BIJ12. Met dit geheel aan activiteiten verwachten wij bij te dragen aan het draagvlak en het leren om veilig samen te leven met de wolf. Uw Staten hebben tot slot over het onderwerp afgelopen februari ook een informerende Statenbrief ontvangen ‘Wolf in Gelderland, stand van zaken’ (PS2023-124).

6) Op pagina 81 staat dat “we stimuleren natuurinclusieve landbouw, biodiversiteit langs wegen en wateren en meer biodiversiteit en bomen in de steden en dorpen.” Deze activiteit wordt gekoppeld aan statenstuk PS2022-430.

Vraag

Klopt de koppeling tussen activiteit en statenstuk? PS2022-430 gaat namelijk over de aanpak toekomstbestendige bedrijventerreinen.

Antwoord

Ja, deze koppeling klopt. Met de Aanpak toekomstbestendige bedrijventerreinen ondersteunen wij bedrijventerreinen en gemeenten bij het door ontwikkelen en verduurzamen van bestaande bedrijventerreinen. Eén van de doelstellingen die daarbij meegenomen wordt is biodiversiteit op bedrijventerreinen door vergroening. Zie voor meer informatie de brochure Hoe vergroenen we bedrijventerreinen. Het Statenstuk Voortgang RPW's en Aanpak toekomstbestendige bedrijventerreinen (PS2022-430) geeft inzicht in de resultaten van en ervaringen met de Aanpak toekomstbestendige bedrijventerreinen.

7) Op pagina 112 staat: “We werken mee met de uitvoering van het landelijk verbod op varend ontgassen, nemen deel aan de Taskforce en monitoren van het aantal ontgassingen in Gelderland met e-noses (elektronische neuzen).” In de toelichting staat dat we blijven meten in “afwachting van voortgang op rijksniveau.”

Vraag

Waar zijn de cijfers over het aantal ontgassingen in Gelderland te vinden?

Antwoord

De e-noses zijn een pilot-project vanuit het rijk waaraan Gelderland deelneemt, vooruitlopend op het landelijk verbod op varend ontgassen. Er wordt op dit moment aan een rapportage rondom de e-noses gewerkt waarin ook cijfers van de laatste drie jaar opgenomen zijn. We kunnen deze rapportage met uw staten delen.

8) Op pagina 170 wordt aangegeven dat “de aanbesteding voor aanleg infrastructuur, bouwrijp maken en landschappelijke inpassing wordt in 2023 gestart zodat nadat er een exploitant is kan worden gegund. De reden voor de vertraging is dezelfde als genoemd onder 1.”

Vraag

Klopt het dat de aanbesteding voor de tweede activiteit gestart wordt in 2023 voordat definitief vaststaat dat een partij is geselecteerd “voor aanleg en exploitatie van de RTG”? Staat het resultaat van de “aanbesteding van aanleg infrastructuur, landschappelijke inpassing en bouwrijp maken van het RTG terrein” op dit moment (april 2023) op niet uitgevoerd of niet geheel uitgevoerd?

Antwoord

De aanbesteding van de aanleg infrastructuur, bouwrijp maken en landschappelijke inpassing start medio 2023. Dan is er nog geen partij geselecteerd “voor aanleg en exploitatie van de RTG”. Pas nadat er sprake is van een exploitant, oftewel de gunning van de concessie aanleg en exploitatie RTG is verleend, wordt de aanbesteding van de aanleg infrastructuur, bouwrijp maken en landschappelijke inpassing afgerond met de gunning van de werken. De start van een aanbesteding verplicht overigens niet tot gunning, de aanbesteding van de werken kan als er géén exploitant wordt geselecteerd worden gestopt. Het tijdig starten van de aanbesteding voor de werken geeft partijen de tijd om tot een goede aanbieding te komen en is noodzakelijk om het tijdspad voor de aanleg van de RTG te halen. Dit is namelijk gerelateerd aan de werkzaamheden voor de spooraansluiting op de Betuweroute die zowel op terrein van ProRail als op het terminalterrein moeten plaatsvinden. Het resultaat van de “aanbesteding aanleg infrastructuur, bouwrijp maken en landschappelijke inpassing” staat op dit moment op niet uitgevoerd.

9) Op pagina 183 en pagina 195 wordt www.waarstaatjeprovincie.nl genoemd. Deze website is op dit moment (april 2023) echter niet meer bereikbaar.

Vraag:

Klopt het dat feitelijk beoogd wordt om te verwijzen naar https://data.overheid.nl/en/co...;

Antwoord

Op pagina 183 van de PDF bovenaan staat het volgende: De BBV-indicatoren zijn door het IPO vastgesteld en zijn tot en met 2022 landelijk gemonitord op de site www.waarstaatjeprovincie.nl. Vanaf 2023 gebeurt dit op de site Overzicht BBV indicatoren van het IPO. De PDF ondersteunt geen links. Conform afspraak met uw Staten bieden we de Jaarstukken alleen digitaal aan. In de digitale omgeving is in de Jaarstukken 2022 de link naar de site ‘Overzicht BBV indicatoren’ van het IPO opgenomen. De url van de site van het IPO is als volgt: https://www.ipo.nl/thema-s/fin...;

10) Eiwittransitie. Op pagina 192 staat als doel: “Vergroten van het aandeel plantaardig eiwit in de totale eiwitconsumptie in Oost-Nederland. Streefwaarde: 48% in 2030.“ De gepresenteerde cijfers voor het aandeel plantaardige eiwitten en het aandeel dierlijke eiwitten komen uit 2012-2016. Ze zijn niet specifiek voor Oost-Nederland.

Vraag

Wat is de reden dat er geen actuelere cijfers worden gebruikt die specifiek slaan op Oost-Nederland? Waarom is gekozen voor een bandbreedte van 5 jaar (2012-2016) in plaats van bijvoorbeeld de cijfers voor 2016 als uitgangspunt te nemen? Is het uw ambitie om bij de volgende jaarrekening een tijdsreeks te gebruiken bij eiwitconsumptie in lijn met de reek zoals te vinden is op pagina 193 bij “Verminderen huishoudelijk restafval”?

Antwoord

De cijfers voor de eiwitinname komen uit de Voedselconsumptiepeiling (VCP) van het RIVM. Dit onderzoek liep van eind 2012 tot en met 2016. Gedurende deze periode zijn voedselconsumptiegegevens verzameld van 4.313 deelnemers van 1 tot en met 79 jaar. Dit is een onderzoek over meerdere jaren geweest. Daarom zijn er alleen gegevens beschikbaar op deze bandbreedte en kan er geen cijfer voor alleen 2016 worden weergegeven. De cijfers gaan specifiek over Oost-Nederland. De data is niet beschikbaar op het niveau van Gelderland. Er zijn minimale verschillen tussen de landsdelen (max verschil van +/- 2 gram), en het landelijke gemiddeld wijkt ook minimaal af van de regionale cijfers. De cijfers voor Oost-Nederland zijn daarom een goede indicatie voor de eiwitinname in Gelderland.

Er is een nieuw onderzoek uitgezet voor de periode 2019 en 2021. Hiervan zijn de gegevens al deels beschikbaar. Echter, de gegevens over de inname van energie en voedingsstoffen worden pas later in 2023 verwacht. De eiwitinname gegevens vallen hier ook onder. Zodra deze cijfers beschikbaar zijn zullen de huidige cijfers worden geüpdatet. Wel zal dit ook weer een bandbreedte zijn, omdat de VCP meerdere jaren beslaat. De website die vermeld staat als bron (wateetnederland.nl) was op het moment van opmaken van de jaarstukken nog ingericht op het onderzoek van 2012-2016. Hier stonden de gegevens per landsdeel vermeld.

De afgelopen tijd is de website aangepast met de gegevens van 2019-2021, vandaar dat de gegevens niet meer op deze website terug te vinden zijn. Zoals hierboven al vermeld zijn de gegevens over de inname van energie en voedingstoffen voor de periode 2019-2021 nog niet beschikbaar. Deze volgen later in 2023. De gegevens van 2012-2016 zijn terug te vinden in de RIVM-statline. Dat is de database van het RIVM. Hier zijn de gegevens in tabelvorm terug te vinden en kan ook de regio geselecteerd worden. Bij een volgende jaarrekening zal de bronvermelding van deze database worden toegevoegd, zodat ook bij aanpassing van de website door het RIVM de gegevens nog wel terug te vinden zijn.

11) Op pagina 254 staat dat “in 2021 is een 217A onderzoek naar het functioneren van het Gelders Stelsel en de omgevingsdiensten uitgevoerd (…) Een mogelijk aanvullend 217A onderzoek is in deze context voor 2022 daarom niet aan de orde gebleken.” In deze tekst mist de conclusie dat de Gelders Stelsel van Omgevingsdiensten onvoldoende robuust en toekomstbestendig zijn (PS2022-188).

Vraag

Wat is de reden dat de negatieve conclusie van het onderzoek niet voor de volledigheid vermeld is in de jaarstukken?

Antwoord

In de Jaarstukken 2021 is hierover verantwoord op basis van het in de Begroting 2021 aangekondigde 217A onderzoek naar de uitvoering door de omgevingsdiensten in het licht van de oorspronkelijke bedoeling en de huidige context. De conclusie in de Jaarstukken 2021 is:

Het inventariserende 217a onderzoek heeft aangetoond dat het Gelders Stelsel van Omgevingsdiensten onvoldoende robuust en toekomstbestendig is: taken en bevoegdheden komen niet altijd overeen, communicatie, informatie en betrokkenheid verlopen niet altijd zoals het hoort en door een tekort aan gekwalificeerd personeel bestaan er achterstanden. Bovendien is de samenwerking te vrijblijvend en ligt de prioriteit primair bij de eigen organisatie in plaats van bij het stelsel als geheel. In de Begroting 2022 is destijds een mogelijk vervolgonderzoek aangekondigd in het licht van het 217A onderzoek uitgevoerd in 2021. Omdat ons college constateerde dat gemeenten, omgevingsdiensten en provincie gezamenlijk werken aan vernieuwing en verbetering van de vergunningverlening, toezicht en handhaving in de Gelderse samenleving in het kader van deze conclusie heeft er geen aanvullende onderzoek plaats gevonden. Na de behandeling van Statenbrief Onderzoek ex artikel 217a Provinciewet naar Gelders stelsel van omgevingsdiensten en vervolgtraject (PS2022-188) in uw Staten is in de zomer van 2022 het traject ‘Versterking Gelders Stelsel’ van start gegaan. In opdracht van voornoemde partijen in het Gelders Stelsel heeft een extern bureau inzichtelijk gemaakt hoe de robuustheid van het Gelders Stelsel te versterken en wat de betrokken partners nodig vinden om het Gelders Stelsel te verbeteren en versterken. De rapportage kunt u vinden via in het nieuwsbericht van d.d. 23 maart 2023: Provincie, gemeenten en omgevingsdiensten verder met verbeteren VTH-stelsel (gelderland.nl)

12) Op pagina 80 staat: “We hebben gronden aangekocht of afgewaardeerd voor boscompensatie en werken samen met gemeenten aan de uitvoering van bosprojecten. Er is ongeveer 38 hectare nieuw bos bijgekomen, vanuit meerdere beleidsopgaven (motie 18M38 Klimaatbos, Natuurpact uitbreiding GNN en de boscompensatie vanuit de SPUK Natuur).” Op pagina 286 staat: “Een van de doelen van de Wet natuurbescherming is het minstens gelijk houden van het totaaloppervlak bos in Nederland. Dit betekent dat gekapte houtopstanden moeten worden herplant. Het herplanten doen wij op een andere locatie (boscompensatie). Deze bospercelen kunnen wij verkopen, met vestiging van een kwalitatieve verplichting om het bos in stand te houden. In totaal hebben wij 5 hectare aan boscompensatie in ons bezit.” Er wordt in de jaarstukken gesproken van “nieuw bos” in het kader van boscompensatie, waarbij het gaat om het planten van bomen ter compensatie van eerder gekapte houtopstand.

Vraag

Hoe draagt de genoemde boscompensatie bij aan het doel van de Bossenstrategie van het Rijk en de Provincies dat er tot 2030 10% bosareaal bij komt in heel Nederland?

Antwoord

Voor de bossen die gekapt zijn of worden voor noodzakelijke herstelmaatregelen voor Natura 2000 gebieden – zoals bijvoorbeeld omvorming van (naald)bos naar andere natuurtypes, zoals heide en stuivend duin – geldt geen herplantplicht vanuit de Wet natuurbescherming. Wel zijn hierover vanuit de nationale Bossenstrategie bestuurlijk afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies om deze alsnog te gaan compenseren. Afgesproken is dat de hectares ontbossing, die sinds 2017 zijn of worden gekapt in het kader van herstelmaatregelen stikstof/N2000, worden gecompenseerd. Deze compensatie kan binnen bestaande natuurgebieden gerealiseerd worden, dan hebben we het over omvorming van natuur met lage vegetatietypen (vooral half natuurlijke soorten- en kruidenrijke graslanden) naar natuur met een bostype. Of het kan gaan om aanleg van nieuw bos op landbouwgrond buiten de natuurgebieden. De tekst op pagina 80 heeft hierop betrekking. Voor bossen en bomen die gekapt worden voor wegenprojecten of bouwprojecten, geldt wel herplantplicht vanuit de Wet natuurbescherming. De tekst op pagina 286 heeft betrekking op boscompensatie vanuit de herplantplicht die volgt uit deze wet. Hiervoor hebben wij als provincie boscompensatiepercelen ingericht, die voor de herplantplicht ingezet kunnen worden. Deze hectares maken geen onderdeel uit van de afspraken tussen Rijk en provincie in het kader van de boscompensatie vanuit de nationale Bossenstrategie.

13) Bij de Regeling specifieke uitkering snelfietsroutes (II-5) en Regeling specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord (II-8) is sprake van onderbesteding.

Vraag

Wat is de reden dat de bijbehorende middelen nog niet zijn uitgegeven?

Antwoord

De regeling Specifieke uitkering snelfietsroutes in Bijlage 2 van de Jaarstukken betreft de SiSa (Single information, Single audit) verantwoording voor de beschikking van de specifieke uitkering Snelfietsroutes van het Rijk zoals bepaald in de ministeriële regeling informatieverstrekking SiSa. De SiSa-verantwoording staat los van de gerealiseerde baten en lasten (exploitatie) betreffende de Jaarstukken 2022. Deze specifieke uitkering heeft betrekking op de bijdrage van het Rijk voor de aanleg van de hoogwaardige fietsroute Ede-Wageningen waarvoor in 2022 de subsidiebeschikkingen zijn verleend. De vaststelling van deze subsidiebeschikkingen zal naar verwachting in 2026 plaatsvinden. Op dat moment zullen dan de kosten via de SiSa verantwoording worden verantwoord richting het Rijk. Het voldoen aan de voorwaarden van het Rijk voor de Regeling Schone Lucht Akkoord heeft een extra administratieve inspanning gevraagd. Hierdoor heeft de projectstart vertraging opgelopen.

14) Bij de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden (II-12) wordt genoemd dat vier overeenkomsten zijn gesloten.

Vraag

Klopt het dat voor 1 overeenkomst € 7.974.770 euro is uitgekeerd? Zo ja, is voor dit bedrag van tevoren goedkeuring gevraagd bij PS? Wat is de verantwoording voor de feitelijke besteding?

Antwoord

Ja, het klopt dat het genoemde bedrag hoort bij 1 overeenkomst. Hiervoor is van tevoren geen goedkeuring gevraagd aan Provinciale Staten, dit is ook niet noodzakelijk. De verantwoording van de besteding ligt vast in een overeenkomst als onderdeel van de uitvoering van de regeling Provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden van het Rijk (Specifieke Uitkering).

Vraag

Klopt het dat in alle vier de gevallen de aankoopsom niet gebaseerd is op een taxatie door een onafhankelijke taxateur? Zo ja, hoe is de taxatie precies tot stand gekomen?

Antwoord

Nee, dit klopt niet. De ‘Nee’ in de verantwoording in de bijlage 2 SISA verantwoording 2022 betekent dat de taxatie niet 1-op-1 overeenkomt met de aankoopsom. Hierin zit een afwijking die past binnen de toegestane marges bij vastgoedtransacties. De taxatie is uitgevoerd door een externe deskundige en voldoet aan de daarvoor te stellen eisen.

Indiendatum: 17 apr. 2023
Antwoorddatum: 9 mei 2023

Link naar de jaarstukken

1) Op pagina 10 staat dat “met een kleur is aangegeven of de activiteit wel of niet/gedeeltelijk is behaald. Indien een activiteit niet of niet geheel is uitgevoerd, dan heeft deze de kleur geel.”

Vraag

Wat is de reden dat geen uitsplitsing is gemaakt tussen niet uitgevoerd en niet geheel uitgevoerd? Is het uw ambitie om bij de volgende jaarrekening wel deze uitsplitsing te maken en om een activiteit die niet is uitgevoerd de kleur rood te geven?

Antwoord

Op woensdag 12 oktober 2022 heeft de workshop Doorontwikkeling P&C cyclus plaatsgevonden. Rood wordt niet als een prettige kleur ervaren om op het scherm te zien. Daarom is voor de provinciale kleuren groen en geel gekozen. Hierbij is unaniem ingestemd met de wijze waarop de behaalde resultaten in de Jaarstukken worden weergegeven. De huidige kleurstellingen achten we voldoende duidelijk.

2) Op pagina 16 staat dat “op initiatief van uw Staten stellen we een Winterfonds op van € 10 miljoen waarmee maatschappelijke, publieke, sportorganisaties en het MKB kunnen worden ondersteund nu de energierekening flink gestegen is.” Het resultaat staat op volledig behaald (groen).

Vraag

In hoeverre zijn gemeenten verplicht om rekening en verantwoording af te leggen over de besteding van de winterfondsgelden? Dienen zij eventueel niet-bestede gelden terug te betalen aan de provincie? Zo ja, welke termijn wordt hiervoor gehanteerd?

Antwoord In lijn met uw wensen om gelet op de urgentie snel te handelen zijn de afgegeven subsidies direct vastgesteld, met een beperkte verantwoording. De gehanteerde projectperiode loopt tot 31-12-2023. In de beschikking zijn beperkt verplichtingen en voorwaarden opgenomen. We verwachten dat de gemeenten snel kunnen handelen en de middelen volledig kunnen wegzetten. Na afloop van de projectperiode dienen de gemeenten een kort verslag aan te leveren.

3) Op pagina 55 staat dat we het onderzoek afronden “naar een effectieve aanpak van de landbouwemissies in de 32 grondwaterafhankelijke oppervlaktewateren waar de grondwaterkwaliteit tekortschiet en we ontwikkelen een voorstel voor concrete maatregelen.” In de toelichting op pagina 56 wordt verwezen naar statenstuk PS2022-574 met betrekking tot Fase 1 van het onderzoek.

Vraag

Is het mogelijk de resultaten van het Fase 1 van het onderzoek in te zien?

Antwoord

Op 14 september 2022 is door uw Staten als onderdeel van de Agenda Economie, Energie en Klimaat bij punt 3 consulterend gesproken over (Grond)waterkwaliteit in Gelderland nader bekeken (PS2022-574). De resultaten van het onderzoek van de WUR naar de grondwaterafhankelijke beken, fase 1 waren daar als bijlage opgenomen. Betreft Bijlage WUR rapport Invloed grondwater op grondwaterafhankelijke Gelderse en Utrechtse beken.

4) Op pagina 77 staat: “We leggen faunapassages over provinciale wegen aan om natuurgebieden beter te verbinden.” Deze activiteit wordt gekoppeld aan statenstuk PS2022-938.

Vraag

Klopt de koppeling tussen activiteit en statenstuk? PS2022-938 gaat immers niet over “faunapassages over provinciale wegen.” Het gaat over het voorkomen van wildaanrijdingen door middel van onder andere rasters, roosters, wildtunnels, faunaduikers en bebording.

Antwoord

Ja, die koppeling klopt. In het Statenstuk Aanpak voorkomen wildaanrijdingen (PS2022-938) gaan wij in op onze aanpak ter voorkoming van wildaanrijdingen, die wij uitvoeren vanuit onze titel van wegbeheerder of vanuit natuurbeheer. Vanuit de rol als wegbeheerder gaat het dan vooral om voorzieningen om wilde dieren van de weg te weren, om de kans op ongevallen te verminderen. Denk aan zwijnverdwijnblokken, wildrasters of voorzieningen om weggebruikers te attenderen op wild zoals elektronische wildsignalering of bebording. Vanuit onze rol voor het natuurbeheer leggen we echter ook op plekken faunavoorzieningen als faunatunnels, ecoducten en ecoduikers, looprichels, etc aan onder of op onze wegen voor het verbinden van natuurgebieden en verbeteren de oversteekbaarheid van onze wegen voor vele dieren. Het statenstuk geeft inzicht in beiden. In de toelichting staat dat “de andere drie voorzieningen zijn komen te vervallen, die bleken niet haalbaar of niet meer noodzakelijk.”

Vraag

Waar kunnen we nadere informatie vinden om te controleren op welke grond geconcludeerd is dat deze voorzieningen niet langer noodzakelijk waren of onhaalbaar geworden zijn?

Antwoord

De programmering van faunavoorzieningen op provinciale wegen loopt mee met de trajectprogrammering van het groot onderhoud van provinciale wegen. Dit betekent dat doorgaans vier jaar voorafgaand aan het geplande onderhoud van provinciale wegen de wegtrajecten worden beoordeeld vanuit het perspectief ontsnippering. Daarbij worden knelpunten voor dieren geïdentificeerd. Vervolgens wordt een eerste verkenning gedaan naar mogelijke oplossingen voor de knelpunten. Als er voldoende urgentie, oplossingsmogelijkheden én middelen zijn, dan kan een faunavoorziening verder worden opgenomen worden in de trajectprogrammering. Deze worden dan opgenomen in de trajectbladen, die voor het groot onderhoud van de provinciale wegen worden opgesteld. Het komt voor dat na de verkenning een faunavoorziening niet verder doorgezet wordt naar uitvoering. Dat kan meerdere oorzaken hebben, zoals uitvoeringstechnisch niet haalbaar, voorziening valt veel duurder uit dan in de verkenning begroot, uitwerking van een faunavoorziening kost meer tijd en sluit daardoor niet aan met de uitvoering van het groot onderhoud van de weg of uit nader onderzoek blijkt dat het faunaknelpunt niet (meer) urgent is. Dan wordt de voorziening uit het trajectblad te vervallen.

5) Op pagina 78 staat in de toelichting dat de “beleidsregels voor tegemoetkoming faunaschade zijn geactualiseerd en er is gewerkt aan het veilig leren samenleven met de wolf.”

Vraag

Waar kunnen we de informatie vinden wat voor activiteiten gedaan zijn om veilig te leren samenleven met de wolf?

Antwoord

Wij dragen hieraan bij door voorlichting te geven over de wolf en daarmee te werken aan draagvlak voor de wolf. Bijvoorbeeld met het voorlichtingsfilmpje “De wolf in Gelderland” op de provinciale website. Daarnaast dragen we bij aan een goede monitoring van de aanwezigheid van de wolven in Gelderland en rapporteren we daar regelmatig over via de periodieke rapportages van BIJ12. We ondersteunen een wolvencommissie, verstrekken we subsidie voor het treffen van beschermende maatregelen en zorgen we voor een passende tegemoetkoming in de schade voor het geval er toch gehouden dieren worden aangevallen. En ook we werken we interprovinciaal samen op dit gebied en wordt er voorlichting gegeven over veilig leren samenleven met de wolf op de interprovinciale website van BIJ12. Met dit geheel aan activiteiten verwachten wij bij te dragen aan het draagvlak en het leren om veilig samen te leven met de wolf. Uw Staten hebben tot slot over het onderwerp afgelopen februari ook een informerende Statenbrief ontvangen ‘Wolf in Gelderland, stand van zaken’ (PS2023-124).

6) Op pagina 81 staat dat “we stimuleren natuurinclusieve landbouw, biodiversiteit langs wegen en wateren en meer biodiversiteit en bomen in de steden en dorpen.” Deze activiteit wordt gekoppeld aan statenstuk PS2022-430.

Vraag

Klopt de koppeling tussen activiteit en statenstuk? PS2022-430 gaat namelijk over de aanpak toekomstbestendige bedrijventerreinen.

Antwoord

Ja, deze koppeling klopt. Met de Aanpak toekomstbestendige bedrijventerreinen ondersteunen wij bedrijventerreinen en gemeenten bij het door ontwikkelen en verduurzamen van bestaande bedrijventerreinen. Eén van de doelstellingen die daarbij meegenomen wordt is biodiversiteit op bedrijventerreinen door vergroening. Zie voor meer informatie de brochure Hoe vergroenen we bedrijventerreinen. Het Statenstuk Voortgang RPW's en Aanpak toekomstbestendige bedrijventerreinen (PS2022-430) geeft inzicht in de resultaten van en ervaringen met de Aanpak toekomstbestendige bedrijventerreinen.

7) Op pagina 112 staat: “We werken mee met de uitvoering van het landelijk verbod op varend ontgassen, nemen deel aan de Taskforce en monitoren van het aantal ontgassingen in Gelderland met e-noses (elektronische neuzen).” In de toelichting staat dat we blijven meten in “afwachting van voortgang op rijksniveau.”

Vraag

Waar zijn de cijfers over het aantal ontgassingen in Gelderland te vinden?

Antwoord

De e-noses zijn een pilot-project vanuit het rijk waaraan Gelderland deelneemt, vooruitlopend op het landelijk verbod op varend ontgassen. Er wordt op dit moment aan een rapportage rondom de e-noses gewerkt waarin ook cijfers van de laatste drie jaar opgenomen zijn. We kunnen deze rapportage met uw staten delen.

8) Op pagina 170 wordt aangegeven dat “de aanbesteding voor aanleg infrastructuur, bouwrijp maken en landschappelijke inpassing wordt in 2023 gestart zodat nadat er een exploitant is kan worden gegund. De reden voor de vertraging is dezelfde als genoemd onder 1.”

Vraag

Klopt het dat de aanbesteding voor de tweede activiteit gestart wordt in 2023 voordat definitief vaststaat dat een partij is geselecteerd “voor aanleg en exploitatie van de RTG”? Staat het resultaat van de “aanbesteding van aanleg infrastructuur, landschappelijke inpassing en bouwrijp maken van het RTG terrein” op dit moment (april 2023) op niet uitgevoerd of niet geheel uitgevoerd?

Antwoord

De aanbesteding van de aanleg infrastructuur, bouwrijp maken en landschappelijke inpassing start medio 2023. Dan is er nog geen partij geselecteerd “voor aanleg en exploitatie van de RTG”. Pas nadat er sprake is van een exploitant, oftewel de gunning van de concessie aanleg en exploitatie RTG is verleend, wordt de aanbesteding van de aanleg infrastructuur, bouwrijp maken en landschappelijke inpassing afgerond met de gunning van de werken. De start van een aanbesteding verplicht overigens niet tot gunning, de aanbesteding van de werken kan als er géén exploitant wordt geselecteerd worden gestopt. Het tijdig starten van de aanbesteding voor de werken geeft partijen de tijd om tot een goede aanbieding te komen en is noodzakelijk om het tijdspad voor de aanleg van de RTG te halen. Dit is namelijk gerelateerd aan de werkzaamheden voor de spooraansluiting op de Betuweroute die zowel op terrein van ProRail als op het terminalterrein moeten plaatsvinden. Het resultaat van de “aanbesteding aanleg infrastructuur, bouwrijp maken en landschappelijke inpassing” staat op dit moment op niet uitgevoerd.

9) Op pagina 183 en pagina 195 wordt www.waarstaatjeprovincie.nl genoemd. Deze website is op dit moment (april 2023) echter niet meer bereikbaar.

Vraag:

Klopt het dat feitelijk beoogd wordt om te verwijzen naar https://data.overheid.nl/en/co...;

Antwoord

Op pagina 183 van de PDF bovenaan staat het volgende: De BBV-indicatoren zijn door het IPO vastgesteld en zijn tot en met 2022 landelijk gemonitord op de site www.waarstaatjeprovincie.nl. Vanaf 2023 gebeurt dit op de site Overzicht BBV indicatoren van het IPO. De PDF ondersteunt geen links. Conform afspraak met uw Staten bieden we de Jaarstukken alleen digitaal aan. In de digitale omgeving is in de Jaarstukken 2022 de link naar de site ‘Overzicht BBV indicatoren’ van het IPO opgenomen. De url van de site van het IPO is als volgt: https://www.ipo.nl/thema-s/fin...;

10) Eiwittransitie. Op pagina 192 staat als doel: “Vergroten van het aandeel plantaardig eiwit in de totale eiwitconsumptie in Oost-Nederland. Streefwaarde: 48% in 2030.“ De gepresenteerde cijfers voor het aandeel plantaardige eiwitten en het aandeel dierlijke eiwitten komen uit 2012-2016. Ze zijn niet specifiek voor Oost-Nederland.

Vraag

Wat is de reden dat er geen actuelere cijfers worden gebruikt die specifiek slaan op Oost-Nederland? Waarom is gekozen voor een bandbreedte van 5 jaar (2012-2016) in plaats van bijvoorbeeld de cijfers voor 2016 als uitgangspunt te nemen? Is het uw ambitie om bij de volgende jaarrekening een tijdsreeks te gebruiken bij eiwitconsumptie in lijn met de reek zoals te vinden is op pagina 193 bij “Verminderen huishoudelijk restafval”?

Antwoord

De cijfers voor de eiwitinname komen uit de Voedselconsumptiepeiling (VCP) van het RIVM. Dit onderzoek liep van eind 2012 tot en met 2016. Gedurende deze periode zijn voedselconsumptiegegevens verzameld van 4.313 deelnemers van 1 tot en met 79 jaar. Dit is een onderzoek over meerdere jaren geweest. Daarom zijn er alleen gegevens beschikbaar op deze bandbreedte en kan er geen cijfer voor alleen 2016 worden weergegeven. De cijfers gaan specifiek over Oost-Nederland. De data is niet beschikbaar op het niveau van Gelderland. Er zijn minimale verschillen tussen de landsdelen (max verschil van +/- 2 gram), en het landelijke gemiddeld wijkt ook minimaal af van de regionale cijfers. De cijfers voor Oost-Nederland zijn daarom een goede indicatie voor de eiwitinname in Gelderland.

Er is een nieuw onderzoek uitgezet voor de periode 2019 en 2021. Hiervan zijn de gegevens al deels beschikbaar. Echter, de gegevens over de inname van energie en voedingsstoffen worden pas later in 2023 verwacht. De eiwitinname gegevens vallen hier ook onder. Zodra deze cijfers beschikbaar zijn zullen de huidige cijfers worden geüpdatet. Wel zal dit ook weer een bandbreedte zijn, omdat de VCP meerdere jaren beslaat. De website die vermeld staat als bron (wateetnederland.nl) was op het moment van opmaken van de jaarstukken nog ingericht op het onderzoek van 2012-2016. Hier stonden de gegevens per landsdeel vermeld.

De afgelopen tijd is de website aangepast met de gegevens van 2019-2021, vandaar dat de gegevens niet meer op deze website terug te vinden zijn. Zoals hierboven al vermeld zijn de gegevens over de inname van energie en voedingstoffen voor de periode 2019-2021 nog niet beschikbaar. Deze volgen later in 2023. De gegevens van 2012-2016 zijn terug te vinden in de RIVM-statline. Dat is de database van het RIVM. Hier zijn de gegevens in tabelvorm terug te vinden en kan ook de regio geselecteerd worden. Bij een volgende jaarrekening zal de bronvermelding van deze database worden toegevoegd, zodat ook bij aanpassing van de website door het RIVM de gegevens nog wel terug te vinden zijn.

11) Op pagina 254 staat dat “in 2021 is een 217A onderzoek naar het functioneren van het Gelders Stelsel en de omgevingsdiensten uitgevoerd (…) Een mogelijk aanvullend 217A onderzoek is in deze context voor 2022 daarom niet aan de orde gebleken.” In deze tekst mist de conclusie dat de Gelders Stelsel van Omgevingsdiensten onvoldoende robuust en toekomstbestendig zijn (PS2022-188).

Vraag

Wat is de reden dat de negatieve conclusie van het onderzoek niet voor de volledigheid vermeld is in de jaarstukken?

Antwoord

In de Jaarstukken 2021 is hierover verantwoord op basis van het in de Begroting 2021 aangekondigde 217A onderzoek naar de uitvoering door de omgevingsdiensten in het licht van de oorspronkelijke bedoeling en de huidige context. De conclusie in de Jaarstukken 2021 is:

Het inventariserende 217a onderzoek heeft aangetoond dat het Gelders Stelsel van Omgevingsdiensten onvoldoende robuust en toekomstbestendig is: taken en bevoegdheden komen niet altijd overeen, communicatie, informatie en betrokkenheid verlopen niet altijd zoals het hoort en door een tekort aan gekwalificeerd personeel bestaan er achterstanden. Bovendien is de samenwerking te vrijblijvend en ligt de prioriteit primair bij de eigen organisatie in plaats van bij het stelsel als geheel. In de Begroting 2022 is destijds een mogelijk vervolgonderzoek aangekondigd in het licht van het 217A onderzoek uitgevoerd in 2021. Omdat ons college constateerde dat gemeenten, omgevingsdiensten en provincie gezamenlijk werken aan vernieuwing en verbetering van de vergunningverlening, toezicht en handhaving in de Gelderse samenleving in het kader van deze conclusie heeft er geen aanvullende onderzoek plaats gevonden. Na de behandeling van Statenbrief Onderzoek ex artikel 217a Provinciewet naar Gelders stelsel van omgevingsdiensten en vervolgtraject (PS2022-188) in uw Staten is in de zomer van 2022 het traject ‘Versterking Gelders Stelsel’ van start gegaan. In opdracht van voornoemde partijen in het Gelders Stelsel heeft een extern bureau inzichtelijk gemaakt hoe de robuustheid van het Gelders Stelsel te versterken en wat de betrokken partners nodig vinden om het Gelders Stelsel te verbeteren en versterken. De rapportage kunt u vinden via in het nieuwsbericht van d.d. 23 maart 2023: Provincie, gemeenten en omgevingsdiensten verder met verbeteren VTH-stelsel (gelderland.nl)

12) Op pagina 80 staat: “We hebben gronden aangekocht of afgewaardeerd voor boscompensatie en werken samen met gemeenten aan de uitvoering van bosprojecten. Er is ongeveer 38 hectare nieuw bos bijgekomen, vanuit meerdere beleidsopgaven (motie 18M38 Klimaatbos, Natuurpact uitbreiding GNN en de boscompensatie vanuit de SPUK Natuur).” Op pagina 286 staat: “Een van de doelen van de Wet natuurbescherming is het minstens gelijk houden van het totaaloppervlak bos in Nederland. Dit betekent dat gekapte houtopstanden moeten worden herplant. Het herplanten doen wij op een andere locatie (boscompensatie). Deze bospercelen kunnen wij verkopen, met vestiging van een kwalitatieve verplichting om het bos in stand te houden. In totaal hebben wij 5 hectare aan boscompensatie in ons bezit.” Er wordt in de jaarstukken gesproken van “nieuw bos” in het kader van boscompensatie, waarbij het gaat om het planten van bomen ter compensatie van eerder gekapte houtopstand.

Vraag

Hoe draagt de genoemde boscompensatie bij aan het doel van de Bossenstrategie van het Rijk en de Provincies dat er tot 2030 10% bosareaal bij komt in heel Nederland?

Antwoord

Voor de bossen die gekapt zijn of worden voor noodzakelijke herstelmaatregelen voor Natura 2000 gebieden – zoals bijvoorbeeld omvorming van (naald)bos naar andere natuurtypes, zoals heide en stuivend duin – geldt geen herplantplicht vanuit de Wet natuurbescherming. Wel zijn hierover vanuit de nationale Bossenstrategie bestuurlijk afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies om deze alsnog te gaan compenseren. Afgesproken is dat de hectares ontbossing, die sinds 2017 zijn of worden gekapt in het kader van herstelmaatregelen stikstof/N2000, worden gecompenseerd. Deze compensatie kan binnen bestaande natuurgebieden gerealiseerd worden, dan hebben we het over omvorming van natuur met lage vegetatietypen (vooral half natuurlijke soorten- en kruidenrijke graslanden) naar natuur met een bostype. Of het kan gaan om aanleg van nieuw bos op landbouwgrond buiten de natuurgebieden. De tekst op pagina 80 heeft hierop betrekking. Voor bossen en bomen die gekapt worden voor wegenprojecten of bouwprojecten, geldt wel herplantplicht vanuit de Wet natuurbescherming. De tekst op pagina 286 heeft betrekking op boscompensatie vanuit de herplantplicht die volgt uit deze wet. Hiervoor hebben wij als provincie boscompensatiepercelen ingericht, die voor de herplantplicht ingezet kunnen worden. Deze hectares maken geen onderdeel uit van de afspraken tussen Rijk en provincie in het kader van de boscompensatie vanuit de nationale Bossenstrategie.

13) Bij de Regeling specifieke uitkering snelfietsroutes (II-5) en Regeling specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord (II-8) is sprake van onderbesteding.

Vraag

Wat is de reden dat de bijbehorende middelen nog niet zijn uitgegeven?

Antwoord

De regeling Specifieke uitkering snelfietsroutes in Bijlage 2 van de Jaarstukken betreft de SiSa (Single information, Single audit) verantwoording voor de beschikking van de specifieke uitkering Snelfietsroutes van het Rijk zoals bepaald in de ministeriële regeling informatieverstrekking SiSa. De SiSa-verantwoording staat los van de gerealiseerde baten en lasten (exploitatie) betreffende de Jaarstukken 2022. Deze specifieke uitkering heeft betrekking op de bijdrage van het Rijk voor de aanleg van de hoogwaardige fietsroute Ede-Wageningen waarvoor in 2022 de subsidiebeschikkingen zijn verleend. De vaststelling van deze subsidiebeschikkingen zal naar verwachting in 2026 plaatsvinden. Op dat moment zullen dan de kosten via de SiSa verantwoording worden verantwoord richting het Rijk. Het voldoen aan de voorwaarden van het Rijk voor de Regeling Schone Lucht Akkoord heeft een extra administratieve inspanning gevraagd. Hierdoor heeft de projectstart vertraging opgelopen.

14) Bij de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden (II-12) wordt genoemd dat vier overeenkomsten zijn gesloten.

Vraag

Klopt het dat voor 1 overeenkomst € 7.974.770 euro is uitgekeerd? Zo ja, is voor dit bedrag van tevoren goedkeuring gevraagd bij PS? Wat is de verantwoording voor de feitelijke besteding?

Antwoord

Ja, het klopt dat het genoemde bedrag hoort bij 1 overeenkomst. Hiervoor is van tevoren geen goedkeuring gevraagd aan Provinciale Staten, dit is ook niet noodzakelijk. De verantwoording van de besteding ligt vast in een overeenkomst als onderdeel van de uitvoering van de regeling Provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden van het Rijk (Specifieke Uitkering).

Vraag

Klopt het dat in alle vier de gevallen de aankoopsom niet gebaseerd is op een taxatie door een onafhankelijke taxateur? Zo ja, hoe is de taxatie precies tot stand gekomen?

Antwoord

Nee, dit klopt niet. De ‘Nee’ in de verantwoording in de bijlage 2 SISA verantwoording 2022 betekent dat de taxatie niet 1-op-1 overeenkomt met de aankoopsom. Hierin zit een afwijking die past binnen de toegestane marges bij vastgoedtransacties. De taxatie is uitgevoerd door een externe deskundige en voldoet aan de daarvoor te stellen eisen.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen Afschieten jonge wolf na aanrijding A12 bij Zevenaar

Lees verder

Schriftelijke vragen Een nieuwe bevestiging dat innovatie niet leidt tot de beloofde stikstofreductie

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer