Tech­nische vragen Begroting 2024


Indiendatum: 16 okt. 2023

Samenvattend beeld

1. “Zo nodig passen wij beleid wel aan. Meteen, als we daar wens toe hebben.” Wat wordt hiermee bedoeld, en hoe verhoudt zich dit eventueel tot de rolverdeling tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten?

Antwoord: De nadruk ligt op de zin ervoor: “We verleggen het zwaartepunt van beleid naar realisatie, van vooraf uitdenken naar al doende ontwikkelen. Zo nodig passen wij beleid wel aan….”. De bedoeling is om waar mogelijk in de praktijk aan de slag te gaan (en blijven) op basis van bestaande kaders en voorkomen dat er automatisch bij de start van de nieuwe bestuursperiode allemaal nieuwe beleidskaders worden opgesteld. Qua rolverdeling wordt verwezen naar het eerder gegeven antwoord (zie ook vraag 1 GroenLinks) “Wijziging van beleid wordt altijd door uw Staten vastgesteld. Afhankelijk van de omvang en de impact van de wijziging zal dit proces met uw Staten worden vorm gegeven. Bijvoorbeeld bij de actualisatie van de Omgevingsvisie wordt vooraf aan uw Staten gevraagd of u nog kaders wilt meegeven, terwijl bij andere wijzigingen het beleidsdocument de bobprocedure in gaat.”

2. Wat betekent “We gaan onze participatieaanpak actueel maken”?

Antwoord: Wij hebben in 2021 onze visie en -beleid vastgesteld. Wij actualiseren dat met name op basis van hetgeen hierover is opgenomen in het coalitieakkoord. En zullen dat vertalen in een participatieverordening die u ter vaststelling zal worden aangeboden.

3. “Vanuit alle ambities gaan we bijdragen aan klimaatadaptatie en circulaire economie, zonder daarvoor nu extra geld beschikbaar te stellen”. Op welke manier(en) wordt er bij de ambitie Water bijgedragen aan klimaatadaptatie?

Antwoord: Vanuit water gebeurt dit door klimaatadaptatie te behandelen als meekoppelkans binnen activiteit 4 en 7 op pagina 63 en 64. Binnen activiteit 7 zitten ook de afspraken met de waterschappen over het Deltaprogramma zoetwater. Het gaat hierbij vooral om maatregelen gericht op beek- en natuurherstel, bijvoorbeeld bij landgoed Medler in de landgoederenzone Baakse beek.

4. Toelichting per ambitie, Vitaal platteland: “Extra inzet is nodig op beperking van schade door plaagdieren.” Graag een toelichting, o.a.; waarom is extra inzet nodig, over wat voor inzet gaat het, en over welke dieren gaat het?

Antwoord: Wat verstaan wordt onder plaagdieren moet nog afgestemd worden met het college, hier is nog geen nadere duiding en uitwerking aan gegeven. Deze vraag kan daarom op dit moment niet beantwoord worden.

De ambities op hoofdlijnen

5. Vitaal platteland: “We willen een klimaatbestendig en circulair Gelderland, in alles wat we doen.”

Wat betekent dit concreet?

Antwoord: Dat betekent, dat we bij de inzet van provinciale middelen via de begroting steeds kijken naar de bijdrage aan het reduceren van emissies (w.o. stikstof en broeikasgassen) en aan het sluiten van kringlopen (bijv. de mineralenkringloop, hergebruik van grondstoffen, benutting van restmaterialen).

6. Verkeer en vervoer: “In 2024 werken wij aan een plan voor de veren (‘veerponten’).” Wordt hiermee bedoeld een plan voor structurele ondersteuning, op welke manier dan ook? Zo nee, over wat voor soort ‘plan’ hebben we het hier?

Antwoord: 50 Wij werken op dit moment aan een plan voor de toekomstige provinciale ondersteuning vanaf 2024 met intentie voor de langere termijn. Dit plan zal ingaan op de rol van de exploitanten, gemeenten en provincie. Uiterlijk in het eerste kwartaal 2024 ontvangt u hierover een voorstel.

Ambities

Vitaal platteland

7. Ingerichte natuur: Uitgaande van de gemiddelde jaarlijkse toename (ha) bereikt de cumulatieve toename eind 2027 inderdaad de streefwaarde. Het risico is dat in de laatste jaren het allerhoogst hangende fruit geplukt moet worden, en daardoor de toename in de laatste jaren lager is dan de eerdere jaren, waardoor uiteindelijk de streefwaarde niet wordt bereikt. Is dat risico reëel? Zo ja, hoe wordt dit risico het hoofd geboden? Zo nee, waardoor is dat risico niet reëel?

Antwoord: De meer complexere en hogere natuuropgaven kennen een langer voortraject, voordat tot realisatie kan worden overgegaan. Om die reden zullen juist deze opgaven pas in de laatste jaren van het Natuurpact gereedkomen. Hier wordt al langere tijd in gebiedsprocessen hard aan gewerkt en in nagenoeg alle gebieden, die nog geprogrammeerd zijn voor uitbreiding van het GNN, zal de uitvoering van de natuurinrichting in 2024 of uiterlijk 2025 van start gaan. Wij streven als provincie naar afronding van de opgave voor het GNN in 2025, maar de Natuurpact afspraak met het Rijk loopt door tot eind 2027. Wij hebben dus feitelijk twee jaar langer tijd om de laatste inrichtingsopgaven voor uitbreiding van het GNN te realiseren. Met deze uitloop verwachten we de volledige uitbreidingsdoelstelling uiterlijk eind 2027 te realiseren.

8. Doel: Natuur en landschapsbeheer, beheren van wild om schade te voorkomen en beschermen en versterken van biodiversiteit

Activiteit: “(…) Uitwerken voorstel voor bredere toepassing van preventieve maatregelen ter bescherming van schapen en andere diersoorten tegen de wolf.”

a. Kunnen we er vanuit gaan dat met ‘andere diersoorten’ andere landbouwdieren worden bedoeld?

b. Graag inzicht verschaffen in de mate waarin gebruik wordt gemaakt van door de provincie momenteel geboden ondersteuning ter bescherming van landbouwdieren.

c. Graag inzicht verschaffen in de mate waarin de geboden middelen correct zijn toegepast.

d. Uit welke objectieve gegevens wordt duidelijk dat de tot nu toe geboden preventieve middelen, mits correct toegepast, niet voldoen en dat daarom een ‘bredere toepassing’ nodig is?

Antwoord: Wij komen op een later moment bij uw Staten terug voor het beleid inzake preventieve maatregelen tegen de wolf. Op dat moment zullen bovenstaande vragen beantwoord worden.

9. Verbeteren van de biodiversiteit buiten natuurgebieden: Onder ‘De ambities op hoofdlijnen’ staat dat er niet meer wordt ingezet op het verbeteren van de biodiversiteit buiten natuurgebieden. Onder de toelichting per ambitie, in de eerste paragraaf over het investeringsbudget, wordt gesteld dat er juist “extra inzet op het verbeteren van de biodiversiteit buiten natuurgebieden” komt. En in de uitgebreide beschrijving van de ambitie staat de prestatie “Uitvoeren van maatregelen en activiteiten gericht op het versterken van biodiversiteit in het landelijk gebied en de stedelijke omgeving.”

a. Gaat het hier om een typefout, of zien wij hier een nuanceverschil over het hoofd?

b. Indien de zin “We wijzigen onze koers door niet meer in te zetten op het verbeteren van de biodiversiteit buiten natuurgebieden” klopt: Welke inzet, die voorgaande jaren is gepleegd, vervalt daarmee? En wat heeft deze koerswijziging voor gevolgen voor samenwerking met partners, en voor tot nu toe bereikte resultaten voor biodiversiteit?

Antwoord: De tekst hierover bij ‘Ambities op hoofdlijnen’ is niet juist. Wij passen dit aan in het vervolgvoorstel bij de Begrot9ing 2024. In het coalitieakkoord staat namelijk: “We gaan door met het huidige beleid om de biodiversiteit te versterken buiten natuurgebieden”. Daarnaast werken we vanuit het komende VLGG aan deze doelstelling door in te zetten op meer groenblauwe landschapsstructuren in het landelijk gebied.

9a. Heeft de provincie inzicht in de wijze waarop en vooral de mate waarin natuurcompensatieprojecten in praktijk uiteindelijk volgens afspraak zijn gerealiseerd, en of de biodiversiteitsdoelen/-vereisten zijn gehaald? Zo ja, waar is dit in te zien? Zo nee, zou dergelijk inzicht wel zijn te verkrijgen?

Antwoord: Wij hebben alleen zicht op de natuurcompensatieprojecten die de provincie in eigen beheer heeft uitgevoerd. Dit heeft betrekking op de natuurcompensatiepool die opgezet is en waarmee ondernemingen, die vanwege een vergunningsactiviteit verplicht zijn een klein aandeel natuur te compenseren, hun compensatieverplichting kunnen afkopen. Door te werken met een natuurcompensatiepool, kunnen wij zelf zorgdragen voor voldoende kwaliteit van de compensatienatuur. Daarnaast hebben we afspraken gemaakt met Waterschap Rivierenland over natuurcompensatie die benodigd is voor uitvoering van dijkversterkingstrajecten. Daarin zijn ook afspraken gemaakt over de te behalen biodiversiteitsdoelen en kwaliteitseisen. Voor (eventuele) andere natuurcompensatie projecten die door derden worden uitgevoerd, vindt toetsing op biodiversiteitsdoelen en kwaliteitseisen plaats via het vergunningentraject.

10. Prestatie 2024: “Uitvoeren van maatregelen en activiteiten gericht op het versterken van biodiversiteit in het landelijk gebied en de stedelijke omgeving.” Gaat het bij de activiteiten om subsidieverlening (aan agrariërs)? Zo ja, om welke regeling(en) gaat het?

Antwoord: Het gaat bij deze activiteiten onder meer om subsidie aan agrariërs, maar het kan ook gaan om andere doelgroepen. We zetten hiervoor onze subsidieregelingen in die opgenomen zijn in de Regels subsidieverlening Gelderland 2023, onder hoofdstuk 2 Natuur en landschap. Zie Regels Subsidieverlening Gelderland 2023 | Lokale wet- en regelgeving (overheid.nl)

11. Doel: Uitvoering van de Gelderse Maatregelen Stikstof: “(…) verlagen we de stikstofuitstoot in alle sectoren: landbouw, wonen, industrie en mobiliteit.”

a. Bij nummers 1 en 2 gaat het over de alle sectoren, minus landbouw. Is dat bewust het geval?

b. Nr. 3: “Wij werken aan vergunningverlening die zich houdt aan de stikstofdoelen en ruimte geeft voor economische activiteiten.” In hoeverre verschil dit van de gebruikelijke vergunningverlening? M.a.w., dient vergunningverlening zich sowieso niet te houden aan stikstofdoelen en binnen dat kader ruimte te geven voor economische activiteiten?

c. Nr. 5: “Uitvoeringsagenda GMS: nieuw beleid over stikstof wordt integraal opgepakt met landbouw, natuur, water en klimaat in het programma VLGG.” Waarom worden hierbij niet alle sectoren, dus ook wonen, industrie en mobiliteit, betrokken?

Antwoord:

a. Bij 1 had ook landbouw kunnen staan, mogelijk dat het daar is weggelaten omdat landbouw bij andere doelen nader wordt beschreven. Bij 2. Gaat om activiteiten die t.b.v. programma GMS door andere programma’s worden opgepakt.

b. Vergunningverlening moet zich inderdaad houden aan de stikstofdoelen, wat wel bijzonder is ten opzichte van bijvoorbeeld Overijssel en Gelderland is dat we de vergunningverlening voor nieuwe economische activiteiten niet volledig stil hebben gelegd, maar per geval beoordelen wat nog wel mogelijk is.

c. Het VLGG richt zich, zoals de titel zegt op het landelijk gebied. Andere programma’s richten zich op wonen, industrie en mobiliteit.

12. Hoe komt het dat het doel “Economisch sterke, toekomstbestendige land- en tuinbouw” enkel een prestatie kent die enkel is gericht op niet-grondgebonden veehouderij; is voor akkerbouw, tuinbouw en grondgebonden veehouderij niet het doel economisch sterk en toekomstbestendig te worden, of worden deze sectoren al als economisch sterk en toekomstbestendig gezien?

Antwoord: Dat komt omdat we ons willen beperken tot díe prestatie, die we beogen voor het kalenderjaar waarvoor u de begroting vaststelt. Voor het begrotingsjaar 2024 is dat inderdaad de visie op de niet-grondgebonden veehouderij, zoals die ook in het Coalitieakkoord is aangekondigd. In de Kadernota Agrifood (PS2020-880) leest u welke prestaties nog meer in beeld zijn om na te streven voor een economisch sterke, toekomstbestendige land- en tuinbouw. De inzet daarvoor komt alle sectoren ten goede.

13. Het waterrapport van De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) laat zien dat de waterkwaliteit in Nederland ondermaats is en het wordt onwaarschijnlijk en zelfs onmogelijk geacht dat er aan de KRW kan worden voldaan tegen 2027. Voor de kwaliteit van het oppervlaktewater zijn in Nederland de waterschappen primair aan zet, maar de provincie kan d.m.v. maatregelen verontreinigende stoffen weren om watervervuiling tegen te gaan.

a. Is er met het begrote bedrag voor het onderdeel ‘water’ ook rekening gehouden met de zorgplicht voor voldoende en gezond drinkwater voor nu en in de toekomst, dus op de lange termijn?

b. Is er een bedrag begroot voor allocatie aan maatregelen om te kunnen voldoen aan de KRW tegen 2027 en daarmee de leefbaarheid te kunnen waarborgen?

Antwoord:

a. Wij streven ernaar om bij de aanvullende bescherming binnen de grondwaterbeschermingsgebieden vooral middelen uit het Transitiefonds in te zetten.

b. In het Regionaal Waterprogramma zijn de maatregelen opgenomen die onze provincie neemt in het kader van de KRW. De middelen daarvoor zijn gereserveerd. Via het programma VLGG kunnen we nog een stap verder gaan. De middelen die in dat geval nodig zijn, zijn in het kader van het programma VLGG begroot.

14. Begrotingssubsidie voor Pre-verkenning gebiedsprocessen Foodvalley. Enerzijds wordt gesteld dat moet worden gewerkt aan herstel van het natuurlijk systeem, en dat gewerkt moet worden aan het reguleren van de recreatiedruk, die voor veel verstoring zorgt. Anderzijds wordt gesteld dat de aantrekkelijkheid van het gebied voor de recreatie en toerisme vergroot moet worden. Hoe is dat met elkaar te rijmen, zonder veel moeite, middelen en inzet tegen elkaar weg te strepen?

Antwoord: De pre-verkenning gebiedsprocessen Foodvalley verkent de opgaven in het gebied Renkums Beekdal (Natura 2000 gebied) en in het gebied Ede/Barneveld. Om de recreatiedruk van het N2000 gebied Veluwe te halen is het van belang de aantrekkelijkheid buiten N2000 te vergroten bijvoorbeeld in het gebied Ede-Barneveld. De pre-verkenning Ede/Barneveld gaat over gebied buiten het N2000 gebied.

Regionale economie

16. Onderwijs en arbeidsmarkt: “We zetten in op talent om het tekort aan personeel op de arbeidsmarkt te verkleinen”. ‘Personeelstekort’ zou je ook ‘werkgelegenheidsoverschot’ kunnen noemen; het gaat om de verhouding tussen aanbod van en vraag naar arbeid. Hoe komt het dat bij de wens op beide kanten zoveel mogelijk in balans te brengen, vrijwel alleen naar de aanbodkant van arbeid wordt gekeken, en niet naar de vraag?

Antwoord: De vraag naar arbeid is direct gerelateerd aan de omvang en samenstelling van de economie. Tot voor kort werd arbeidsmarktkrapte voornamelijk gezien als een gevolg van hoogconjunctuur, en daarmee als een ‘incidenteel’ probleem. Bij laagconjunctuur speelde immers het tegenovergestelde: hoe zorgen we dat zoveel mogelijk mensen duurzaam aan het werk blijven, aangezien het hebben van werk voor de beroepsbevolking een belangrijk onderdeel is voor het kunnen leiden van ‘een goed leven’? Inmiddels is de arbeidsmarktkrapte structureler van aard geworden. Zelfs bij een recessie/laagconjunctuur en een tijdelijke afname van de vraag naar talent is de verwachting dat de tekorten zeker tot 2040 aan zullen houden (dan piekt de demografische vergrijzing). Dit maakt dat de vraag ‘hoe kunnen we de vraag naar arbeid structureel verlagen' een politieke vraag naar de gewenste inrichting van de economie.

17. Vestigingsklimaat en innovatie. In sterke relatie tot voorgaande vraag: klopt het dat “het stimuleren van start- en (door)groeimogelijkheden van mkb-bedrijven” actief ingaat tegen het doel om “het tekort aan personeel op de arbeidsmarkt te verkleinen”? Zo nee, hoe draagt het uitbreiden van het aantal werkplekken bij aan het verkleinen van het personeelstekort?

Antwoord: Nee. Het stimuleren van start- en doorgroeimogelijkheden van mkb-bedrijven leidt niet automatisch tot groei van de vraag naar arbeid. Het gaat ook om technologische en sociale innovatie die de arbeidsproductiviteit laat toenemen.

18. Innovatie en circulaire economie bevorderen.

a. Op welke wijze en in welke mate bevordert de provincie met haar eigen organisatie de circulaire economie, bijv. via inkoop?

b. Is er een plan om als organisatie op een bepaald moment 100% circulair te zijn?

Antwoord:

a. Zelf het goede voorbeeld geven door circulariteit te bevorderen in onze provinciale infrastructuur en bedrijfsvoering is onderdeel van ons uitvoeringsprogramma Circulaire Economie (PS2020-679). Voor circulariteit in infrastructuur richten ons in de eerste instantie op het verlengen van de levensduur van constructies (wegen, bruggen, elektrotechnische installaties) en wegelementen (zoals geleiderails, hectometerpaaltjes en verkeersborden). Bij einde levensduur worden zoveel mogelijk materialen hergebruikt. Als nieuwe materialen nodig zijn worden deze zoveel mogelijk uitgevoerd met biogrondstoffen. Om nog meer impact te kunnen maken op circulariteit in asfaltverhardingen hebben we dit jaar afgesproken 20-30% hergebruikt materiaal te gaan toepassen in de deklagen van de ‘minder kritische’ trajecten die in 2024 en 2025 voor groot onderhoud op de planning staan. In de onderlagen passen we al voor een groot deel hergebruik van materialen toe.

b. Daarnaast hebben we vanuit Code Groen de ambitie om in 2030 een klimaatneutrale en afvalloze (circulaire) bedrijfsvoering te hebben. Het onderliggende interne Klimaatplan geeft de inzet weer op circulariteit door minder en/of circulair in te gaan kopen.

19. Campagne Gelderse streken. Eén van de doelen van deze campagne is spreiding in tijd en ruimte van toeristen en recreanten. In de paragraaf Regionale economie van ‘De ambities op hoofdlijnen’ staat “Verder kijken we hoe we recreatie en toerisme beter kunnen spreiden over de provincie”, wat impliceert dat de spreiding nog niet optimaal is, ondanks de al jaren lopende Gelderse Streken-campagne.

a. Betekent dit dat de spreiding van recreatie en toerisme nog niet voldoende is, ondanks recreatiezonering en de ‘Gelderse streken’-campagne?

b. Welke rol spelen de regionale bureaus voor toerisme een rol in de niet-optimale spreiding?”

c. Is of wordt op enig moment geëvalueerd in hoeverre de campagne op het vlak van spreiding effectief is, en welk effect het andere campagnedoel, van het promoten van onze streken, heeft op het doel van spreiding?

d. Hoeveel van het budget van de Gelderse Streken-campagne is bedoeld voor promotie van wildconsumptie?

Antwoord:

a. Het is geen kwestie van voldoende of onvoldoende; er is blijvend aandacht nodig voor balans. Waardevol recreatie en toerisme gaat over het optimaal benutten van economische kansen, bijdragen aan het versterken van leefbaarheid/vitaliteit van het gebied en het beschermen/versterken van de natuur.

b. De regionale bureaus voor toerisme leveren met de uitvoering van de campagne een actieve bijdrage aan het spreiden van bezoekers. Ook andere partijen of factoren leveren een bijdrage aan het spreiden van bezoekers, zoals terreinbeherende organisaties of de aan- /afwezigheid van recreatief aanbod.

c. Er heeft een effectmeting plaatsgevonden aan het einde van 2022. De resultaten zijn in een mededelingenbrief met u gedeeld. Uit de effectmeting is gebleken dat bezoekers die de campagne hebben gezien aantoonbaar vaker buiten het seizoen een specifieke regio bezochten. De bekendheid van verschillende regio's is eveneens toegenomen.

d. 0 euro

Verkeer en vervoer

20. Begrotingssubsidies CROW.

a. Wat is de essentie van de scheiding van de twee begrotingssubsidies voor het kennisprogramma en het kennisplatform CROW (ontwerpbesluitpunten 19 en 20)?

b. Dragen de andere provincies naar rato mee met subsidies voor dit kennisplatform en -programma, waaruit kennis voortkomt die door alle provincies zijn te gebruiken (zo lijkt ons)?

Antwoord:

a. Het betreft twee verschillende programma's of platforms van het CROW. Het Kennisprogramma Beheer en Bouw Infrastructuur richt zich op beheer en bouw van infrastructuur. Het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (CROW) levert kennis voor de bredere taak van provincies op het gebied van (vaar)wegen.

b. Ja

Milieu en energie

21. Verduurzaming industrie en bedrijven: Wat is de stand van zaken rond het voldoen van Gelderse bedrijven aan de al sinds 1993 geldende energiebesparingsplicht; in welke mate voldoen Gelderse bedrijven hieraan, en hoe staat het met de verbeteringen om als provincie hierop te controleren a.d.h.v. energieverbruiksgegevens?

Antwoord: Bedrijven die vanaf 50.000KWh elektriciteit per jaar gebruiken of vanaf 25.000 m3 aardgas(equivalent), hebben een energiebespaarplicht en een informatieplicht. Zij moeten besparingsmaatregelen nemen uit de erkende maatregelen lijst (de EML) en RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) informeren over wat ze gedaan hebben aan besparing. Wij hebben in Gelderland ongeveer 11.000 bedrijven die moeten voldoen aan de bespaar- en informatieplicht. Tot 1 juli 2023 is door ongeveer 8.100 van de 11.000 bedrijven in Gelderland aan die informatieplicht voldaan. Van die 8.100 bedrijven heeft 12.6% alle voor het bedrijf geldende EML-maatregelen genomen. Het andere deel van de bedrijven is bezig met het nemen van de voor hun geldende maatregelen. Dat is een mooie score, iets boven het landelijk gemiddelde. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor toezicht op de energiebesparingsplicht voor deze bedrijven. Wij stimuleren gemeenten al vanaf 2018 om die toezichtstaak op te pakken door een subsidie voor de EML-controle beschikbaar te stellen. Daarmee hebben wij ongeveer 7.000 EML-controles en her-controles mogelijk gemaakt. De provincie is zelf bevoegd gezag voor 230 bedrijven in Gelderland. Wij hebben een extra opdracht gegeven aan de omgevingsdiensten om hen in staat te stellen om al deze bedrijven te controleren op de energiebesparingsplicht. De controles vinden dit jaar en volgend jaar plaats.

22. In hoeverre worden de bezuinigingen op Energie en klimaat gecompenseerd door meer Rijksmiddelen?

Antwoord: Het programmabudget voor Energietransitie en klimaat was de afgelopen periode € 35,3 miljoen per jaar (inclusief EFRO en middelen van het Rijk). Vanaf 2024 wordt dit ongeveer € 15,7 miljoen per jaar. Vanuit het investeringsbudget voor deze bestuursperiode is daarnaast € 12 miljoen aan incidentele middelen aan ambitie Milieu en energie toegewezen, dat is 3 mln per jaar. Voor een aantal activiteiten ontvangen we al middelen van het Rijk (Mobiliteit en Maatschappelijk Vastgoed) en worden de activiteiten ook in deze bestuursperiode hiermee uitgevoerd. Deze middelen zijn meegenomen in bovengenoemde € 15,7 miljoen per jaar. De teruglopende middelen voor het programma Energietransitie en klimaat treffen vooral projecten en regelingen. Die worden niet met Rijksmiddelen gecompenseerd. Ook de CDOKE-middelen van het Rijk bieden hiervoor geen compensatie. Deze middelen zijn vooral bedoeld voor menskracht (Mens & middelen), capaciteit om de energietransitie te versnellen.

23. Natuurinclusieve energietransitie.

a. Wat is de actuele stand van zaken rond het/de onderzoek(en) naar natuurinclusieve energietransitie, met name faunabeschermende maatregelen bij windturbines?

b. Zijn er vanuit die onderzoeken nieuwe resultaten geboekt waar in Gelderland naar gehandeld kan worden?

Antwoord:

a. In juli/juli is er een bestuurlijk overleg geweest van het Rijk, IPO, TenneT, NWEA, Sovon, de Zoogdiervereniging en de natuur- en milieufederaties. Hier lag het concept convenant voor. Deze gaat in op drie onderwerpen: 1) verder met mitigerende maatregelen, 2) monitoring en onderzoek, 3) populatieversterking. Rond het eerste uitgebreide afspraken gemaakt, ook afgestemd met opstellers SDE+. In de SDE+ 2024 is de stilstandsregeling bv opgenomen als maatregel. De exacte doorwerking in de SDE+ is nog niet uitgewerkt. De hoofdlijn van het convenant is akkoord bevonden, maar de groene organisaties hebben aangegeven dat het onderdeel over populatieversterking nadere uitwerking verdient. Hierover zijn afspraken gemaakt. Resterend budget wordt beschikbaar gesteld voor onderzoek naar de versterking van populaties. NWEA heeft zich bereid verklaart een aandeel in de kosten op zich te nemen. Dit onderzoek gaat tot medio 2024 duren. Op dat moment kan het convenant worden getekend. NMF met Vogelbescherming en Zoogdiervereniging trekken dit i.o.m. WUR en SOVON. Link naar website NIEWHOL

b. Resultaten vanuit de toepassing van de NIEWHOL-onderzoeken zijn er nog niet. Wel wordt in Gelderland onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke toepassing van cameradetectie bij windparken, specifiek voor de Wedspendief in de zone rondom de Veluwe. Ook vindt hier een nieuw zenderonderzoek plaats om het vlieggedrag en de uitwijkkans van deze soort rond windturbines scherper in beeld te krijgen. Tot slot loopt in de Eemshaven het onderzoek met de zwarte wiek, waarbij onderzocht wordt of dit evenals in een eerder project in Noorwegen tot een sterke reductie van het aantal aanvaringsslachtoffers leidt. De provincie Gelderland draagt financieel bij aan dit onderzoek.

24. "Samen met de ODRA en de ODRN brengen wij de VTH-taken ten uitvoering. Doelstelling is een optimale, tijdige en integrale inzet van het VTH instrumentarium." Houdt deze doelstelling ook in dat de ODRA en ODRN voldoende capaciteit hebben om blijvend 6 keer per jaar emissiemetingen uit te (laten) voeren, en daarin niet hoeven af te schalen?

Antwoord: Voor 2024 is voorzien in 40 emissiemetingen door de ODRA bij bedrijven waarvoor de provincie bevoegd gezag is. Langs provinciale wegen worden op 6 plaatsen concentratie metingen voor luchtkwaliteit uitgevoerd. Er zijn momenteel 3 actieve metingen; 3 metingen zijn in de afgelopen periode afgerond en de rapportage is opgeleverd. We zijn niet van plan om deze metingen af te schalen.

25. In het hoofdstuk over de ambities op hoofdlijnen staat: ‘Verder stellen we kaders op voor het behoud en verbeteren van een gezonde en veilige leefomgeving’. Wordt hierin ook onderzoek meegenomen naar de risico’s en de mogelijke schadelijke gevolgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en de natuur van energieopwekking met kernenergie en aquathermie, of zou dit mogelijk zijn? Zo ja, op wat voor manier?

Antwoord: We hebben voor 2024 geen opdrachten in uitvoering of in planning om onderzoek te doen naar de risico's en mogelijk schadelijke gevolgen van de opwekking van kernenergie en aquathermie op de gezonde en veilige leefomgeving en natuur. Dit soort onderzoeken is complex en vergt veel specifieke kennis. We verwachten dat het Rijk hier een verantwoordelijkheid in zal nemen. Eventueel onderzoek naar effecten loopt ook via andere partijen, zoals via het Netwerk Aquathermie, zie Bibliotheek | Netwerk Aquathermie.

Paragrafen

Lokale heffingen

26. De verhoging van de grondwateronttrekkingsheffing is gebaseerd op de toenemende kosten voor onderzoek en monitoring.

a. Is er in de verhoging van de heffing ook een bedrag ingecalculeerd om oplossingen te ontwikkelen voor de aanstaande watercrisis en voor de reiniging en sanering van vervuild grondwater?

b. Is het mogelijk om een hogere grondwateronttrekkingsheffing in te stellen en de daaruit voortkomende extra inkomsten te gebruiken om oplossingen te ontwikkelen voor de aanstaande watercrisis en voor de reiniging en sanering van vervuild grondwater?

Antwoord:

a. De wet schrijft voor dat vier categorieën kosten door de grondwateronttrekkingsheffing gedekt mogen worden (zie vraag 16 van de PvdA). Het proces en de onderzoeken in het kader van de adaptieve strategie drinkwatervoorziening, gericht op een duurzame drinkwatervoorziening in een duurzaam watersysteem, past binnen deze criteria en wordt gefinancierd uit de grondwateronttrekkingsheffing. Het reinigen en saneren van vervuild water valt niet binnen de vier categorieën in de wet en kan daarom niet gefinancierd worden uit de grondwateronttrekkingsheffing. Op 1 november 2022 is het bestedingsplan ‘Bestedingsdoelen Egalisatiefonds grondwaterheffing Gelderland’ vastgesteld door GS.

b. Zie a. Besteding van extra inkomsten als gevolg van een verhoging van de grondwaterheffing moeten passen binnen de genoemde categorieën en hiervoor genoemde notitie.

Indiendatum: 16 okt. 2023
Antwoorddatum: 25 okt. 2023

Samenvattend beeld

1. “Zo nodig passen wij beleid wel aan. Meteen, als we daar wens toe hebben.” Wat wordt hiermee bedoeld, en hoe verhoudt zich dit eventueel tot de rolverdeling tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten?

Antwoord: De nadruk ligt op de zin ervoor: “We verleggen het zwaartepunt van beleid naar realisatie, van vooraf uitdenken naar al doende ontwikkelen. Zo nodig passen wij beleid wel aan….”. De bedoeling is om waar mogelijk in de praktijk aan de slag te gaan (en blijven) op basis van bestaande kaders en voorkomen dat er automatisch bij de start van de nieuwe bestuursperiode allemaal nieuwe beleidskaders worden opgesteld. Qua rolverdeling wordt verwezen naar het eerder gegeven antwoord (zie ook vraag 1 GroenLinks) “Wijziging van beleid wordt altijd door uw Staten vastgesteld. Afhankelijk van de omvang en de impact van de wijziging zal dit proces met uw Staten worden vorm gegeven. Bijvoorbeeld bij de actualisatie van de Omgevingsvisie wordt vooraf aan uw Staten gevraagd of u nog kaders wilt meegeven, terwijl bij andere wijzigingen het beleidsdocument de bobprocedure in gaat.”

2. Wat betekent “We gaan onze participatieaanpak actueel maken”?

Antwoord: Wij hebben in 2021 onze visie en -beleid vastgesteld. Wij actualiseren dat met name op basis van hetgeen hierover is opgenomen in het coalitieakkoord. En zullen dat vertalen in een participatieverordening die u ter vaststelling zal worden aangeboden.

3. “Vanuit alle ambities gaan we bijdragen aan klimaatadaptatie en circulaire economie, zonder daarvoor nu extra geld beschikbaar te stellen”. Op welke manier(en) wordt er bij de ambitie Water bijgedragen aan klimaatadaptatie?

Antwoord: Vanuit water gebeurt dit door klimaatadaptatie te behandelen als meekoppelkans binnen activiteit 4 en 7 op pagina 63 en 64. Binnen activiteit 7 zitten ook de afspraken met de waterschappen over het Deltaprogramma zoetwater. Het gaat hierbij vooral om maatregelen gericht op beek- en natuurherstel, bijvoorbeeld bij landgoed Medler in de landgoederenzone Baakse beek.

4. Toelichting per ambitie, Vitaal platteland: “Extra inzet is nodig op beperking van schade door plaagdieren.” Graag een toelichting, o.a.; waarom is extra inzet nodig, over wat voor inzet gaat het, en over welke dieren gaat het?

Antwoord: Wat verstaan wordt onder plaagdieren moet nog afgestemd worden met het college, hier is nog geen nadere duiding en uitwerking aan gegeven. Deze vraag kan daarom op dit moment niet beantwoord worden.

De ambities op hoofdlijnen

5. Vitaal platteland: “We willen een klimaatbestendig en circulair Gelderland, in alles wat we doen.”

Wat betekent dit concreet?

Antwoord: Dat betekent, dat we bij de inzet van provinciale middelen via de begroting steeds kijken naar de bijdrage aan het reduceren van emissies (w.o. stikstof en broeikasgassen) en aan het sluiten van kringlopen (bijv. de mineralenkringloop, hergebruik van grondstoffen, benutting van restmaterialen).

6. Verkeer en vervoer: “In 2024 werken wij aan een plan voor de veren (‘veerponten’).” Wordt hiermee bedoeld een plan voor structurele ondersteuning, op welke manier dan ook? Zo nee, over wat voor soort ‘plan’ hebben we het hier?

Antwoord: 50 Wij werken op dit moment aan een plan voor de toekomstige provinciale ondersteuning vanaf 2024 met intentie voor de langere termijn. Dit plan zal ingaan op de rol van de exploitanten, gemeenten en provincie. Uiterlijk in het eerste kwartaal 2024 ontvangt u hierover een voorstel.

Ambities

Vitaal platteland

7. Ingerichte natuur: Uitgaande van de gemiddelde jaarlijkse toename (ha) bereikt de cumulatieve toename eind 2027 inderdaad de streefwaarde. Het risico is dat in de laatste jaren het allerhoogst hangende fruit geplukt moet worden, en daardoor de toename in de laatste jaren lager is dan de eerdere jaren, waardoor uiteindelijk de streefwaarde niet wordt bereikt. Is dat risico reëel? Zo ja, hoe wordt dit risico het hoofd geboden? Zo nee, waardoor is dat risico niet reëel?

Antwoord: De meer complexere en hogere natuuropgaven kennen een langer voortraject, voordat tot realisatie kan worden overgegaan. Om die reden zullen juist deze opgaven pas in de laatste jaren van het Natuurpact gereedkomen. Hier wordt al langere tijd in gebiedsprocessen hard aan gewerkt en in nagenoeg alle gebieden, die nog geprogrammeerd zijn voor uitbreiding van het GNN, zal de uitvoering van de natuurinrichting in 2024 of uiterlijk 2025 van start gaan. Wij streven als provincie naar afronding van de opgave voor het GNN in 2025, maar de Natuurpact afspraak met het Rijk loopt door tot eind 2027. Wij hebben dus feitelijk twee jaar langer tijd om de laatste inrichtingsopgaven voor uitbreiding van het GNN te realiseren. Met deze uitloop verwachten we de volledige uitbreidingsdoelstelling uiterlijk eind 2027 te realiseren.

8. Doel: Natuur en landschapsbeheer, beheren van wild om schade te voorkomen en beschermen en versterken van biodiversiteit

Activiteit: “(…) Uitwerken voorstel voor bredere toepassing van preventieve maatregelen ter bescherming van schapen en andere diersoorten tegen de wolf.”

a. Kunnen we er vanuit gaan dat met ‘andere diersoorten’ andere landbouwdieren worden bedoeld?

b. Graag inzicht verschaffen in de mate waarin gebruik wordt gemaakt van door de provincie momenteel geboden ondersteuning ter bescherming van landbouwdieren.

c. Graag inzicht verschaffen in de mate waarin de geboden middelen correct zijn toegepast.

d. Uit welke objectieve gegevens wordt duidelijk dat de tot nu toe geboden preventieve middelen, mits correct toegepast, niet voldoen en dat daarom een ‘bredere toepassing’ nodig is?

Antwoord: Wij komen op een later moment bij uw Staten terug voor het beleid inzake preventieve maatregelen tegen de wolf. Op dat moment zullen bovenstaande vragen beantwoord worden.

9. Verbeteren van de biodiversiteit buiten natuurgebieden: Onder ‘De ambities op hoofdlijnen’ staat dat er niet meer wordt ingezet op het verbeteren van de biodiversiteit buiten natuurgebieden. Onder de toelichting per ambitie, in de eerste paragraaf over het investeringsbudget, wordt gesteld dat er juist “extra inzet op het verbeteren van de biodiversiteit buiten natuurgebieden” komt. En in de uitgebreide beschrijving van de ambitie staat de prestatie “Uitvoeren van maatregelen en activiteiten gericht op het versterken van biodiversiteit in het landelijk gebied en de stedelijke omgeving.”

a. Gaat het hier om een typefout, of zien wij hier een nuanceverschil over het hoofd?

b. Indien de zin “We wijzigen onze koers door niet meer in te zetten op het verbeteren van de biodiversiteit buiten natuurgebieden” klopt: Welke inzet, die voorgaande jaren is gepleegd, vervalt daarmee? En wat heeft deze koerswijziging voor gevolgen voor samenwerking met partners, en voor tot nu toe bereikte resultaten voor biodiversiteit?

Antwoord: De tekst hierover bij ‘Ambities op hoofdlijnen’ is niet juist. Wij passen dit aan in het vervolgvoorstel bij de Begrot9ing 2024. In het coalitieakkoord staat namelijk: “We gaan door met het huidige beleid om de biodiversiteit te versterken buiten natuurgebieden”. Daarnaast werken we vanuit het komende VLGG aan deze doelstelling door in te zetten op meer groenblauwe landschapsstructuren in het landelijk gebied.

9a. Heeft de provincie inzicht in de wijze waarop en vooral de mate waarin natuurcompensatieprojecten in praktijk uiteindelijk volgens afspraak zijn gerealiseerd, en of de biodiversiteitsdoelen/-vereisten zijn gehaald? Zo ja, waar is dit in te zien? Zo nee, zou dergelijk inzicht wel zijn te verkrijgen?

Antwoord: Wij hebben alleen zicht op de natuurcompensatieprojecten die de provincie in eigen beheer heeft uitgevoerd. Dit heeft betrekking op de natuurcompensatiepool die opgezet is en waarmee ondernemingen, die vanwege een vergunningsactiviteit verplicht zijn een klein aandeel natuur te compenseren, hun compensatieverplichting kunnen afkopen. Door te werken met een natuurcompensatiepool, kunnen wij zelf zorgdragen voor voldoende kwaliteit van de compensatienatuur. Daarnaast hebben we afspraken gemaakt met Waterschap Rivierenland over natuurcompensatie die benodigd is voor uitvoering van dijkversterkingstrajecten. Daarin zijn ook afspraken gemaakt over de te behalen biodiversiteitsdoelen en kwaliteitseisen. Voor (eventuele) andere natuurcompensatie projecten die door derden worden uitgevoerd, vindt toetsing op biodiversiteitsdoelen en kwaliteitseisen plaats via het vergunningentraject.

10. Prestatie 2024: “Uitvoeren van maatregelen en activiteiten gericht op het versterken van biodiversiteit in het landelijk gebied en de stedelijke omgeving.” Gaat het bij de activiteiten om subsidieverlening (aan agrariërs)? Zo ja, om welke regeling(en) gaat het?

Antwoord: Het gaat bij deze activiteiten onder meer om subsidie aan agrariërs, maar het kan ook gaan om andere doelgroepen. We zetten hiervoor onze subsidieregelingen in die opgenomen zijn in de Regels subsidieverlening Gelderland 2023, onder hoofdstuk 2 Natuur en landschap. Zie Regels Subsidieverlening Gelderland 2023 | Lokale wet- en regelgeving (overheid.nl)

11. Doel: Uitvoering van de Gelderse Maatregelen Stikstof: “(…) verlagen we de stikstofuitstoot in alle sectoren: landbouw, wonen, industrie en mobiliteit.”

a. Bij nummers 1 en 2 gaat het over de alle sectoren, minus landbouw. Is dat bewust het geval?

b. Nr. 3: “Wij werken aan vergunningverlening die zich houdt aan de stikstofdoelen en ruimte geeft voor economische activiteiten.” In hoeverre verschil dit van de gebruikelijke vergunningverlening? M.a.w., dient vergunningverlening zich sowieso niet te houden aan stikstofdoelen en binnen dat kader ruimte te geven voor economische activiteiten?

c. Nr. 5: “Uitvoeringsagenda GMS: nieuw beleid over stikstof wordt integraal opgepakt met landbouw, natuur, water en klimaat in het programma VLGG.” Waarom worden hierbij niet alle sectoren, dus ook wonen, industrie en mobiliteit, betrokken?

Antwoord:

a. Bij 1 had ook landbouw kunnen staan, mogelijk dat het daar is weggelaten omdat landbouw bij andere doelen nader wordt beschreven. Bij 2. Gaat om activiteiten die t.b.v. programma GMS door andere programma’s worden opgepakt.

b. Vergunningverlening moet zich inderdaad houden aan de stikstofdoelen, wat wel bijzonder is ten opzichte van bijvoorbeeld Overijssel en Gelderland is dat we de vergunningverlening voor nieuwe economische activiteiten niet volledig stil hebben gelegd, maar per geval beoordelen wat nog wel mogelijk is.

c. Het VLGG richt zich, zoals de titel zegt op het landelijk gebied. Andere programma’s richten zich op wonen, industrie en mobiliteit.

12. Hoe komt het dat het doel “Economisch sterke, toekomstbestendige land- en tuinbouw” enkel een prestatie kent die enkel is gericht op niet-grondgebonden veehouderij; is voor akkerbouw, tuinbouw en grondgebonden veehouderij niet het doel economisch sterk en toekomstbestendig te worden, of worden deze sectoren al als economisch sterk en toekomstbestendig gezien?

Antwoord: Dat komt omdat we ons willen beperken tot díe prestatie, die we beogen voor het kalenderjaar waarvoor u de begroting vaststelt. Voor het begrotingsjaar 2024 is dat inderdaad de visie op de niet-grondgebonden veehouderij, zoals die ook in het Coalitieakkoord is aangekondigd. In de Kadernota Agrifood (PS2020-880) leest u welke prestaties nog meer in beeld zijn om na te streven voor een economisch sterke, toekomstbestendige land- en tuinbouw. De inzet daarvoor komt alle sectoren ten goede.

13. Het waterrapport van De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) laat zien dat de waterkwaliteit in Nederland ondermaats is en het wordt onwaarschijnlijk en zelfs onmogelijk geacht dat er aan de KRW kan worden voldaan tegen 2027. Voor de kwaliteit van het oppervlaktewater zijn in Nederland de waterschappen primair aan zet, maar de provincie kan d.m.v. maatregelen verontreinigende stoffen weren om watervervuiling tegen te gaan.

a. Is er met het begrote bedrag voor het onderdeel ‘water’ ook rekening gehouden met de zorgplicht voor voldoende en gezond drinkwater voor nu en in de toekomst, dus op de lange termijn?

b. Is er een bedrag begroot voor allocatie aan maatregelen om te kunnen voldoen aan de KRW tegen 2027 en daarmee de leefbaarheid te kunnen waarborgen?

Antwoord:

a. Wij streven ernaar om bij de aanvullende bescherming binnen de grondwaterbeschermingsgebieden vooral middelen uit het Transitiefonds in te zetten.

b. In het Regionaal Waterprogramma zijn de maatregelen opgenomen die onze provincie neemt in het kader van de KRW. De middelen daarvoor zijn gereserveerd. Via het programma VLGG kunnen we nog een stap verder gaan. De middelen die in dat geval nodig zijn, zijn in het kader van het programma VLGG begroot.

14. Begrotingssubsidie voor Pre-verkenning gebiedsprocessen Foodvalley. Enerzijds wordt gesteld dat moet worden gewerkt aan herstel van het natuurlijk systeem, en dat gewerkt moet worden aan het reguleren van de recreatiedruk, die voor veel verstoring zorgt. Anderzijds wordt gesteld dat de aantrekkelijkheid van het gebied voor de recreatie en toerisme vergroot moet worden. Hoe is dat met elkaar te rijmen, zonder veel moeite, middelen en inzet tegen elkaar weg te strepen?

Antwoord: De pre-verkenning gebiedsprocessen Foodvalley verkent de opgaven in het gebied Renkums Beekdal (Natura 2000 gebied) en in het gebied Ede/Barneveld. Om de recreatiedruk van het N2000 gebied Veluwe te halen is het van belang de aantrekkelijkheid buiten N2000 te vergroten bijvoorbeeld in het gebied Ede-Barneveld. De pre-verkenning Ede/Barneveld gaat over gebied buiten het N2000 gebied.

Regionale economie

16. Onderwijs en arbeidsmarkt: “We zetten in op talent om het tekort aan personeel op de arbeidsmarkt te verkleinen”. ‘Personeelstekort’ zou je ook ‘werkgelegenheidsoverschot’ kunnen noemen; het gaat om de verhouding tussen aanbod van en vraag naar arbeid. Hoe komt het dat bij de wens op beide kanten zoveel mogelijk in balans te brengen, vrijwel alleen naar de aanbodkant van arbeid wordt gekeken, en niet naar de vraag?

Antwoord: De vraag naar arbeid is direct gerelateerd aan de omvang en samenstelling van de economie. Tot voor kort werd arbeidsmarktkrapte voornamelijk gezien als een gevolg van hoogconjunctuur, en daarmee als een ‘incidenteel’ probleem. Bij laagconjunctuur speelde immers het tegenovergestelde: hoe zorgen we dat zoveel mogelijk mensen duurzaam aan het werk blijven, aangezien het hebben van werk voor de beroepsbevolking een belangrijk onderdeel is voor het kunnen leiden van ‘een goed leven’? Inmiddels is de arbeidsmarktkrapte structureler van aard geworden. Zelfs bij een recessie/laagconjunctuur en een tijdelijke afname van de vraag naar talent is de verwachting dat de tekorten zeker tot 2040 aan zullen houden (dan piekt de demografische vergrijzing). Dit maakt dat de vraag ‘hoe kunnen we de vraag naar arbeid structureel verlagen' een politieke vraag naar de gewenste inrichting van de economie.

17. Vestigingsklimaat en innovatie. In sterke relatie tot voorgaande vraag: klopt het dat “het stimuleren van start- en (door)groeimogelijkheden van mkb-bedrijven” actief ingaat tegen het doel om “het tekort aan personeel op de arbeidsmarkt te verkleinen”? Zo nee, hoe draagt het uitbreiden van het aantal werkplekken bij aan het verkleinen van het personeelstekort?

Antwoord: Nee. Het stimuleren van start- en doorgroeimogelijkheden van mkb-bedrijven leidt niet automatisch tot groei van de vraag naar arbeid. Het gaat ook om technologische en sociale innovatie die de arbeidsproductiviteit laat toenemen.

18. Innovatie en circulaire economie bevorderen.

a. Op welke wijze en in welke mate bevordert de provincie met haar eigen organisatie de circulaire economie, bijv. via inkoop?

b. Is er een plan om als organisatie op een bepaald moment 100% circulair te zijn?

Antwoord:

a. Zelf het goede voorbeeld geven door circulariteit te bevorderen in onze provinciale infrastructuur en bedrijfsvoering is onderdeel van ons uitvoeringsprogramma Circulaire Economie (PS2020-679). Voor circulariteit in infrastructuur richten ons in de eerste instantie op het verlengen van de levensduur van constructies (wegen, bruggen, elektrotechnische installaties) en wegelementen (zoals geleiderails, hectometerpaaltjes en verkeersborden). Bij einde levensduur worden zoveel mogelijk materialen hergebruikt. Als nieuwe materialen nodig zijn worden deze zoveel mogelijk uitgevoerd met biogrondstoffen. Om nog meer impact te kunnen maken op circulariteit in asfaltverhardingen hebben we dit jaar afgesproken 20-30% hergebruikt materiaal te gaan toepassen in de deklagen van de ‘minder kritische’ trajecten die in 2024 en 2025 voor groot onderhoud op de planning staan. In de onderlagen passen we al voor een groot deel hergebruik van materialen toe.

b. Daarnaast hebben we vanuit Code Groen de ambitie om in 2030 een klimaatneutrale en afvalloze (circulaire) bedrijfsvoering te hebben. Het onderliggende interne Klimaatplan geeft de inzet weer op circulariteit door minder en/of circulair in te gaan kopen.

19. Campagne Gelderse streken. Eén van de doelen van deze campagne is spreiding in tijd en ruimte van toeristen en recreanten. In de paragraaf Regionale economie van ‘De ambities op hoofdlijnen’ staat “Verder kijken we hoe we recreatie en toerisme beter kunnen spreiden over de provincie”, wat impliceert dat de spreiding nog niet optimaal is, ondanks de al jaren lopende Gelderse Streken-campagne.

a. Betekent dit dat de spreiding van recreatie en toerisme nog niet voldoende is, ondanks recreatiezonering en de ‘Gelderse streken’-campagne?

b. Welke rol spelen de regionale bureaus voor toerisme een rol in de niet-optimale spreiding?”

c. Is of wordt op enig moment geëvalueerd in hoeverre de campagne op het vlak van spreiding effectief is, en welk effect het andere campagnedoel, van het promoten van onze streken, heeft op het doel van spreiding?

d. Hoeveel van het budget van de Gelderse Streken-campagne is bedoeld voor promotie van wildconsumptie?

Antwoord:

a. Het is geen kwestie van voldoende of onvoldoende; er is blijvend aandacht nodig voor balans. Waardevol recreatie en toerisme gaat over het optimaal benutten van economische kansen, bijdragen aan het versterken van leefbaarheid/vitaliteit van het gebied en het beschermen/versterken van de natuur.

b. De regionale bureaus voor toerisme leveren met de uitvoering van de campagne een actieve bijdrage aan het spreiden van bezoekers. Ook andere partijen of factoren leveren een bijdrage aan het spreiden van bezoekers, zoals terreinbeherende organisaties of de aan- /afwezigheid van recreatief aanbod.

c. Er heeft een effectmeting plaatsgevonden aan het einde van 2022. De resultaten zijn in een mededelingenbrief met u gedeeld. Uit de effectmeting is gebleken dat bezoekers die de campagne hebben gezien aantoonbaar vaker buiten het seizoen een specifieke regio bezochten. De bekendheid van verschillende regio's is eveneens toegenomen.

d. 0 euro

Verkeer en vervoer

20. Begrotingssubsidies CROW.

a. Wat is de essentie van de scheiding van de twee begrotingssubsidies voor het kennisprogramma en het kennisplatform CROW (ontwerpbesluitpunten 19 en 20)?

b. Dragen de andere provincies naar rato mee met subsidies voor dit kennisplatform en -programma, waaruit kennis voortkomt die door alle provincies zijn te gebruiken (zo lijkt ons)?

Antwoord:

a. Het betreft twee verschillende programma's of platforms van het CROW. Het Kennisprogramma Beheer en Bouw Infrastructuur richt zich op beheer en bouw van infrastructuur. Het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (CROW) levert kennis voor de bredere taak van provincies op het gebied van (vaar)wegen.

b. Ja

Milieu en energie

21. Verduurzaming industrie en bedrijven: Wat is de stand van zaken rond het voldoen van Gelderse bedrijven aan de al sinds 1993 geldende energiebesparingsplicht; in welke mate voldoen Gelderse bedrijven hieraan, en hoe staat het met de verbeteringen om als provincie hierop te controleren a.d.h.v. energieverbruiksgegevens?

Antwoord: Bedrijven die vanaf 50.000KWh elektriciteit per jaar gebruiken of vanaf 25.000 m3 aardgas(equivalent), hebben een energiebespaarplicht en een informatieplicht. Zij moeten besparingsmaatregelen nemen uit de erkende maatregelen lijst (de EML) en RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) informeren over wat ze gedaan hebben aan besparing. Wij hebben in Gelderland ongeveer 11.000 bedrijven die moeten voldoen aan de bespaar- en informatieplicht. Tot 1 juli 2023 is door ongeveer 8.100 van de 11.000 bedrijven in Gelderland aan die informatieplicht voldaan. Van die 8.100 bedrijven heeft 12.6% alle voor het bedrijf geldende EML-maatregelen genomen. Het andere deel van de bedrijven is bezig met het nemen van de voor hun geldende maatregelen. Dat is een mooie score, iets boven het landelijk gemiddelde. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor toezicht op de energiebesparingsplicht voor deze bedrijven. Wij stimuleren gemeenten al vanaf 2018 om die toezichtstaak op te pakken door een subsidie voor de EML-controle beschikbaar te stellen. Daarmee hebben wij ongeveer 7.000 EML-controles en her-controles mogelijk gemaakt. De provincie is zelf bevoegd gezag voor 230 bedrijven in Gelderland. Wij hebben een extra opdracht gegeven aan de omgevingsdiensten om hen in staat te stellen om al deze bedrijven te controleren op de energiebesparingsplicht. De controles vinden dit jaar en volgend jaar plaats.

22. In hoeverre worden de bezuinigingen op Energie en klimaat gecompenseerd door meer Rijksmiddelen?

Antwoord: Het programmabudget voor Energietransitie en klimaat was de afgelopen periode € 35,3 miljoen per jaar (inclusief EFRO en middelen van het Rijk). Vanaf 2024 wordt dit ongeveer € 15,7 miljoen per jaar. Vanuit het investeringsbudget voor deze bestuursperiode is daarnaast € 12 miljoen aan incidentele middelen aan ambitie Milieu en energie toegewezen, dat is 3 mln per jaar. Voor een aantal activiteiten ontvangen we al middelen van het Rijk (Mobiliteit en Maatschappelijk Vastgoed) en worden de activiteiten ook in deze bestuursperiode hiermee uitgevoerd. Deze middelen zijn meegenomen in bovengenoemde € 15,7 miljoen per jaar. De teruglopende middelen voor het programma Energietransitie en klimaat treffen vooral projecten en regelingen. Die worden niet met Rijksmiddelen gecompenseerd. Ook de CDOKE-middelen van het Rijk bieden hiervoor geen compensatie. Deze middelen zijn vooral bedoeld voor menskracht (Mens & middelen), capaciteit om de energietransitie te versnellen.

23. Natuurinclusieve energietransitie.

a. Wat is de actuele stand van zaken rond het/de onderzoek(en) naar natuurinclusieve energietransitie, met name faunabeschermende maatregelen bij windturbines?

b. Zijn er vanuit die onderzoeken nieuwe resultaten geboekt waar in Gelderland naar gehandeld kan worden?

Antwoord:

a. In juli/juli is er een bestuurlijk overleg geweest van het Rijk, IPO, TenneT, NWEA, Sovon, de Zoogdiervereniging en de natuur- en milieufederaties. Hier lag het concept convenant voor. Deze gaat in op drie onderwerpen: 1) verder met mitigerende maatregelen, 2) monitoring en onderzoek, 3) populatieversterking. Rond het eerste uitgebreide afspraken gemaakt, ook afgestemd met opstellers SDE+. In de SDE+ 2024 is de stilstandsregeling bv opgenomen als maatregel. De exacte doorwerking in de SDE+ is nog niet uitgewerkt. De hoofdlijn van het convenant is akkoord bevonden, maar de groene organisaties hebben aangegeven dat het onderdeel over populatieversterking nadere uitwerking verdient. Hierover zijn afspraken gemaakt. Resterend budget wordt beschikbaar gesteld voor onderzoek naar de versterking van populaties. NWEA heeft zich bereid verklaart een aandeel in de kosten op zich te nemen. Dit onderzoek gaat tot medio 2024 duren. Op dat moment kan het convenant worden getekend. NMF met Vogelbescherming en Zoogdiervereniging trekken dit i.o.m. WUR en SOVON. Link naar website NIEWHOL

b. Resultaten vanuit de toepassing van de NIEWHOL-onderzoeken zijn er nog niet. Wel wordt in Gelderland onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke toepassing van cameradetectie bij windparken, specifiek voor de Wedspendief in de zone rondom de Veluwe. Ook vindt hier een nieuw zenderonderzoek plaats om het vlieggedrag en de uitwijkkans van deze soort rond windturbines scherper in beeld te krijgen. Tot slot loopt in de Eemshaven het onderzoek met de zwarte wiek, waarbij onderzocht wordt of dit evenals in een eerder project in Noorwegen tot een sterke reductie van het aantal aanvaringsslachtoffers leidt. De provincie Gelderland draagt financieel bij aan dit onderzoek.

24. "Samen met de ODRA en de ODRN brengen wij de VTH-taken ten uitvoering. Doelstelling is een optimale, tijdige en integrale inzet van het VTH instrumentarium." Houdt deze doelstelling ook in dat de ODRA en ODRN voldoende capaciteit hebben om blijvend 6 keer per jaar emissiemetingen uit te (laten) voeren, en daarin niet hoeven af te schalen?

Antwoord: Voor 2024 is voorzien in 40 emissiemetingen door de ODRA bij bedrijven waarvoor de provincie bevoegd gezag is. Langs provinciale wegen worden op 6 plaatsen concentratie metingen voor luchtkwaliteit uitgevoerd. Er zijn momenteel 3 actieve metingen; 3 metingen zijn in de afgelopen periode afgerond en de rapportage is opgeleverd. We zijn niet van plan om deze metingen af te schalen.

25. In het hoofdstuk over de ambities op hoofdlijnen staat: ‘Verder stellen we kaders op voor het behoud en verbeteren van een gezonde en veilige leefomgeving’. Wordt hierin ook onderzoek meegenomen naar de risico’s en de mogelijke schadelijke gevolgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en de natuur van energieopwekking met kernenergie en aquathermie, of zou dit mogelijk zijn? Zo ja, op wat voor manier?

Antwoord: We hebben voor 2024 geen opdrachten in uitvoering of in planning om onderzoek te doen naar de risico's en mogelijk schadelijke gevolgen van de opwekking van kernenergie en aquathermie op de gezonde en veilige leefomgeving en natuur. Dit soort onderzoeken is complex en vergt veel specifieke kennis. We verwachten dat het Rijk hier een verantwoordelijkheid in zal nemen. Eventueel onderzoek naar effecten loopt ook via andere partijen, zoals via het Netwerk Aquathermie, zie Bibliotheek | Netwerk Aquathermie.

Paragrafen

Lokale heffingen

26. De verhoging van de grondwateronttrekkingsheffing is gebaseerd op de toenemende kosten voor onderzoek en monitoring.

a. Is er in de verhoging van de heffing ook een bedrag ingecalculeerd om oplossingen te ontwikkelen voor de aanstaande watercrisis en voor de reiniging en sanering van vervuild grondwater?

b. Is het mogelijk om een hogere grondwateronttrekkingsheffing in te stellen en de daaruit voortkomende extra inkomsten te gebruiken om oplossingen te ontwikkelen voor de aanstaande watercrisis en voor de reiniging en sanering van vervuild grondwater?

Antwoord:

a. De wet schrijft voor dat vier categorieën kosten door de grondwateronttrekkingsheffing gedekt mogen worden (zie vraag 16 van de PvdA). Het proces en de onderzoeken in het kader van de adaptieve strategie drinkwatervoorziening, gericht op een duurzame drinkwatervoorziening in een duurzaam watersysteem, past binnen deze criteria en wordt gefinancierd uit de grondwateronttrekkingsheffing. Het reinigen en saneren van vervuild water valt niet binnen de vier categorieën in de wet en kan daarom niet gefinancierd worden uit de grondwateronttrekkingsheffing. Op 1 november 2022 is het bestedingsplan ‘Bestedingsdoelen Egalisatiefonds grondwaterheffing Gelderland’ vastgesteld door GS.

b. Zie a. Besteding van extra inkomsten als gevolg van een verhoging van de grondwaterheffing moeten passen binnen de genoemde categorieën en hiervoor genoemde notitie.

Interessant voor jou

Technische vragen Actualisatie Omgevingsverordening

Lees verder

Schriftelijke vragen Verstoorde wolven door onterecht afgesloten faunapassages rond Park de Hoge Veluwe

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer