Vragen over bescherming van vissen in tijden van droogte


Indiendatum: mei 2016

-> de vragen en antwoorden als pdf vindt u hier

In het debat over de waterverordening in de Statenvergadering van woensdag 6 april bleven enkele vragen onbeantwoord.

  1. In onze bijdrage in de Statenvergadering verwezen we naar de duizenden vissen die omkwamen in een drooggevallen sloot bij Eefde. In welke categorie en subcategorie van de verdringingsreeks vallen deze vissen ? Maakt het daarbij uit of het vissen van een bedreigde soort of van een veel voorkomende soort zijn ?
  2. In de verdringingsreeks wordt gesproken over “onomkeerbare schade” aan de natuur : watertekort voor de natuur is onbelangrijk zolang er geen “onomkeerbare schade” optreedt. Als er duizenden vissen doodgaan, geldt dat dan als onomkeerbare schade ?
  3. De gedeputeerde wees erop dat onomkeerbare schade in de natuur in de hoogste categorie (1) is opgenomen. Klopt het dat we het dan alleen hebben over water voor de bufferzone rond hoogveengebied het Bargerveen in Drenthe, en dat schade aan alle andere natuur nu in de laagste categorie (4) is ingedeeld ?
  4. In het nieuwe Waterakkoord wordt wel verwezen naar wetten als
    a. de Waterwet,
    b. de Waterschapswet,
    c. de Wet Rampen en Zware Ongevallen,
    d. de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken,
    e. de Algemene wet bestuursrecht,
    f. de Wet ruimtelijke ordening,
    g. de Wet Veiligheidsregio’s,
    maar opvallend genoeg niet naar de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Is het Waterakkoord ook aan deze wetten getoetst ?
  5. Hoe verhoudt de verdringingsreeks zich tot artikel 2 van de Flora- en Faunawet, en relevante artikelen van de Natuurbeschermingswet ?
  6. Op de middag voor de Statenvergadering kreeg onze fractie het gedetailleerde rapport van Witteveen+Bos toegezonden, dat aan de basis van het Waterakkoord ligt. Bent u bereid het in antwoord op deze vragen alsnog op het Stateninformatiesysteem te plaatsen, zodat Provinciale Staten van Overijssel er ook kennis van kunnen nemen, voordat zij hun besluit nemen ?
  7. In een van de vakbladen heeft een artikel gestaan over het onderzoek voor de actualisatie van deze verdringingsreeks. Deze verhelderende informatie kan ervoor zorgen dat Provinciale Staten beter onderbouwde besluiten kunnen nemen. Het kost Statenleden veel gegoogle om dit soort artikelen te vinden. Bent u bereid dit soort linkjes voortaan actief in Statennotities te vermelden ?
  8. Op bladzijde 39 van het nieuwe Waterakkoord staat : "De ad hoc werkgroep adviseert (nadrukkelijk) om de tekst van artikel 10 niet te wijzigen." Artikel 10 gaat over Ecologische kwaliteit, en water voor de vispassages bij de Vechtstuwen.
    In het rapport van Witteveen+Bos wordt op bladzijden 17 en 18 uitgebreid beschreven waarom het voor het waterleven belangrijk is dat weteringen niet droogvallen, en dat de vistrappen blijven functioneren :
    “De vistrappen zijn van cruciaal belang voor de dispersie van soorten en de risicospreiding bij slechte omstandigheden. Juist in de zomermaanden fungeren de vistrappen als refugium voor vissoorten.
    De vistrappen vervullen in drogere perioden tevens een refugiumfunctie voor bijzondere, stroomminnende macrofauna. Deze soorten kunnen zich van hier uit verder of opnieuw over de rest van de rivier verspreiden, zodra de hydrologie zich herstelt. Het betreft juist soorten die ‘scoren’ voor de KRW, dus soorten die zich zullen moeten uitbreiden wil de Vecht de KRWdoelstellingen kunnen halen.”
    In het oude Waterakkoord van 1999 is op bladzijde 48 te lezen dat de voeding van de vispassages belangrijk is, en in een subcategorie is ingedeeld die hoger is dan de doorspoeling van stedelijke gebieden in verband met de volksgezondheid.
    Volgens de toelichting van het ontwerpbesluit dat Provinciale Staten van Gelderland en Overijssel nemen valt de lokstroom van de vistrappen nu echter onder “Artikel 2.5, tweede lid, onder f”, de allerlaatste, onbelangrijkste subcategorie.
    Dit is des te opmerkelijker, omdat uit de tabel met debieten op blz. 53 van het Waterakkoord blijkt dat maar weinig water nodig is voor KRW doelen, vergeleken met de hoeveelheid voor beregening van gras en maïs.
    Waarom is de stroom door de vispassage naar de onbelangrijkste subcategorie verplaatst, terwijl het in 1999 nog zo belangrijk was ?
  9. In de tekst van het nieuwe Waterakkoord staat in bijlage 12, dat als gevolg van een zienswijze van LTO, de beregening van gras en maïs in een hogere subcategorie is gekomen, ten koste van peilhandhaving voor de natuur. In het oorspronkelijke voorstel was het anders.
    En dat terwijl voor peilhandhaving slechts weinig water nodig is, en voor beregening heel erg veel.
    Over het belang van peilhandhaving voor de natuur is in het rapport van Witteveen+Bos geschreven :
    “Ook diverse wateren van het M-type zijn voor de ecologische kwaliteit van voldoende water afhankelijk. De waterdiepte zal hier te allen tijde minimaal 0,5 m. moeten zijn om vissterfte te voorkomen. De vismigratievoorzieningen die in de waterlichamen aanwezig zijn, of nog worden aangelegd, zijn ontworpen voor de peilen die met de landbouw zijn overeengekomen. Deze peilen zullen dus gehandhaafd moeten worden. Voor risicospreiding en herkolonisatie is het blijven functioneren van deze voorzieningen van belang.”
    Wat betekent het in de praktijk precies, dat deze subcategorieën nu omgewisseld zijn ?
  10. De gedeputeerde wees erop dat er m.b.t. deze verordening geen vispassages in Gelderland zijn. Er zijn echter wel veel andere vispassages in Gelderland. Welke verdringingsreeksen gelden daarvoor ?
  11. Kunt u een overzicht geven (of een linkje naar een overzicht) van watertekort in de laatste zes jaren, en voor welke subcategorieën in de verdringingsreeks er wanneer onvoldoende water was ?
  12. Het besluit over de verdringingsreeks moet zowel in Overijssel als in Gelderland (met dezelfde tekst) worden aangenomen.
    Hoe verhoudt zich dit tot artikel 143b van de provinciewet, waarin staat dat een lid van Provinciale Staten een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van Provinciale Staten geagendeerde ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing kan indienen, en zou het niet praktisch geweest zijn dit besluit te nemen in de al voorziene gezamenlijke vergadering met Provinciale Staten van Overijssel, in het najaar ?

Luuk van der Veer
Lid Provinciale Staten van Gelderland
Partij voor de Dieren

Indiendatum: mei 2016
Antwoorddatum: 1 mei 2016

Vraag 1:
In onze bijdrage in de Statenvergadering verwezen we naar de duizenden vissen die omkwamen in een drooggevallen sloot bij Eefde. In welke categorie en subcategorie van de verdringingsreeks vallen deze vissen ? Maakt het daarbij uit of het vissen van een bedreigde soort of van een veel voorkomende soort zijn ?

Antwoord:
Deze vissen vallen in categorie 4 ‘overige behoeften’ en in de subcategorie ‘natuur, voor zover het niet gaat om het voorkomen van onomkeerbare schade’ van de (landelijke) verdringingsreeks. Het maakt daarbij niet uit of het vissen van een bedreigde soort of van een veel voorkomende soort zijn..

Vraag 2:
In de verdringingsreeks wordt gesproken over “onomkeerbare schade” aan de natuur : watertekort voor de natuur is onbelangrijk zolang er geen “onomkeerbare schade” optreedt. Als er duizenden vissen doodgaan, geldt dat dan als onomkeerbare schade ?

Antwoord:
Nee, onomkeerbare ecologische schade is vooral gekoppeld aan de bodemgesteldheid en aan onomkeerbare processen in de bodem, zoals klink. Ook verandering in de samenstelling van de bodem als gevolg van de toevoer van ander water (zoals zilt of zout water in plaats van zoet water) kan tot onomkeerbare schade leiden. Deze processen kunnen de vestigingsplaats van flora en/of fauna onherstelbaar vernietigen. Het ecosysteem kan zich hierdoor niet meer herstellen. Herstelbare schade betreft schade die van nature binnen een redelijke termijn uit zichzelf herstelt of die door middel van investeringen kan worden hersteld zoals bijvoorbeeld de vispopulatie

Vraag 3:
De gedeputeerde wees erop dat onomkeerbare schade in de natuur in de hoogste categorie (1) is opgenomen. Klopt het dat we het dan alleen hebben over water voor de bufferzone rond hoogveengebied het Bargerveen in Drenthe, en dat schade aan alle andere natuur nu in de laagste categorie (4) is ingedeeld ?

Antwoord:
Dat klopt, zie hiervoor het antwoord op vraag 2; dit geldt voor het Bargerveen.

Vraag 4:
In het nieuwe Waterakkoord wordt wel verwezen naar wetten als
a. de Waterwet,
b. de Waterschapswet,
c. de Wet Rampen en Zware Ongevallen,
d. de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken,
e. de Algemene wet bestuursrecht,
f. de Wet ruimtelijke ordening,
g. de Wet Veiligheidsregio's,
maar opvallend genoeg niet naar de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Is het Waterakkoord ook aan deze wetten getoetst ?

Antwoord:
Bij het opstellen van het Waterakkoord is destijds niet getoetst aan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet.

Vraag 5:
Hoe verhoudt de verdringingsreeks zich tot artikel 2 van de Flora- en Faunawet, en relevante artikelen van de Natuurbeschermingswet ?

Antwoord:
De Waterwet, Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet kennen geen inhoudelijke of procedurele coördinatieverplichting. Dat betekent bijvoorbeeld dat de zorgplicht van de Flora- en faunawet ook van toepassing is wanneer uitvoering wordt gegeven aan de verdringingsreeks.

Vraag 6:
Op de middag voor de Statenvergadering kreeg onze fractie het gedetailleerde rapport van Witteveen+Bos toegezonden, dat aan de basis van het Waterakkoord ligt. Bent u bereid het in antwoord op deze vragen alsnog op het Stateninformatiesysteem te plaatsen, zodat Provinciale Staten van Overijssel er ook kennis van kunnen nemen, voordat zij hun besluit nemen ?

Antwoord:
Provinciale Staten van Overijssel hebben op 11 mei 2016 ingestemd met de voorgestelde wijziging van de Waterverordening Waterschap Rijn en IJssel en de verdringingsreeks als zodanig.

Vraag 7:
In een van de vakbladen heeft een artikel gestaan over het onderzoek voor de actualisatie van deze verdringingsreeks. Deze verhelderende informatie kan ervoor zorgen dat Provinciale Staten beter onderbouwde besluiten kunnen nemen. Het kost Statenleden veel gegoogle om dit soort artikelen te vinden. Bent u bereid dit soort linkjes voortaan actief in Statennotities te vermelden ?

Antwoord:
Als wij bij onze besluitvorming gebruik maken van artikelen zijn wij bereid daar verwijzingen bij op te nemen.

Vraag 8:
Op bladzijde 39 van het nieuwe Waterakkoord staat : "De ad hoc werkgroep adviseert (nadrukkelijk) om de tekst van artikel 10 niet te wijzigen." Artikel 10 gaat over Ecologische kwaliteit, en water voor de vispassages bij de Vechtstuwen. In het rapport van Witteveen+Bos wordt op bladzijden 17 en 18 uitgebreid beschreven waarom het voor het waterleven belangrijk is dat weteringen niet droogvallen, en dat de vistrappen blijven functioneren : “De vistrappen zijn van cruciaal belang voor de dispersie van soorten en de risicospreiding bij slechte omstandigheden. Juist in de zomermaanden fungeren de vistrappen als refugium voor vissoorten. De vistrappen vervullen in drogere perioden tevens een refugiumfunctie voor bijzondere, stroomminnende macrofauna. Deze soorten kunnen zich van hier uit verder of opnieuw over de rest van de rivier verspreiden, zodra de hydrologie zich herstelt. Het betreft juist soorten die ‘scoren’ voor de KRW, dus soorten die zich zullen moeten uitbreiden wil de Vecht de KRWdoelstellingen kunnen halen.” In het oude Waterakkoord van 1999 is op bladzijde 48 te lezen dat de voeding van de vispassages belangrijk is, en in een subcategorie is ingedeeld die hoger is dan de doorspoeling van stedelijke gebieden in verband met de volksgezondheid. Volgens de toelichting van het ontwerpbesluit dat Provinciale Staten van Gelderland en Overijssel nemen valt de lokstroom van de vistrappen nu echter onder “Artikel 2.5, tweede lid, onder f”, de allerlaatste, onbelangrijkste subcategorie. Dit is des te opmerkelijker, omdat uit de tabel met debieten op blz. 53 van het Waterakkoord blijkt dat maar weinig water nodig is voor KRW doelen, vergeleken met de hoeveelheid voor beregening van gras en maïs. Waarom is de stroom door de vispassage naar de onbelangrijkste subcategorie verplaatst, terwijl het in 1999 nog zo belangrijk was ?

Antwoord:
De vispassages zijn gelegen binnen de beheersgebieden van de Overijsselse waterbeheerder. Wij hebben ons geconformeerd aan hun wensen in deze. Zij vinden dat de doorspoeling van het stedelijk gebied ten behoeve van de volksgezondheid meer prioriteit heeft. Van belang daarbij is dat de waterschappen hebben aangegeven dat in praktijk vispassages heel lang watervoerend blijven. Daarbij blijft de zogenaamde lokstroom bestaan waardoor vissen kunnen blijven migreren in vispanden en stroom minnende soorten een refugium hebben. De exacte plaats binnen de rangorde van de subcategorieën binnen categorie 4 is daarvoor niet doorslaggevend (zie het antwoord op vraag 9).

Vraag 9:
In de tekst van het nieuwe Waterakkoord staat in bijlage 12, dat als gevolg van een zienswijze van LTO, de beregening van gras en maïs in een hogere subcategorie is gekomen, ten koste van peilhandhaving voor de natuur. In het oorspronkelijke voorstel was het anders. En dat terwijl voor peilhandhaving slechts weinig water nodig is, en voor beregening heel erg veel. Over het belang van peilhandhaving voor de natuur is in het rapport van Witteveen+Bos geschreven : “Ook diverse wateren van het M-type zijn voor de ecologische kwaliteit van voldoende water afhankelijk. De waterdiepte zal hier te allen tijde minimaal 0,5 m. moeten zijn om vissterfte te voorkomen. De vismigratievoorzieningen die in de waterlichamen aanwezig zijn, of nog worden aangelegd, zijn ontworpen voor de peilen die met de landbouw zijn overeengekomen. Deze peilen zullen dus gehandhaafd moeten worden. Voor risicospreiding en herkolonisatie is het blijven functioneren van deze voorzieningen van belang.” Wat betekent het in de praktijk precies, dat deze subcategorieën nu omgewisseld zijn ?

Antwoord:
In de praktijk maakt dit geen verschil. In het door u bij vraag 8 aangehaalde rapport van Witteveen+Bos, dat ten grondslag ligt aan de verdringingsreeks in het Waterakkoord, wordt gemeld dat voor de twee subcategorieën peilhandhaving ten behoeve van natuur (zonder onomkeerbare schade) en doorstroming ten behoeve van aquatische ecologie (KRW) geldt dat de benodigde wateraanvoer praktisch altijd meelift met de wateraanvoer voor de andere categorieën, zoals peilhandhaving en beregening voor akkerbouw.

Vraag 10:
De gedeputeerde wees erop dat er m.b.t. deze verordening geen vispassages in Gelderland zijn. Er zijn echter wel veel andere vispassages in Gelderland. Welke verdringingsreeksen gelden daarvoor ?

Antwoord:
In de verordening voor waterschap Vallei en Veluwe staat de regionale verdringsreeks voor het gebied Valleikanaal. Indien daar vispassages voorkomen geldt die verdringsreeks. Voor andere vispassages in Gelderland geldt de landelijke verdringingsreeks op grond van artikel 2.1 van het Waterbesluit.

Vraag 11:
Kunt u een overzicht geven (of een linkje naar een overzicht) van watertekort in de laatste zes jaren, en voor welke subcategorieën in de verdringingsreeks er wanneer onvoldoende water was ?

Antwoord:
In de afgelopen zes jaren is geen dusdanig watertekort opgetreden dat als gevolg daarvan de verdringingsreeks in gebruik moest worden genomen voor het wateraanvoergebied Twentekanalen en Overijsselse Vecht.

Vraag 12:
Het besluit over de verdringingsreeks moet zowel in Overijssel als in Gelderland (met dezelfde tekst) worden aangenomen. Hoe verhoudt zich dit tot artikel 143b van de provinciewet, waarin staat dat een lid van Provinciale Staten een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van Provinciale Staten geagendeerde ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing kan indienen, en zou het niet praktisch geweest zijn dit besluit te nemen in de al voorziene gezamenlijke vergadering met Provinciale Staten van Overijssel, in het najaar ?

Antwoord:
Het is correct dat onze (water)verordeningen voor de waterschappen in gezamenlijkheid met andere provincies gelijkluidend moeten worden vastgesteld. De werkwijze daarbij is dat ambtelijk wordt afgestemd en ieder bestuur separaat besluit. Die werkwijze bevalt goed en met besluitvorming wachten tot een gezamenlijke PS-vergadering achten wij niet zinvol. Statenleden hebben dan ook de mogelijkheid om in de vergadering van Provinciale Staten voorstellen tot wijziging in te dienen.

Gedeputeerde Staten van Gelderland
C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning
P.G.G. Hilhorst - secretaris

Interessant voor jou

Vragen over plussenbeleid veehouderij

Lees verder

Mondelinge vraag over cofinanciering IVN-projecten burgerbetrokkenheid

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer