Tech­nische vragen Ruim­telijk voorstel 'Stad en land in balans'


Indiendatum: 26 nov. 2023

Er worden drie toekomstperspectieven genoemd. De eerste is ‘De ontwikkeling van het landelijk gebied’, wat bestaat uit punten a t/m e. Perspectieven 2 en 3 bestaan uit punten a t/m c.
Vraag: Is er sprake van een bewuste volgorde van deze punten, die bijv. een mate van belang weergeven, of zelfs een soort overrule-systeem?

Vraag: Hoe verhouden de ‘3 sturende hoofdprincipes’ (p. 10 van Ruimtelijk voorstel) zich tot de ‘3 toekomstperspectieven’ (p. 4 van de Statenbrief).

Vraag: Wat verstaat de provincie precies onder ‘intensieve veehouderij’? Aan welke criteria moet worden voldaan om als een intensieve veehouderij te worden beschouwd?

Antwoord:

De genoemde punten zijn met letters aangeduid in de Statenbrief (p.4) en komen overeen met de betreffende lijstjes (zonder letters), opgenomen in deel A Knelpunten, kansen en keuzevraagstukken richting 20230, per perspectief zie resp. p.48/49, p. 51/52 en p.55. In de volgorde zit geen andere betekenis dan een meer logisch presentatie en opbouw van informatie. Er zit geen overrule-systeem in. Werken aan de perspectieven vraagt juist om een integrale benadering.

De tweede vraag heeft een politiek karakter. Het zijn daarmee geen vragen die wij technisch ambtelijk kunnen beantwoorden. Wij verwijzen u naar de oordeelsvorming.

Over de landbouwtransitie (p. 24):
Hiervoor kan worden gezocht naar mogelijkheden voor (andere) landbouw (…)”

Vraag: wordt hieronder ook verstaan de omschakeling van veehouderij naar akkerbouw, zoals een aantal boeren t.b.v. hun toekomstperspectief al heeft gedaan?

Antwoord: Dat kan inderdaad één van de opties zijn

Vraag: Wat wordt concreet verstaan onder een landbouwkerngebied?

Antwoord: Een gebied dat voornamelijk in gebruik is voor de landbouw.

Vraag: Wat is een invloedzone bij een Natura2000-gebied? Is dit hetzelfde als een overgangszone?

Antwoord: Dat is een gebied grenzend aan Natura2000 waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen invloed op de kwaliteit van het Natura2000-gebied kunnen hebben.

Vraag: Welke activiteiten kunnen volgens de provincie plaatsvinden in uitloopgebieden?

Antwoord: ) Zie p. 19: onder andere landbouw, water- en natuurbeheer, recreatie-infrastructuur, wonen en werken, wegen en paden.

Vraag: Welke activiteiten kunnen volgens de provincie plaatsvinden in de uiterwaarden?

Antwoord: zie ook vraag 30 BBB. In de praktijk zal dat vaak zijn: landbouw, water- en natuurbeheer, extensieve recreatie-infrastructuur.

Vraag: Wat wordt precies verstaan onder bedrijven in hogere milieucategorieën, vanaf welke categorie spreken we over ‘hogemilieucategoriebedrijven’?

Antwoord: Deze categorieën vinden hun oorsprong in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Daarin zijn de bedrijven –op basis van aan te houden afstanden tot woningen vanwege hun milieu/omgevingseffecten- in 6 categorieën ingedeeld. De categorieën 4-6 worden in ieder geval tot de hogere categorieën gerekend.

De provincie ziet een wateraccu op de Veluwe als een kansrijke optie.

Vraag: Hoe gaat dit er precies uitzien? En wat is er bekend over de mogelijke gevolgen van een wateraccu voor biodiversiteit?

Antwoord: Hoe de wateraccu er precies uit gaat zien is nog onderwerp van onderzoek en gesprek. Een wateraccu is feitelijk ook een breder begrip geworden waar grondwaterneutrale winconcepten mee worden aangeduid. De bestaande drinkwaterwinning in Epe is feitelijk ook een gedeeltelijke wateraccu waarbij er afstromend kwelwater terug wordt gebracht in het grondwatersysteem via een open infiltratie. Hiermee wordt een deel van de omgevingseffecten van de winning in Epe beperkt. Op de Noord-Veluwe loopt momenteel een onderzoek om te kijken naar de kansen en mogelijkheden om gezuiverd oppervlaktewater uit bijvoorbeeld een Veluwe randmeer of de IJssel te infiltreren. Het belangrijkste kenmerk van de wateraccu is dat er water wordt opgeslagen wat in het winterseizoen anders af zou stromen naar zee en dat daarmee voorraad vorming mogelijk is om de perioden met weinig waterbeschikbaarheid te kunnen overbruggen. Die voorraadvorming is alleen mogelijk in gebieden met een zeer diepe grondwaterstand zoals op de Veluwe. Een variant binnen het wateraccu concept is meer water infiltreren dan er zal worden onttrokken. Hiermee is een extra aanvulling van de grondwatervoorraad mogelijk. Doordat dimensionering en positionering van bronnen kunnen worden geoptimaliseerd verwachten we dat dit concept vooral positieve effecten op de biodiversiteit zal hebben (bv beter stromende beken). Daar staat tegenover dat het te infiltreren water wel schoon moet zijn, anders zou er afwenteling op de grondwaterkwaliteit ontstaan. Het schoon maken van oppervlaktewater en transporteren naar een geschikte infiltratieplaats kost geld. Dat zal (deels) met de opbrengst van drinkwater moeten worden bekostigd. De investeringskosten en realisatietijd (> 15 jaar) zijn naar verwachting hoog. Daar staat tegenover dat het een grote en klimaatrobuuste drinkwaterbron oplevert met een voornamelijk positieve impact op de omgeving.

In het voorstel staat:

“In de periode 2030-2050 volgt er naar verwachting vanuit het NPLG nog een aanvullende natuuropgave van circa 8.000 ha nieuwe natuur en 61.000 ha nieuw te realiseren natuurinclusief agrarisch areaal in Gelderland. Dit blijkt uit een recent rapport van de WUR. Hierover is nog niet formeel besloten, maar we brengen het graag tijdig in beeld. We zijn in feite al een eind op weg omdat we ervan uitgaan dat de 3.100 hectare nieuwe natuur uit GMS/SPUK en 25.000 hectare natuurinclusieve landbouw tot en met 2030 hier ook aan bijdragen."

Vraag: Om welk rapport van de WUR gaat het?

Vraag: Wat wordt bedoeld met “we brengen het graag tijdig in beeld”?

Antwoord: De berekening van de aanvullende landelijke opgave voor een 100% VHR-doelbereik in de periode 2030-2050 – ook uitgesplitst naar provincie- is in opdracht van LNV uitgevoerd door de WUR samen met SOVON. Beide instituten hebben hierover een rapport opgeleverd, zie de links hieronder. LNV heeft zelf een toelichting op deze opgave gepubliceerd: Inputtabel NPLG voor VHR-habitattypen en -soorten - correctie versie 20 juli 2023.pdf (natura2000.nl) Info van de WUR: Ecologische bouwstenen voor habitattypen en soorten van de Habitatrichtlijn: synbiosys.alterra.nl/bouwstenen/ Info van de SOVON: Bouwstenen voor het Strategisch Plan Natura 2000: Factsheets van vogelsoorten die betrokken zijn bij de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden | Sovon Vogelonderzoek

b) Hiermee bedoelen we aan te geven dat we bij de ontwikkeling van het huidige VLGG in het achterhoofd moeten houden dat onze opgaven in het VLGG nu weliswaar t/m 2035 worden uitgewerkt, maar dat er in de periode t/m 2050 nog verdere natuurverbetering gewenst is om tot een volledig (100%) doelbereik te komen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. We gaan nu dus aan het werk met opgaven t/m 2035, wetende dat er in de periode daarna ook nog opgaven zijn.

Het ministerie van Defensie wil een kazerne van 500 hectare met 7.000 militairen en circa 1.300 opleidingsplaatsen mogelijk in Flevoland of in Gelderland.

Vraag: Liggen er al concrete plannen voor Gelderland?

Antwoord: nee

Indiendatum: 26 nov. 2023
Antwoorddatum: 21 nov. 2023

Er worden drie toekomstperspectieven genoemd. De eerste is ‘De ontwikkeling van het landelijk gebied’, wat bestaat uit punten a t/m e. Perspectieven 2 en 3 bestaan uit punten a t/m c.
Vraag: Is er sprake van een bewuste volgorde van deze punten, die bijv. een mate van belang weergeven, of zelfs een soort overrule-systeem?

Vraag: Hoe verhouden de ‘3 sturende hoofdprincipes’ (p. 10 van Ruimtelijk voorstel) zich tot de ‘3 toekomstperspectieven’ (p. 4 van de Statenbrief).

Vraag: Wat verstaat de provincie precies onder ‘intensieve veehouderij’? Aan welke criteria moet worden voldaan om als een intensieve veehouderij te worden beschouwd?

Antwoord:

De genoemde punten zijn met letters aangeduid in de Statenbrief (p.4) en komen overeen met de betreffende lijstjes (zonder letters), opgenomen in deel A Knelpunten, kansen en keuzevraagstukken richting 20230, per perspectief zie resp. p.48/49, p. 51/52 en p.55. In de volgorde zit geen andere betekenis dan een meer logisch presentatie en opbouw van informatie. Er zit geen overrule-systeem in. Werken aan de perspectieven vraagt juist om een integrale benadering.

De tweede vraag heeft een politiek karakter. Het zijn daarmee geen vragen die wij technisch ambtelijk kunnen beantwoorden. Wij verwijzen u naar de oordeelsvorming.

Over de landbouwtransitie (p. 24):
Hiervoor kan worden gezocht naar mogelijkheden voor (andere) landbouw (…)”

Vraag: wordt hieronder ook verstaan de omschakeling van veehouderij naar akkerbouw, zoals een aantal boeren t.b.v. hun toekomstperspectief al heeft gedaan?

Antwoord: Dat kan inderdaad één van de opties zijn

Vraag: Wat wordt concreet verstaan onder een landbouwkerngebied?

Antwoord: Een gebied dat voornamelijk in gebruik is voor de landbouw.

Vraag: Wat is een invloedzone bij een Natura2000-gebied? Is dit hetzelfde als een overgangszone?

Antwoord: Dat is een gebied grenzend aan Natura2000 waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen invloed op de kwaliteit van het Natura2000-gebied kunnen hebben.

Vraag: Welke activiteiten kunnen volgens de provincie plaatsvinden in uitloopgebieden?

Antwoord: ) Zie p. 19: onder andere landbouw, water- en natuurbeheer, recreatie-infrastructuur, wonen en werken, wegen en paden.

Vraag: Welke activiteiten kunnen volgens de provincie plaatsvinden in de uiterwaarden?

Antwoord: zie ook vraag 30 BBB. In de praktijk zal dat vaak zijn: landbouw, water- en natuurbeheer, extensieve recreatie-infrastructuur.

Vraag: Wat wordt precies verstaan onder bedrijven in hogere milieucategorieën, vanaf welke categorie spreken we over ‘hogemilieucategoriebedrijven’?

Antwoord: Deze categorieën vinden hun oorsprong in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Daarin zijn de bedrijven –op basis van aan te houden afstanden tot woningen vanwege hun milieu/omgevingseffecten- in 6 categorieën ingedeeld. De categorieën 4-6 worden in ieder geval tot de hogere categorieën gerekend.

De provincie ziet een wateraccu op de Veluwe als een kansrijke optie.

Vraag: Hoe gaat dit er precies uitzien? En wat is er bekend over de mogelijke gevolgen van een wateraccu voor biodiversiteit?

Antwoord: Hoe de wateraccu er precies uit gaat zien is nog onderwerp van onderzoek en gesprek. Een wateraccu is feitelijk ook een breder begrip geworden waar grondwaterneutrale winconcepten mee worden aangeduid. De bestaande drinkwaterwinning in Epe is feitelijk ook een gedeeltelijke wateraccu waarbij er afstromend kwelwater terug wordt gebracht in het grondwatersysteem via een open infiltratie. Hiermee wordt een deel van de omgevingseffecten van de winning in Epe beperkt. Op de Noord-Veluwe loopt momenteel een onderzoek om te kijken naar de kansen en mogelijkheden om gezuiverd oppervlaktewater uit bijvoorbeeld een Veluwe randmeer of de IJssel te infiltreren. Het belangrijkste kenmerk van de wateraccu is dat er water wordt opgeslagen wat in het winterseizoen anders af zou stromen naar zee en dat daarmee voorraad vorming mogelijk is om de perioden met weinig waterbeschikbaarheid te kunnen overbruggen. Die voorraadvorming is alleen mogelijk in gebieden met een zeer diepe grondwaterstand zoals op de Veluwe. Een variant binnen het wateraccu concept is meer water infiltreren dan er zal worden onttrokken. Hiermee is een extra aanvulling van de grondwatervoorraad mogelijk. Doordat dimensionering en positionering van bronnen kunnen worden geoptimaliseerd verwachten we dat dit concept vooral positieve effecten op de biodiversiteit zal hebben (bv beter stromende beken). Daar staat tegenover dat het te infiltreren water wel schoon moet zijn, anders zou er afwenteling op de grondwaterkwaliteit ontstaan. Het schoon maken van oppervlaktewater en transporteren naar een geschikte infiltratieplaats kost geld. Dat zal (deels) met de opbrengst van drinkwater moeten worden bekostigd. De investeringskosten en realisatietijd (> 15 jaar) zijn naar verwachting hoog. Daar staat tegenover dat het een grote en klimaatrobuuste drinkwaterbron oplevert met een voornamelijk positieve impact op de omgeving.

In het voorstel staat:

“In de periode 2030-2050 volgt er naar verwachting vanuit het NPLG nog een aanvullende natuuropgave van circa 8.000 ha nieuwe natuur en 61.000 ha nieuw te realiseren natuurinclusief agrarisch areaal in Gelderland. Dit blijkt uit een recent rapport van de WUR. Hierover is nog niet formeel besloten, maar we brengen het graag tijdig in beeld. We zijn in feite al een eind op weg omdat we ervan uitgaan dat de 3.100 hectare nieuwe natuur uit GMS/SPUK en 25.000 hectare natuurinclusieve landbouw tot en met 2030 hier ook aan bijdragen."

Vraag: Om welk rapport van de WUR gaat het?

Vraag: Wat wordt bedoeld met “we brengen het graag tijdig in beeld”?

Antwoord: De berekening van de aanvullende landelijke opgave voor een 100% VHR-doelbereik in de periode 2030-2050 – ook uitgesplitst naar provincie- is in opdracht van LNV uitgevoerd door de WUR samen met SOVON. Beide instituten hebben hierover een rapport opgeleverd, zie de links hieronder. LNV heeft zelf een toelichting op deze opgave gepubliceerd: Inputtabel NPLG voor VHR-habitattypen en -soorten - correctie versie 20 juli 2023.pdf (natura2000.nl) Info van de WUR: Ecologische bouwstenen voor habitattypen en soorten van de Habitatrichtlijn: synbiosys.alterra.nl/bouwstenen/ Info van de SOVON: Bouwstenen voor het Strategisch Plan Natura 2000: Factsheets van vogelsoorten die betrokken zijn bij de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden | Sovon Vogelonderzoek

b) Hiermee bedoelen we aan te geven dat we bij de ontwikkeling van het huidige VLGG in het achterhoofd moeten houden dat onze opgaven in het VLGG nu weliswaar t/m 2035 worden uitgewerkt, maar dat er in de periode t/m 2050 nog verdere natuurverbetering gewenst is om tot een volledig (100%) doelbereik te komen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. We gaan nu dus aan het werk met opgaven t/m 2035, wetende dat er in de periode daarna ook nog opgaven zijn.

Het ministerie van Defensie wil een kazerne van 500 hectare met 7.000 militairen en circa 1.300 opleidingsplaatsen mogelijk in Flevoland of in Gelderland.

Vraag: Liggen er al concrete plannen voor Gelderland?

Antwoord: nee

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen De patrijs als eis bij de uitbreiding van bedrijventerrein de Grift

Lees verder

Technische vragen Noodopvang Heumen

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer