Tech­nische vragen beeld­vorming Uitvoe­rings­pro­gramma VTH en versterken Gelders Stelsel


Indiendatum: 7 feb. 2024

Onze fractie heeft nog de volgende vragen naar aanleiding van de beeldvormende bijeenkomst “Uitvoeringsprogramma VTH en versterking Gelders stelsel”, waarbij het vooral ging over het Gelders Stelsel

  1. In het UP lezen we dat het aantal bedrijven onder bevoegd gezag van de provincie naar verwachting daalt met zo’n 11%, omdat gemeenten van meer bedrijven bevoegd gezag worden. Een beperkt aantal bedrijven verschuift van gemeentelijk naar provinciaal bevoegd gezag.
    Om welk type bedrijven gaat het en wat is de reden van deze verschuiving?

Complexe bedrijven zoals we die nu kennen, blijven voor het grootste deel onder het bevoegd gezag van de provincie vallen. Door het in werking treden van de Omgevingswet verschuift de bevoegdheid voor een deel van de bedrijven van provincie naar gemeenten. Dit geldt voor bedrijven uit de sectoren voedingsmiddelen en zuivelindustrie, vee- en diervoederbedrijven en intensieve veehouderijen. De activiteiten die deze bedrijven verrichten, worden namelijk niet genoemd in afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In deze afdeling van het Bal zijn de bedrijven opgenomen die door hun milieubelastende activiteiten onder het bevoegd gezag van de provincie vallen.

Daarnaast is sprake van een beperkte verschuiving van bevoegd gezag van gemeenten naar de provincie. Het gaat daarbij om een aantal ‘kleine’ ijzergieterijen en mestverwerkers. Deze categorieën bedrijven zijn opgenomen in afdeling 3.3 van het Bal.

In totaal zijn 28 bedrijven van de provincie overgegaan naar de gemeenten. Omgekeerd gaat het om 3 bedrijven. Eén van de bedrijven waarvoor de provincie bevoegd is geworden (Gieterij Neede B.V.) is failliet, maar de vergunning is nog niet ingetrokken. Effectief zijn er dus 2 bedrijven van gemeente naar provincie overgegaan.

2. Er zijn 20 aandachtsbedrijven in Gelderland. Om welk type bedrijven/activiteiten gaat het? En om welke problematiek? Waarom/wanneer wordt een bedrijf een aandachtsbedrijf?

Aandachtsbedrijven zijn bedrijven met een complexe (meervoudige) problematiek, waardoor deze tijdelijk extra aandacht verdienen. De problematiek kan liggen op het gebied van toezicht en handhaving, maar er kan ook sprake zijn het ontbreken van een adequate en actuele vergunning of strijdigheid met het bestemmingsplan. Ook is er bij aandachtbedrijven vaak sprake van klachten van omwonenden en media-attentie.

Als een bedrijf de status “aandachtbedrijf” krijgt, wordt er een projectleider aangewezen die samen met de betrokken vakdisciplines op zoek gaat naar de meest passende interventie en die ook de communicatie met de stakeholders verzorgt (omwonenden, bedrijven, andere overheden, milieuorganisaties e.d.). Doel van de aanpak is het bedrijf zo spoedig mogelijk weer in het reguliere spoor te krijgen. Voorbeelden van aandachtbedrijven zijn stortplaats Doonweg in Eerbeek (staalslakken), de Nijmeegse IJzergieterij en papierfabriek Smurfit Kappa Parenco in Renkum.

3. Indien nodig treedt de provincie handhavend op bij de vervuiling van zwemlocaties. Is het te allen tijde de zwemlocatie die verantwoordelijk is voor verontreinigd water, ook als de verontreiniging wordt veroorzaakt door een externe bron waar de locatie geen invloed op heeft?

Met ‘vervuiling’ wordt hier gedoeld op de groei van blauwalgen en bacteriële verontreinigingen. Waar nodig nemen we maatregelen om het publiek te waarschuwen. Er zijn 3 soorten maatregelen: een waarschuwing, een negatief zwemadvies of een zwemverbod. Handhavend optreden naar een eigenaar/beheerder richt zich op het niet naleven van veiligheidsaspecten en/of de opgelegde maatregelen.

4. Wie is verantwoordelijk voor vergunning, toezicht en handhaving als het gaat om geuroverlast door mestvergisters en het uitrijden van mest in bufferstroken?

De provincie is bevoegd gezag als het gaat om installaties met een verwerkingscapaciteit van minimaal 25.000 m3 per jaar. Daaronder is de gemeente bevoegd. De gemeente is ook bevoegd gezag voor het bestemmings- of omgevingsplan en moet aangeven of de activiteit op de betreffende locatie is toegestaan.

Voor het uitrijden van mest is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verantwoordelijk. De veehouder/verpachter moet bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aangeven hoeveel hectare worden gebruikt om (dierlijke) mest uit te rijden.

5. Op pagina 22 van het UP, onder het kopje Flora en Fauna, lezen we “daarnaast gaan we in 2024 met generieke maatregelen aan de slag”. Wat zijn generieke maatregelen? Kunt u een voorbeeld geven?

Een generieke maatregel is bijvoorbeeld een generieke ontheffing voor woningbouwcorporaties. Een groot deel van de aanvragen betreft renovatieprojecten van woningbouwcorporaties. Hier worden vrijwel altijd (potentiële) verblijfplaatsen van mussen, gierzwaluwen en vleermuizen aangetroffen. Op dit moment vragen corporaties nog per project een ‘reguliere ontheffing’ aan. Samen met ecologische adviesbureaus zetten wij in op het maken van ‘generieke ontheffingen’.

6. Voor activiteiten in het GNN verlenen gemeenten de omgevingsvergunningen op basis van het bestemmingsplan. Alle vergunde activiteiten bij elkaar kunnen voor druk zorgen op het GNN. In het ergste geval kan hierdoor de kwaliteit van het GNN achteruitgaan.
Vragen:

  1. Heeft de VTH-afdeling van de provincie instrumenten om toezicht te houden op de stapeling van activiteiten en op de eventuele achteruitgang van de kwaliteit van het GNN dor stapeling?
  2. Wat wordt verstaan onder een “nieuwe activiteit of ontwikkeling” in artikel 2.39, lid 1,[1] van de omgevingsverordening? Is dat iedere nieuwe activiteit waarvoor een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd?

VTH houdt geen toezicht op effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op GNN en andere natuur die beschermd op basis van de Omgevingsverordening.

Voor een ontwikkeling of activiteit binnen de begrenzing van GNN zijn mogelijk de instructieregels uit de Omgevingsverordening artikelen 5.15 t/m 5.18) van toepassing. Deze instructieregels gelden als de gemeente ontwikkelingen of activiteiten mogelijk maakt die afwijken van het vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan. Dus “nieuw” is afwijkend op vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan. Onder de Omgevingswet heet dit nu een BOPA, Buitenplanse Omgevings Plan Activiteit. De bevoegdheid voor goedkeuring ligt bij de gemeente, maar zij is wel verplicht voor indiening van het ontwerp advies te vragen bij de provincie. Dergelijke vragen komen binnen bij Team Ruimte en landschap en zij schakelen een ecoloog van Team natuur in om advies op te stellen. De gemeente is niet verplicht dit advies op te volgen maar als zij dit niet doen kan de provincie een zienswijze indienen.

Voor elke nieuwe ontwikkeling wordt opnieuw gekeken wat het effect is op kernkwaliteiten, oppervlakte en samenhang van het GNN.

7. In welke gevallen is een zogenaamde nee-tenzij toets nodig en wie bepaalt dat?

De nee-tenzij toets is in de omgevingsverordening als volgt uitgewerkt. Als er alleen nadelige gevolgen zijn voor oppervlakte, dan volstaat compensatie van deze oppervlakte volgens artikel 5.5 (artikel 2.39 in de oude omgevingsverordening). Als er lokaal nadelig effect is voor kernkwaliteiten of samenhang, maar deze in de directe omgeving juist worden versterkt door het plan als geheel, zodanig dat het plan per saldo leidt tot versterking van het GNN, is eveneens artikel 5.5 van toepassing. Maar als bij een ontwikkeling geen versterking per saldo is door bijvoorbeeld verlies aan kwaliteit dan moet artikel 1.7 worden gevolgd. Er is dan een toets noodzakelijk of er sprake is van een groot algemeen belang en of er geen alternatieven zijn, en er dient te worden voorzien in voldoende compensatie.

Formeel bepaalt de gemeente als bevoegd gezag of de toets correct is uitgevoerd en op de juiste wijze compensatie plaatsvindt, maar zij vraagt altijd advies aan de provincie en dit advies wordt normaliter altijd opgevolgd.

8. Controleert de VTH-afdeling van de provincie of boseigenaren/terreinbeheerders de Gedragscode en het Herstelprogramma Bossen naleven?

Werken volgens de gedragscode is niet wettelijk verplicht, maar wordt wel bij ons gemeld in de kapmelding. Wij weten niet wanneer een kap wordt uitgevoerd (binnen de periode van een jaar).

Op het moment dat wij toepassing van de gedragscode in ons werk tegenkomen, dan kijken wij daarnaar, maar wij kunnen hier niet op voorhand controles op inplannen en dus niet actief op controleren.

Het Veluwe N2000 herstelprogramma bos is onderdeel van het N2000 beheerplan van de Veluwe. Hierin zijn maatregelen opgenomen die samen met verschillende partners wordt uitgevoerd. Dit betreft onder andere het houtoogstverbod voor habitattype bos. Het houtoogstverbod is opgenomen in de Gelderse Omgevingsverordening. Op dit moment controleert de afdeling VTH niet op het Herstelprogramma Bossen. Hierover moeten nog afspraken worden gemaakt.

9. Acteert de provincie op handhavingsverzoeken betreffende mogelijke overtredingen (bijv. illegale kap van habitatbossen of verstoring van soorten) door boseigenaren/terreinbeheerders?

De provincie handelt altijd op handhavingsverzoeken door deze grondig te toetsen aan de wettelijke vereisten. Indien nodig, wordt een toezichthouder gevraagd om een controle uit te voeren om de naleving te waarborgen. Indien de toezichthouder een overtreding constateert, zal de provincie bestuursrechtelijk handelen, bijvoorbeeld door het opleggen van een dwangsom om de naleving te bevorderen.

10. Kan de provincie de kap van houtopstanden weigeren (bij een melding)? Zo ja, op welke gronden? Is er in dat geval sprake van een besluit?

Ja, de provincie kan de kap van houtopstanden weigeren, middels een besluit vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • Op grond van artikel 4.2 lid 3 Wnb: Gedeputeerde staten kunnen het vellen van houtopstanden telkens voor ten hoogste vijf jaar verbieden ter bescherming van bijzondere natuur- of landschapswaarden.
  • Op grond van artikel 11.128 (afbakening mogelijkheid maatwerkvoorschrift; kapverbod) van het Bal: (Wettelijke bepaling ligt in artikel 4.3 lid1 onder o Ow)
  • Een maatwerkvoorschrift verbiedt het vellen van een houtopstand:
    1. Alleen als dat nodig is voor de bescherming van bijzondere natuurwaarden of landschappelijke waarden; en
    2. Telkens voor ten hoogste vijf jaar.
  • Omgevingsverordening (Aanvulling W.V.) Artikel 4.11 (nadere invulling voorwaarden kapverbod)
  • Onder bijzondere natuurwaarden of landschappelijke waarden als bedoeld in artikel 11.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden in ieder geval verstaan:
    1. een oude bosgroeiplaats;
    2. cultuurhistorisch waardevolle beplantingen; en
    3. beschermde natuurwaarden.
  • Overgangsrecht artikel 4.6 lid 2 Omgevingswet: Als er vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerpbestemmingsplan of ontwerpinpassingsplan ter inzage is gelegd, dan blijft het oude recht van toepassing tot het bestemmingsplan of inpassingsplan van kracht is.
  • Artikel 11.119 Bal

    11. Controleert de provincie bij een melding van de kap van houtopstanden of ook een omgevingsverordening wordt aangevraagd (indien nodig)? En handhaaft de provincie indien de melder dit nalaat?

Bij een kapmelding geldt een herplantplicht en daar zien wij op toe.

12. In het UP lezen we: “We hebben goede (bestuursrechtelijke) middelen om de herplantplicht af te dwingen. Er is hier nog een verbeterslag te maken.” Heeft u inzicht in de omvang van de niet-nakoming van de herplantplicht? Om hoeveel bomen gaat het?

Op basis van de ontvangen kapmeldingen en de in de bomenmonitor geconstateerde verdwenen houtopstanden krijgen wij (na onderzoek) inzichtelijk waar een herplantplicht geldt. Wij hebben echter geen inzicht in de omvang hiervan.

13. Welke regels gelden er voor de verplichte herplant van bomen. Gelden er criteria voor boomsoort, maatvoering e.d.?

De herplantplicht is vastgelegd in de Omgevingswet en hoe herplant moet plaatsvinden is opgenomen in onze Omgevingsverordening (artikel 4.12). Hierin zijn ook criteria opgenomen zoals boomsoorten die geschikt zijn, gelet op bodemkwaliteit en waterhuishouding ter plaatsen. Maar ook dat herbeplanting niet mag bestaan uit soorten die een gevaar vormen voor de natuurlijk biodiversiteit en het mogen geen tuinsoorten en sierheesters zijn.

14. Is de Bomenmonitor openbaar toegankelijk (voor het opsporen van illegale kap)?

Nee, de Bomenmonitor is niet openbaar toegankelijk. Het is een intern instrument om geautomatiseerd (maar niet foutloos) verdwenen houtopstanden in beeld te brengen. Pas uit onderzoek daarna door onze toezichthouders zal blijken of er sprake is van een overtreding.

15. Begrijpen wij het goed dat de provincie alle toezichtstaken voor natuur heeft ondergebracht bij de ODRA/ODRN? (Zie UP, tabel 1 op pagina 6 ,met aanvullende VTH-taken voor de omgevingsdiensten)

Momenteel worden er toezichtstaken uitgevoerd door de ODRA en ODRN (stikstofcontroles, zie figuur 2, pagina 6) en vindt er afstemming plaats hoe dit in de toekomt wordt uitgevoerd. De Staten zijn hierover geïnformeerd in de mededelingenbrief van 19 december 2023 (2023-000267).

16. De afdeling VTH beheert de stikstofbank. Hoeveel stikstofruimte zit er momenteel in de bank en is de stikstofbank openbaar te raadplegen?

Er zit 171.000 mol (dit komt overeen met 2.900 kg ammoniak) in de stikstofbank, verdeeld over bijna 90.000 hectare Natura 2000 gebied, vooral in de Veluwe.

Op de site staat een kaart waarop je kunt zien waar de ruimte is. Door middel van kleuren wordt op die kaart aangegeven in welke gebieden de meeste ruimte zit. Informatie over de Gelderse Stikstofbank en de voorwaarden om er gebruik van te maken is te vinden op onze website, via het thema Stikstof.

17. In de Omgevingsverordening zijn stiltegebieden aangewezen. “De huidige beleidskaders hiervoor zijn niet uitvoerbaar voor VTH. Daarom is dit op dit moment nog geen uitvoeringstaak voor VTH.” Wordt er momenteel gewerkt aan nieuwe beleidskaders voor stiltegebieden en wanneer kunnen wij die verwachten?

In het Actieplan geluid 2024-2028 is het beleid voor stille gebieden een verplicht onderdeel. De ambitie om het geluid in deze gebieden te beheersen is onderdeel van de scenariokeuzes die in maart 2024 met PS wordt gekozen.

18. Samen met de handhavingspartners (onder andere gemeenten) worden handhavingsplannen opgesteld voor de Natura 2000-gebieden. Wat is het doel van deze plannen en waarop wordt vooral gehandhaafd? Gaat het hierbij om handhaving los van handhavingsverzoeken?

Overtredingen in een Natura 2000-gebied zorgen ervoor dat instandhoudingsdoelstellingen in gevaar komen. De handhavingsplannen bieden handvatten voor de verschillende bevoegde handhavingsinstanties om de instandhoudingsdoelstellingen van N2000-gebieden te waarborgen. Handhavingsplannen geven inzicht in de prioritering van toezicht en handhaving en bevorderen de afstemming en samenwerking tussen de verschillende handhavingsinstanties.

19. In 2018 zijn in vier Gelderse gemeenten pilots met soortenmanagementplannen gestart. Lopen deze pilots nog? Of wordt er in Gelderland inmiddels gewerkt met gebiedsgerichte ontheffingen en soortenmanagementplannen? Zo ja, waar?

Er zijn inderdaad vier pilots gestart:

  1. Nieuwbouwproject Waalsprong, Nijmegen
  2. Boombeheer gemeente Lochem
  3. Gemeente brede ontheffing SMP Apeldoorn
  4. Gemeente brede ontheffing SMP Ede

Het SMP van de gemeente Ede is sinds september 2022 verlopen omdat er geen verlenging is aangevraagd. Het SMP van de gemeente Apeldoorn loopt nog. Er zijn ook twee ontheffingen verleend op basis van een SMP voor de dijkverzwaringen Gorinchem-Waardenburg en Tiel-Waardenburg. Aan drie woningcorporaties zijn inmiddels door ons generieke ontheffingen verleend voor de na-isolatie van hun gehele woningbestand. Deze lijn willen wij doortrekken naar alle Gelderse woningcorporaties. Wij zijn met gemeentes uit de regio's Noord-Veluwe en Groene Metropoolregio in gesprek over het opzetten van een gemeentelijk SMP.


[1] “Voor zover een bestemmingplan van toepassing is op het Gelders natuurnetwerk wordt een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toegelaten als die geen nadelige gevolgen kan hebben voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang als bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone.”

Indiendatum: 7 feb. 2024
Antwoorddatum: 14 feb. 2024

Onze fractie heeft nog de volgende vragen naar aanleiding van de beeldvormende bijeenkomst “Uitvoeringsprogramma VTH en versterking Gelders stelsel”, waarbij het vooral ging over het Gelders Stelsel

  1. In het UP lezen we dat het aantal bedrijven onder bevoegd gezag van de provincie naar verwachting daalt met zo’n 11%, omdat gemeenten van meer bedrijven bevoegd gezag worden. Een beperkt aantal bedrijven verschuift van gemeentelijk naar provinciaal bevoegd gezag.
    Om welk type bedrijven gaat het en wat is de reden van deze verschuiving?

Complexe bedrijven zoals we die nu kennen, blijven voor het grootste deel onder het bevoegd gezag van de provincie vallen. Door het in werking treden van de Omgevingswet verschuift de bevoegdheid voor een deel van de bedrijven van provincie naar gemeenten. Dit geldt voor bedrijven uit de sectoren voedingsmiddelen en zuivelindustrie, vee- en diervoederbedrijven en intensieve veehouderijen. De activiteiten die deze bedrijven verrichten, worden namelijk niet genoemd in afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In deze afdeling van het Bal zijn de bedrijven opgenomen die door hun milieubelastende activiteiten onder het bevoegd gezag van de provincie vallen.

Daarnaast is sprake van een beperkte verschuiving van bevoegd gezag van gemeenten naar de provincie. Het gaat daarbij om een aantal ‘kleine’ ijzergieterijen en mestverwerkers. Deze categorieën bedrijven zijn opgenomen in afdeling 3.3 van het Bal.

In totaal zijn 28 bedrijven van de provincie overgegaan naar de gemeenten. Omgekeerd gaat het om 3 bedrijven. Eén van de bedrijven waarvoor de provincie bevoegd is geworden (Gieterij Neede B.V.) is failliet, maar de vergunning is nog niet ingetrokken. Effectief zijn er dus 2 bedrijven van gemeente naar provincie overgegaan.

2. Er zijn 20 aandachtsbedrijven in Gelderland. Om welk type bedrijven/activiteiten gaat het? En om welke problematiek? Waarom/wanneer wordt een bedrijf een aandachtsbedrijf?

Aandachtsbedrijven zijn bedrijven met een complexe (meervoudige) problematiek, waardoor deze tijdelijk extra aandacht verdienen. De problematiek kan liggen op het gebied van toezicht en handhaving, maar er kan ook sprake zijn het ontbreken van een adequate en actuele vergunning of strijdigheid met het bestemmingsplan. Ook is er bij aandachtbedrijven vaak sprake van klachten van omwonenden en media-attentie.

Als een bedrijf de status “aandachtbedrijf” krijgt, wordt er een projectleider aangewezen die samen met de betrokken vakdisciplines op zoek gaat naar de meest passende interventie en die ook de communicatie met de stakeholders verzorgt (omwonenden, bedrijven, andere overheden, milieuorganisaties e.d.). Doel van de aanpak is het bedrijf zo spoedig mogelijk weer in het reguliere spoor te krijgen. Voorbeelden van aandachtbedrijven zijn stortplaats Doonweg in Eerbeek (staalslakken), de Nijmeegse IJzergieterij en papierfabriek Smurfit Kappa Parenco in Renkum.

3. Indien nodig treedt de provincie handhavend op bij de vervuiling van zwemlocaties. Is het te allen tijde de zwemlocatie die verantwoordelijk is voor verontreinigd water, ook als de verontreiniging wordt veroorzaakt door een externe bron waar de locatie geen invloed op heeft?

Met ‘vervuiling’ wordt hier gedoeld op de groei van blauwalgen en bacteriële verontreinigingen. Waar nodig nemen we maatregelen om het publiek te waarschuwen. Er zijn 3 soorten maatregelen: een waarschuwing, een negatief zwemadvies of een zwemverbod. Handhavend optreden naar een eigenaar/beheerder richt zich op het niet naleven van veiligheidsaspecten en/of de opgelegde maatregelen.

4. Wie is verantwoordelijk voor vergunning, toezicht en handhaving als het gaat om geuroverlast door mestvergisters en het uitrijden van mest in bufferstroken?

De provincie is bevoegd gezag als het gaat om installaties met een verwerkingscapaciteit van minimaal 25.000 m3 per jaar. Daaronder is de gemeente bevoegd. De gemeente is ook bevoegd gezag voor het bestemmings- of omgevingsplan en moet aangeven of de activiteit op de betreffende locatie is toegestaan.

Voor het uitrijden van mest is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verantwoordelijk. De veehouder/verpachter moet bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aangeven hoeveel hectare worden gebruikt om (dierlijke) mest uit te rijden.

5. Op pagina 22 van het UP, onder het kopje Flora en Fauna, lezen we “daarnaast gaan we in 2024 met generieke maatregelen aan de slag”. Wat zijn generieke maatregelen? Kunt u een voorbeeld geven?

Een generieke maatregel is bijvoorbeeld een generieke ontheffing voor woningbouwcorporaties. Een groot deel van de aanvragen betreft renovatieprojecten van woningbouwcorporaties. Hier worden vrijwel altijd (potentiële) verblijfplaatsen van mussen, gierzwaluwen en vleermuizen aangetroffen. Op dit moment vragen corporaties nog per project een ‘reguliere ontheffing’ aan. Samen met ecologische adviesbureaus zetten wij in op het maken van ‘generieke ontheffingen’.

6. Voor activiteiten in het GNN verlenen gemeenten de omgevingsvergunningen op basis van het bestemmingsplan. Alle vergunde activiteiten bij elkaar kunnen voor druk zorgen op het GNN. In het ergste geval kan hierdoor de kwaliteit van het GNN achteruitgaan.
Vragen:

  1. Heeft de VTH-afdeling van de provincie instrumenten om toezicht te houden op de stapeling van activiteiten en op de eventuele achteruitgang van de kwaliteit van het GNN dor stapeling?
  2. Wat wordt verstaan onder een “nieuwe activiteit of ontwikkeling” in artikel 2.39, lid 1,[1] van de omgevingsverordening? Is dat iedere nieuwe activiteit waarvoor een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd?

VTH houdt geen toezicht op effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op GNN en andere natuur die beschermd op basis van de Omgevingsverordening.

Voor een ontwikkeling of activiteit binnen de begrenzing van GNN zijn mogelijk de instructieregels uit de Omgevingsverordening artikelen 5.15 t/m 5.18) van toepassing. Deze instructieregels gelden als de gemeente ontwikkelingen of activiteiten mogelijk maakt die afwijken van het vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan. Dus “nieuw” is afwijkend op vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan. Onder de Omgevingswet heet dit nu een BOPA, Buitenplanse Omgevings Plan Activiteit. De bevoegdheid voor goedkeuring ligt bij de gemeente, maar zij is wel verplicht voor indiening van het ontwerp advies te vragen bij de provincie. Dergelijke vragen komen binnen bij Team Ruimte en landschap en zij schakelen een ecoloog van Team natuur in om advies op te stellen. De gemeente is niet verplicht dit advies op te volgen maar als zij dit niet doen kan de provincie een zienswijze indienen.

Voor elke nieuwe ontwikkeling wordt opnieuw gekeken wat het effect is op kernkwaliteiten, oppervlakte en samenhang van het GNN.

7. In welke gevallen is een zogenaamde nee-tenzij toets nodig en wie bepaalt dat?

De nee-tenzij toets is in de omgevingsverordening als volgt uitgewerkt. Als er alleen nadelige gevolgen zijn voor oppervlakte, dan volstaat compensatie van deze oppervlakte volgens artikel 5.5 (artikel 2.39 in de oude omgevingsverordening). Als er lokaal nadelig effect is voor kernkwaliteiten of samenhang, maar deze in de directe omgeving juist worden versterkt door het plan als geheel, zodanig dat het plan per saldo leidt tot versterking van het GNN, is eveneens artikel 5.5 van toepassing. Maar als bij een ontwikkeling geen versterking per saldo is door bijvoorbeeld verlies aan kwaliteit dan moet artikel 1.7 worden gevolgd. Er is dan een toets noodzakelijk of er sprake is van een groot algemeen belang en of er geen alternatieven zijn, en er dient te worden voorzien in voldoende compensatie.

Formeel bepaalt de gemeente als bevoegd gezag of de toets correct is uitgevoerd en op de juiste wijze compensatie plaatsvindt, maar zij vraagt altijd advies aan de provincie en dit advies wordt normaliter altijd opgevolgd.

8. Controleert de VTH-afdeling van de provincie of boseigenaren/terreinbeheerders de Gedragscode en het Herstelprogramma Bossen naleven?

Werken volgens de gedragscode is niet wettelijk verplicht, maar wordt wel bij ons gemeld in de kapmelding. Wij weten niet wanneer een kap wordt uitgevoerd (binnen de periode van een jaar).

Op het moment dat wij toepassing van de gedragscode in ons werk tegenkomen, dan kijken wij daarnaar, maar wij kunnen hier niet op voorhand controles op inplannen en dus niet actief op controleren.

Het Veluwe N2000 herstelprogramma bos is onderdeel van het N2000 beheerplan van de Veluwe. Hierin zijn maatregelen opgenomen die samen met verschillende partners wordt uitgevoerd. Dit betreft onder andere het houtoogstverbod voor habitattype bos. Het houtoogstverbod is opgenomen in de Gelderse Omgevingsverordening. Op dit moment controleert de afdeling VTH niet op het Herstelprogramma Bossen. Hierover moeten nog afspraken worden gemaakt.

9. Acteert de provincie op handhavingsverzoeken betreffende mogelijke overtredingen (bijv. illegale kap van habitatbossen of verstoring van soorten) door boseigenaren/terreinbeheerders?

De provincie handelt altijd op handhavingsverzoeken door deze grondig te toetsen aan de wettelijke vereisten. Indien nodig, wordt een toezichthouder gevraagd om een controle uit te voeren om de naleving te waarborgen. Indien de toezichthouder een overtreding constateert, zal de provincie bestuursrechtelijk handelen, bijvoorbeeld door het opleggen van een dwangsom om de naleving te bevorderen.

10. Kan de provincie de kap van houtopstanden weigeren (bij een melding)? Zo ja, op welke gronden? Is er in dat geval sprake van een besluit?

Ja, de provincie kan de kap van houtopstanden weigeren, middels een besluit vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • Op grond van artikel 4.2 lid 3 Wnb: Gedeputeerde staten kunnen het vellen van houtopstanden telkens voor ten hoogste vijf jaar verbieden ter bescherming van bijzondere natuur- of landschapswaarden.
  • Op grond van artikel 11.128 (afbakening mogelijkheid maatwerkvoorschrift; kapverbod) van het Bal: (Wettelijke bepaling ligt in artikel 4.3 lid1 onder o Ow)
  • Een maatwerkvoorschrift verbiedt het vellen van een houtopstand:
    1. Alleen als dat nodig is voor de bescherming van bijzondere natuurwaarden of landschappelijke waarden; en
    2. Telkens voor ten hoogste vijf jaar.
  • Omgevingsverordening (Aanvulling W.V.) Artikel 4.11 (nadere invulling voorwaarden kapverbod)
  • Onder bijzondere natuurwaarden of landschappelijke waarden als bedoeld in artikel 11.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden in ieder geval verstaan:
    1. een oude bosgroeiplaats;
    2. cultuurhistorisch waardevolle beplantingen; en
    3. beschermde natuurwaarden.
  • Overgangsrecht artikel 4.6 lid 2 Omgevingswet: Als er vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerpbestemmingsplan of ontwerpinpassingsplan ter inzage is gelegd, dan blijft het oude recht van toepassing tot het bestemmingsplan of inpassingsplan van kracht is.
  • Artikel 11.119 Bal

    11. Controleert de provincie bij een melding van de kap van houtopstanden of ook een omgevingsverordening wordt aangevraagd (indien nodig)? En handhaaft de provincie indien de melder dit nalaat?

Bij een kapmelding geldt een herplantplicht en daar zien wij op toe.

12. In het UP lezen we: “We hebben goede (bestuursrechtelijke) middelen om de herplantplicht af te dwingen. Er is hier nog een verbeterslag te maken.” Heeft u inzicht in de omvang van de niet-nakoming van de herplantplicht? Om hoeveel bomen gaat het?

Op basis van de ontvangen kapmeldingen en de in de bomenmonitor geconstateerde verdwenen houtopstanden krijgen wij (na onderzoek) inzichtelijk waar een herplantplicht geldt. Wij hebben echter geen inzicht in de omvang hiervan.

13. Welke regels gelden er voor de verplichte herplant van bomen. Gelden er criteria voor boomsoort, maatvoering e.d.?

De herplantplicht is vastgelegd in de Omgevingswet en hoe herplant moet plaatsvinden is opgenomen in onze Omgevingsverordening (artikel 4.12). Hierin zijn ook criteria opgenomen zoals boomsoorten die geschikt zijn, gelet op bodemkwaliteit en waterhuishouding ter plaatsen. Maar ook dat herbeplanting niet mag bestaan uit soorten die een gevaar vormen voor de natuurlijk biodiversiteit en het mogen geen tuinsoorten en sierheesters zijn.

14. Is de Bomenmonitor openbaar toegankelijk (voor het opsporen van illegale kap)?

Nee, de Bomenmonitor is niet openbaar toegankelijk. Het is een intern instrument om geautomatiseerd (maar niet foutloos) verdwenen houtopstanden in beeld te brengen. Pas uit onderzoek daarna door onze toezichthouders zal blijken of er sprake is van een overtreding.

15. Begrijpen wij het goed dat de provincie alle toezichtstaken voor natuur heeft ondergebracht bij de ODRA/ODRN? (Zie UP, tabel 1 op pagina 6 ,met aanvullende VTH-taken voor de omgevingsdiensten)

Momenteel worden er toezichtstaken uitgevoerd door de ODRA en ODRN (stikstofcontroles, zie figuur 2, pagina 6) en vindt er afstemming plaats hoe dit in de toekomt wordt uitgevoerd. De Staten zijn hierover geïnformeerd in de mededelingenbrief van 19 december 2023 (2023-000267).

16. De afdeling VTH beheert de stikstofbank. Hoeveel stikstofruimte zit er momenteel in de bank en is de stikstofbank openbaar te raadplegen?

Er zit 171.000 mol (dit komt overeen met 2.900 kg ammoniak) in de stikstofbank, verdeeld over bijna 90.000 hectare Natura 2000 gebied, vooral in de Veluwe.

Op de site staat een kaart waarop je kunt zien waar de ruimte is. Door middel van kleuren wordt op die kaart aangegeven in welke gebieden de meeste ruimte zit. Informatie over de Gelderse Stikstofbank en de voorwaarden om er gebruik van te maken is te vinden op onze website, via het thema Stikstof.

17. In de Omgevingsverordening zijn stiltegebieden aangewezen. “De huidige beleidskaders hiervoor zijn niet uitvoerbaar voor VTH. Daarom is dit op dit moment nog geen uitvoeringstaak voor VTH.” Wordt er momenteel gewerkt aan nieuwe beleidskaders voor stiltegebieden en wanneer kunnen wij die verwachten?

In het Actieplan geluid 2024-2028 is het beleid voor stille gebieden een verplicht onderdeel. De ambitie om het geluid in deze gebieden te beheersen is onderdeel van de scenariokeuzes die in maart 2024 met PS wordt gekozen.

18. Samen met de handhavingspartners (onder andere gemeenten) worden handhavingsplannen opgesteld voor de Natura 2000-gebieden. Wat is het doel van deze plannen en waarop wordt vooral gehandhaafd? Gaat het hierbij om handhaving los van handhavingsverzoeken?

Overtredingen in een Natura 2000-gebied zorgen ervoor dat instandhoudingsdoelstellingen in gevaar komen. De handhavingsplannen bieden handvatten voor de verschillende bevoegde handhavingsinstanties om de instandhoudingsdoelstellingen van N2000-gebieden te waarborgen. Handhavingsplannen geven inzicht in de prioritering van toezicht en handhaving en bevorderen de afstemming en samenwerking tussen de verschillende handhavingsinstanties.

19. In 2018 zijn in vier Gelderse gemeenten pilots met soortenmanagementplannen gestart. Lopen deze pilots nog? Of wordt er in Gelderland inmiddels gewerkt met gebiedsgerichte ontheffingen en soortenmanagementplannen? Zo ja, waar?

Er zijn inderdaad vier pilots gestart:

  1. Nieuwbouwproject Waalsprong, Nijmegen
  2. Boombeheer gemeente Lochem
  3. Gemeente brede ontheffing SMP Apeldoorn
  4. Gemeente brede ontheffing SMP Ede

Het SMP van de gemeente Ede is sinds september 2022 verlopen omdat er geen verlenging is aangevraagd. Het SMP van de gemeente Apeldoorn loopt nog. Er zijn ook twee ontheffingen verleend op basis van een SMP voor de dijkverzwaringen Gorinchem-Waardenburg en Tiel-Waardenburg. Aan drie woningcorporaties zijn inmiddels door ons generieke ontheffingen verleend voor de na-isolatie van hun gehele woningbestand. Deze lijn willen wij doortrekken naar alle Gelderse woningcorporaties. Wij zijn met gemeentes uit de regio's Noord-Veluwe en Groene Metropoolregio in gesprek over het opzetten van een gemeentelijk SMP.


[1] “Voor zover een bestemmingplan van toepassing is op het Gelders natuurnetwerk wordt een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toegelaten als die geen nadelige gevolgen kan hebben voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang als bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone.”

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen Windmolens op pluimveehouderij draaien weer, maar nog steeds illegaal

Lees verder

Schriftelijke vragen Biomassa debacle in Ede: Vragen over herkomst, financiering en toezicht

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer