Vragen over het onderzoek Ammo­ni­ak­de­po­sitie op de Gelderse Natura 2000 gebieden


Indiendatum: aug. 2011

> deze vragen in .pdf

In de Verordening stikstof en Natura 2000 wordt verwezen naar het rapport “Ammoniakdepositie op de Gelderse N2000 gebieden in 2004 en 2009”. (Het is nog niet via internet te raadplegen.)

  1. In tabel 5 in dat rapport staan een aantal gemeenten waar de berekende emissie uit stallen hoger is dan de vergunde emissie (na opschoning van het bestand). Bijvoorbeeld in Ede, Epe, Lingewaal en Overbetuwe. Opvallend zijn ook de verschillen in aantallen vergunningen en aantallen locaties. Heeft u een verklaring voor deze verschillen ? Gaat u de gemeenten vragen om een onderzoek te doen, en waar nodig te handhaven ?
    .
  2. In tabel 7 is te zien dat de depositie op bijvoorbeeld habitattype “Heischrale graslanden” op de Noordwest Veluwe is gestegen in plaats van gedaald. De depositie op dat habitattype ís al veel te groot, en het gaat slecht met dat habitattype 2. Hoe kan het dat de depositie op dit habitattype is gestegen ? Wanneer zijn daarvoor de vergunningen verleend ?
    .
  3. Waarom denkt u dat in dat verband het “beschikbaar stellen van stikstofdepositie uit het salderingssysteem om de toename te compenseren” deze natuur helpt ? Is dat meer bedoeld om de betreffende bedrijven aan een vergunning te helpen ?
    .
  4. En hoe kunt u concluderen, als in tabel 3 staat dat op meer dan 7000 ha habitat de depositie is toegenomen, dat “Uit de resultaten van het onderzoek van Alterra blijkt dat de activiteiten geen gevaar opleveren voor de instandhoudingsdoelstellingen” ?
    .
  5. Waarom is in het rapport nergens de totale stikstofdepositie (inclusief bijdragen uit andere bronnen) vermeld zodat duidelijk wordt hoe ernstig de situatie is ?
    .
  6. In paragraaf 4.2 is te lezen dat door “onnauwkeurigheden in de basisbestanden” een knelpunt mogelijk niet echt een knelpunt is. Is het dan ook zo dat door de onnauwkeurigheden in de basisbestanden iets dat geen knelpunt lijkt er misschien toch wel een is ? In het rapport worden de onnauwkeurigheden alleen in het nádeel van de natuur, en in het voordeel van de veehouderij gebruikt. Heeft u dat zo gevraagd ?

Luuk van der Veer
Lid Provinciale Staten van Gelderland
Partij voor de Dieren.

> de provincie geeft aan het antwoord op deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn te kunnen geven

Indiendatum: aug. 2011
Antwoorddatum: 27 sep. 2011

> deze antwoorden in .pdf

De Verordening Stikstof en Natura 2000 Gelderland is op 28 september as. voor uw vergadering geagendeerd. De Partij voor de Dieren heeft op 1 augustus jl. de volgende vragen gesteld aan het college van Gedeputeerde Staten:

  1. Een hogere berekende emissie kan verschillende oorzaken hebben:
    - Bij de berekeningen is gebruik gemaakt van het GIAB (Geografische Informatie Agrarische Bedrijven). Het GIAB is gebaseerd op de opgaven van de jaarlijkse landbouwtelling en bevat geen gedetailleerde stalsysteemregistratie. Emissiearme technieken kunnen al op bredere schaal binnen een gemeente zijn toegepast en al in het vergunningenbestand zijn opgenomen. Hier wordt echter in de berekeningen geen rekening mee gehouden.
    - In GIAB worden alle dieren op een hoofdvestiging geregistreerd, terwijl de dieren op meerdere locaties staan en mogelijk ook verspreid staan over meerdere gemeenten.
    Het verschil in het aantal locaties waarvan landbouwtellinggegevens beschikbaar zijn en het aantal locaties waarvoor een milieuvergunning is verleend, wordt veroorzaakt doordat de vergunningen van gestopte bedrijven niet altijd worden ingetrokken. Wij hebben naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek gemeenten verzocht het vergunningenbestand te actualiseren.
    .
  2. Het is ons bekend dat er na de referentiedatum van 7 december 2004 bedrijven zijn uitgebreid, waarbij per saldo een toename van de stikstofdepositie op de voor stikstofgevoelige habitats is ontstaan. Deze bedrijven zouden alsnog aan de individuele vergunningentoets moeten worden onderworpen. Dit is een onwenselijke situatie, aangezien de uitbreiding in de meeste gevallen is gerealiseerd met een bouw- en milieuvergunning. Daarom is met de convenantpartners afgesproken om een zogenoemde collectieve saldering uit te voeren.
    .
    Voor wat betreft de habitats waar sprake is van een toename, stellen wij stikstofdepositie beschikbaar uit het salderingssysteem om de toename te compenseren, voordat er stikstofdepositie beschikbaar wordt gesteld voor nieuwe bedrijfsontwikkelingen.
    .
  3. Wij denken dat met deze aanpak wordt geborgd dat de depositie op de voor stikstofgevoelige habitats niet toeneemt ten opzichte van 7 december 2004 en dat tegelijkertijd de administratieve lasten en juridische risico’s voor veehouderijbedrijven worden geminimaliseerd.
    .
  4. Op ca. 20.000 ha is depositie afgenomen of gelijk gebleven. Als we uitgaan van de gemiddelde stijging en daling per habitattype per Natura 2000-gebied, dan zijn er enkele habitattypen waar de depositie is toegenomen. Deze habitattypen zullen in het salderingssysteem starten met een negatief saldo. Dit negatieve saldo zal eerst worden geneutraliseerd voordat aan een nieuwe oprichting/wijziging of uitbreiding depositieruimte wordt toegekend.
    .
  5. Dat was niet de onderzoeksvraag.
    .
  6. Het rapport dat door de Partij van de Dieren is beoordeeld is nog een conceptversie van de definitieve rapportage. De definitieve rapportage zal worden omgezet in een Alterra publicatie en krijgt een wetenschappelijke kwaliteitsbeoordeling. Enerzijds betekent dit dat mogelijk subjectieve teksten worden aangepast en anderzijds dat het rapport voor een ieder is te downloaden van internet.

Gedeputeerde Staten van Gelderland
C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koningin
drs. P.P.L. van Kalmthout - secretaris

Interessant voor jou

Vragen over de verordening stikstof en Natura 2000

Lees verder

Vragen over paasvuren

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer