Schrif­te­lijke vragen Wind­molens op pluim­vee­hou­derij draaien weer, maar nog steeds illegaal


Indiendatum: 5 feb. 2024

In oktober 2022 hebben Gedeputeerde Staten (GS) besloten om bij een pluimveehouder handhavend op te treden. De pluimveehouder had namelijk geen ontheffing op de Wet natuurbescherming (Wnb) aangevraagd voor de twee windmolens op het betreffende erf en deze dus ook niet gekregen. Door de windmolens in gebruik te nemen, was sprake van een overtreding.[1]

Op het handhavend optreden is een bezwaar ingediend bij de Commissie Rechtsbescherming van de provincie. Naar aanleiding van het advies van de Commissie Rechtsbescherming hebben GS besloten de opgelegde preventieve last onder dwangsom in te trekken.

De Commissie Rechtsbescherming van de provincie geeft in haar advies aan dat GS het instrument preventieve last onder dwangsom niet hadden mogen inzetten. De commissie ontkent in haar advies echter niet dat voor de windmolens een aanvraag voor een ontheffing op de Wnb gedaan had moeten worden. Onze fractie constateert dan ook dat er alsnog een aanvraag gedaan moet worden. Zonder ontheffing is sprake van een overtreding van de zorgplicht van artikel 1.11, 1e lid Wnb en de verboden van artikelen 3.1, 1e lid en 3.5, 1e lid Wnb.

GS hebben volgens onze fractie terecht tegenover de commissie betoogd dat ook incidentele fatale effecten op fauna (doden en verwondingen) al juridische gevolgen/effecten kunnen hebben en dat de kans op deze fatale effecten onvoldoende naar voren komen in de gedane onderzoeken. Als voorbeeld wordt de zeldzame vogelsoort Hop aangehaald, waarvoor geldt dat incidentele fataliteiten op lange termijn een effect op de staat van instandhouding kunnen hebben.

Of aan de vereisten voor een ontheffing kan worden voldaan en in hoeverre voldoende mitigerende maatregelen getroffen kunnen worden om het doden van vogels en andere dieren te voorkomen, kan pas worden beoordeeld na ontvangst van een ontheffingsaanvraag. De windmolens draaien nu weer. Aangezien nog altijd geen sprake is van een ontheffing op de Wnb is sprake van een illegale situatie.

GS hebben aangegeven dat de gemeente Bronckhorst de omgevingsvergunning onterecht verleend heeft, omdat het in strijd zou zijn met de Wet Natuurbescherming.[2] In de media bestaat echter het beeld dat de pluimveehouder ‘klem’ is gezet door beide overheden – gemeente en provincie – omdat de gemeente wel de omgevingsvergunning voor de windmolens heeft verleend, terwijl de provincie (terecht) wijst op het ontbreken van de ontheffing op de Wnb. Ons inziens is hier geen sprake van ‘klemzetten’, maar van onzorgvuldig handelen van de pluimveehouder. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer om álle benodigde vergunningen en ontheffingen te hebben geregeld alvorens te handelen.


De Partij voor de Dieren heeft de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten:

  1. In reactie op het verweer van de pluimveehouder, te lezen in de documenten bij het advies van de Commissie Rechtsbescherming (zaaknummer 2022-017257), zetten GS duidelijk uiteen waarom een ontheffing in dit geval noodzakelijk is. Verwacht de provincie nog een aanvraag van de pluimveehouder? Is sprake van een eis van de provincie voor een dergelijke aanvraag? Zo nee, waarom niet?

    Antwoord: Aanvankelijk hebben wij gesteld dat er in dit geval nader onderzoek en mogelijk een ontheffing Wet natuurbescherming (verder: Wnb) nodig zou zijn. Naar aanleiding daarvan heeft de door de initiatiefnemer ingeschakelde ecoloog op basis van aanvullend onderzoek een onderbouwing aangeleverd over de effecten van de windmolens op vogels en vleermuizen. Hieruit bleek dat deze effecten uitgesloten konden worden en er om die reden geen ontheffingsplicht gold (sinds 1 januari2024 een flora & fauna activiteit Omgevingswet). De provinciale Commissie Rechtsbescherming heeft ons om die reden geadviseerd dat er dan ook geen grond voor handhaving bestond en dat advies hebben wij overgenomen. Dit betekent dat wij geen (nieuwe) aanvraag van de pluimveehouder verwachten en ook geen grond hebben om deze te eisen.
  2. Is er volgens het college op dit moment ‘concreet zicht op legalisering’ en is er daarmee reden om niet handhavend op te treden? Zo ja, waaruit blijkt dit concrete zicht?

    Antwoord: Zie beantwoording vraag 1. Uit het verrichte onderzoek blijkt dat er in dit geval geen sprake is van een met de wet strijdige situatie bestaat zodat er ook geen noodzaak is tot legalisering.
  3. Hoe ziet het verdere proces eruit? Worden andere vormen van handhaving overwogen dan een preventieve last onder dwangsom? Welke escalatieladder wordt hierbij gehanteerd als kader?

    Antwoord: De last onder dwangsom is ingetrokken, omdat er in dit geval geen sprake is van een met de wet strijdige situatie. Er zijn dan ook geen aanvullende stappen met betrekking tot handhaving nodig.
  4. Wat verandert de inwerkingtreding van de Omgevingswet precies aan de mogelijkheid van het voordoen van een situatie waarbij een gemeente een vergunning verleend voor een activiteit of ontwikkeling waarvoor geen Wnb ontheffing/vergunning is aangevraagd terwijl dit wel had gemoeten? Zorgt de Omgevingswet ervoor dat dit soort situaties zich niet meer voordoen? Zo nee, wat gaat uw college eraan doen om problemen in de toekomst te voorkomen?

    Antwoord: De zogenoemde aanhaakplicht bij de bevoegdheden van ons college als het gaat om natuur(wetgeving) is vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024. Primair ligt de bevoegdheid tot het verstrekken van omgevingsvergunningen bij de gemeente, welke op haar beurt de initiatiefnemer kan wijzen op verplichtingen vanuit natuur(wetgeving). Echter, naar aanleiding van voorliggende specifieke casus hebben wij met gemeenten afgesproken dat zij bij alle nieuwe vergunningaanvragen voor windmolens op erven het onderliggende ecologische onderzoek aan ons voorleggen ook als hier niet direct aanleiding toe is. Op deze manier hebben we, ondanks het vervallen van genoemde aanhaakplicht sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet, actief zicht op de vergunningverlening voor windmolens op het erf en kunnen we aan de voorkant sturen. Zo kunnen we een procedure als in voorliggend geval voorkomen. We hebben deze informatie ook opgenomen op onze website.
  5. Deelt u onze zorg dat het beeld dat de pluimveehouder ‘klemgezet’ is door de gemeente en provincie haaks staat op de verantwoordelijkheid van alle ondernemers om vergunningen en ontheffingen op orde te hebben? Zo nee, waarom niet?

    Antwoord: Aanvankelijk is de gemeente niet aangeslagen op het onderdeel natuur bij deze omgevingsvergunningaanvraag. Via de gevolgde handhavingsprocedure zijn de stukken uiteindelijk echter wel goed bij ons terechtgekomen en beoordeeld. Feit is en blijft dat iedere initiatiefnemer in elk geval verantwoordelijk is voor zijn activiteit en de gevolgen daarvan. In deze zaak heeft de initiatiefnemer correct gehandeld door een ecoloog in te schakelen, maar zijn er bij de doorvertaling van gemeente naar provincie gebreken opgetreden. Dit voorkomen wij in de toekomst doordat wij gemeenten actief wijzen op de aanhaakplicht naar de bevoegdheden van ons college op het gebied van de natuur. Ook is deze informatie met een stappenplan opgenomen op onze website.

Lester van der Pluijm

Lid Provinciale Staten van Gelderland

Partij voor de Dieren


[1] https://www.gelderlander.nl/bronckhorst/boer-eddy-snapt-er-niks-van-hij-mag-zijn-gloednieuwe-windmolens-niet-aanzetten~ac650119

[2] https://www.gld.nl/nieuws/8066020/mini-windmolens-van-kippenboer-eddy-mogen-weer-draaien

In oktober 2022 hebben Gedeputeerde Staten (GS) besloten om bij een pluimveehouder handhavend op te treden. De pluimveehouder had namelijk geen ontheffing op de Wet natuurbescherming (Wnb) aangevraagd voor de twee windmolens op het betreffende erf en deze dus ook niet gekregen. Door de windmolens in gebruik te nemen, was sprake van een overtreding.[1]

Op het handhavend optreden is een bezwaar ingediend bij de Commissie Rechtsbescherming van de provincie. Naar aanleiding van het advies van de Commissie Rechtsbescherming hebben GS besloten de opgelegde preventieve last onder dwangsom in te trekken.

De Commissie Rechtsbescherming van de provincie geeft in haar advies aan dat GS het instrument preventieve last onder dwangsom niet hadden mogen inzetten. De commissie ontkent in haar advies echter niet dat voor de windmolens een aanvraag voor een ontheffing op de Wnb gedaan had moeten worden. Onze fractie constateert dan ook dat er alsnog een aanvraag gedaan moet worden. Zonder ontheffing is sprake van een overtreding van de zorgplicht van artikel 1.11, 1e lid Wnb en de verboden van artikelen 3.1, 1e lid en 3.5, 1e lid Wnb.

GS hebben volgens onze fractie terecht tegenover de commissie betoogd dat ook incidentele fatale effecten op fauna (doden en verwondingen) al juridische gevolgen/effecten kunnen hebben en dat de kans op deze fatale effecten onvoldoende naar voren komen in de gedane onderzoeken. Als voorbeeld wordt de zeldzame vogelsoort Hop aangehaald, waarvoor geldt dat incidentele fataliteiten op lange termijn een effect op de staat van instandhouding kunnen hebben.

Of aan de vereisten voor een ontheffing kan worden voldaan en in hoeverre voldoende mitigerende maatregelen getroffen kunnen worden om het doden van vogels en andere dieren te voorkomen, kan pas worden beoordeeld na ontvangst van een ontheffingsaanvraag. De windmolens draaien nu weer. Aangezien nog altijd geen sprake is van een ontheffing op de Wnb is sprake van een illegale situatie.

GS hebben aangegeven dat de gemeente Bronckhorst de omgevingsvergunning onterecht verleend heeft, omdat het in strijd zou zijn met de Wet Natuurbescherming.[2] In de media bestaat echter het beeld dat de pluimveehouder ‘klem’ is gezet door beide overheden – gemeente en provincie – omdat de gemeente wel de omgevingsvergunning voor de windmolens heeft verleend, terwijl de provincie (terecht) wijst op het ontbreken van de ontheffing op de Wnb. Ons inziens is hier geen sprake van ‘klemzetten’, maar van onzorgvuldig handelen van de pluimveehouder. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer om álle benodigde vergunningen en ontheffingen te hebben geregeld alvorens te handelen.


De Partij voor de Dieren heeft de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten:

  1. In reactie op het verweer van de pluimveehouder, te lezen in de documenten bij het advies van de Commissie Rechtsbescherming (zaaknummer 2022-017257), zetten GS duidelijk uiteen waarom een ontheffing in dit geval noodzakelijk is. Verwacht de provincie nog een aanvraag van de pluimveehouder? Is sprake van een eis van de provincie voor een dergelijke aanvraag? Zo nee, waarom niet?

    Antwoord: Aanvankelijk hebben wij gesteld dat er in dit geval nader onderzoek en mogelijk een ontheffing Wet natuurbescherming (verder: Wnb) nodig zou zijn. Naar aanleiding daarvan heeft de door de initiatiefnemer ingeschakelde ecoloog op basis van aanvullend onderzoek een onderbouwing aangeleverd over de effecten van de windmolens op vogels en vleermuizen. Hieruit bleek dat deze effecten uitgesloten konden worden en er om die reden geen ontheffingsplicht gold (sinds 1 januari2024 een flora & fauna activiteit Omgevingswet). De provinciale Commissie Rechtsbescherming heeft ons om die reden geadviseerd dat er dan ook geen grond voor handhaving bestond en dat advies hebben wij overgenomen. Dit betekent dat wij geen (nieuwe) aanvraag van de pluimveehouder verwachten en ook geen grond hebben om deze te eisen.
  2. Is er volgens het college op dit moment ‘concreet zicht op legalisering’ en is er daarmee reden om niet handhavend op te treden? Zo ja, waaruit blijkt dit concrete zicht?

    Antwoord: Zie beantwoording vraag 1. Uit het verrichte onderzoek blijkt dat er in dit geval geen sprake is van een met de wet strijdige situatie bestaat zodat er ook geen noodzaak is tot legalisering.
  3. Hoe ziet het verdere proces eruit? Worden andere vormen van handhaving overwogen dan een preventieve last onder dwangsom? Welke escalatieladder wordt hierbij gehanteerd als kader?

    Antwoord: De last onder dwangsom is ingetrokken, omdat er in dit geval geen sprake is van een met de wet strijdige situatie. Er zijn dan ook geen aanvullende stappen met betrekking tot handhaving nodig.
  4. Wat verandert de inwerkingtreding van de Omgevingswet precies aan de mogelijkheid van het voordoen van een situatie waarbij een gemeente een vergunning verleend voor een activiteit of ontwikkeling waarvoor geen Wnb ontheffing/vergunning is aangevraagd terwijl dit wel had gemoeten? Zorgt de Omgevingswet ervoor dat dit soort situaties zich niet meer voordoen? Zo nee, wat gaat uw college eraan doen om problemen in de toekomst te voorkomen?

    Antwoord: De zogenoemde aanhaakplicht bij de bevoegdheden van ons college als het gaat om natuur(wetgeving) is vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024. Primair ligt de bevoegdheid tot het verstrekken van omgevingsvergunningen bij de gemeente, welke op haar beurt de initiatiefnemer kan wijzen op verplichtingen vanuit natuur(wetgeving). Echter, naar aanleiding van voorliggende specifieke casus hebben wij met gemeenten afgesproken dat zij bij alle nieuwe vergunningaanvragen voor windmolens op erven het onderliggende ecologische onderzoek aan ons voorleggen ook als hier niet direct aanleiding toe is. Op deze manier hebben we, ondanks het vervallen van genoemde aanhaakplicht sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet, actief zicht op de vergunningverlening voor windmolens op het erf en kunnen we aan de voorkant sturen. Zo kunnen we een procedure als in voorliggend geval voorkomen. We hebben deze informatie ook opgenomen op onze website.
  5. Deelt u onze zorg dat het beeld dat de pluimveehouder ‘klemgezet’ is door de gemeente en provincie haaks staat op de verantwoordelijkheid van alle ondernemers om vergunningen en ontheffingen op orde te hebben? Zo nee, waarom niet?

    Antwoord: Aanvankelijk is de gemeente niet aangeslagen op het onderdeel natuur bij deze omgevingsvergunningaanvraag. Via de gevolgde handhavingsprocedure zijn de stukken uiteindelijk echter wel goed bij ons terechtgekomen en beoordeeld. Feit is en blijft dat iedere initiatiefnemer in elk geval verantwoordelijk is voor zijn activiteit en de gevolgen daarvan. In deze zaak heeft de initiatiefnemer correct gehandeld door een ecoloog in te schakelen, maar zijn er bij de doorvertaling van gemeente naar provincie gebreken opgetreden. Dit voorkomen wij in de toekomst doordat wij gemeenten actief wijzen op de aanhaakplicht naar de bevoegdheden van ons college op het gebied van de natuur. Ook is deze informatie met een stappenplan opgenomen op onze website.

Lester van der Pluijm

Lid Provinciale Staten van Gelderland

Partij voor de Dieren

[1] https://www.gelderlander.nl/bronckhorst/boer-eddy-snapt-er-niks-van-hij-mag-zijn-gloednieuwe-windmolens-niet-aanzetten~ac650119

[2] https://www.gld.nl/nieuws/8066020/mini-windmolens-van-kippenboer-eddy-mogen-weer-draaien

Interessant voor jou

Mondelinge vragen Stroe Airport nabij Natura 2000 Gebied

Lees verder

Technische vragen beeldvorming Uitvoeringsprogramma VTH en versterken Gelders Stelsel

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer