Schriftelijke vragen Zorgen om natuur en volksgezondheid vanwege uitbreiding geitenhouderij in Culemborg
Indiendatum: 28 okt. 2024
Op 15 oktober heeft de provincie bekend gemaakt[1] dat zij voornemens is om een natuurvergunning[2] te verlenen aan een veehouderij in Culemborg, die in plaats van 93 koeien en 540 geiten, 1170 geiten wil gaan houden. Onze fractie maakt zich zorgen over de mogelijke gevolgen van dit besluit voor de beschermde natuur (I) en voor de volksgezondheid (II).
I – Gevolgen voor beschermde natuur: stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden
De voorgenomen uitbreiding van de veehouderij leidt tot extra stikstofdepositie op vier Natura 2000-gebieden in Utrecht (Kolland & Overlangbroek, Zouweboezem, Oostelijke Vechtplassen en Uiterwaarden Lek), en op vier Natura 2000-gebieden in Gelderland (Rijntakken, Binnenveld, Lingegebied & Diefdijk-Zuid en Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem).
Om deze extra stikstofdepositie te mitigeren, wordt extern gesaldeerd met vijf stoppende bedrijven in de omgeving.
De beleidsregels salderen[3] van de provincie Gelderland schrijven voor dat bij extern salderen 30% van de stikstofruimte van de saldogever moet worden afgeroomd om rekening te houden met latente ruimte en dat bij stikstofdepositie op habitattypen die in de natuurdoelanalyse van het betreffende Natura 2000-gebied het eindoordeel “Nee, tenzij” [4] hebben gekregen slechts 35% van de stikstofruimte van de saldogever mag worden gebruikt.
Daarnaast volgt uit de jurisprudentie dat bij extern salderen de stikstofruimte van het saldogevende bedrijf enkel als mitigerende maatregel mag worden ingezet, voor zover kan worden aangetoond dat er reeds voldoende andere maatregelen worden genomen om verdere verslechtering van de beschermde natuur in kwestie te voorkomen.[5]
Als bovendien een daling van de stikstofdepositie op de betreffende beschermde natuur nodig is, moet inzichtelijk worden gemaakt met welke andere maatregelen dan de inzet van de saldogever een daling van de stikstofdepositie voor deze beschermde natuur kan worden gerealiseerd.[6] Tot slot moet aannemelijk worden gemaakt dat de stikstofdepositie op de betreffende natuurgebieden is gedaald en in de periode tot 2030 verder blijft dalen.[7]
Onderbouwing extern salderen als mitigerende maatregel
De provincie onderbouwt het inzetten van de stikstofruimte van de saldogevende bedrijven als mitigerende maatregel door in het ontwerpbesluit te verwijzen naar het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering (PSN). Hiermee zal volgens de provincie worden voldaan aan de wettelijke resultaatsverplichting[8] om in 2030 50% van het oppervlak van stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden onder de kritische depositiewaarde (KDW)[9] te krijgen. Dit is volgens de provincie gebaseerd op een doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in samenwerking met TNO, CE-Delft en RIVM.
Het PBL heeft echter in februari dit jaar bekend gemaakt dat in 2030 het areaal stikstofgevoelige natuur onder de KDW slechts zal toenemen tot circa 31 procent.[10]
Daarnaast verwijst de provincie in het ontwerpbesluit naar de maatregelen in de beheerplannen en naar de conclusies in de natuurdoelanalyses (NDA’s) van de betreffende Natura 2000-gebieden.
Uit de recente adviezen van de Ecologische Autoriteit (EA)[11] over de NDA’s[12] van de betreffende Natura 2000-gebieden blijkt echter dat de meeste natuurgebieden er slechter voorstaan dan in de NDA’s wordt beschreven. Veel van de habitattypen en soorten die in de NDA’s zijn beoordeeld met “Ja, mits”, krijgen van de EA het oordeel “Nee tenzij”, wat betekent dat met het vastgestelde pakket maatregelen verslechtering niet met zekerheid valt uit te sluiten. Er zijn aanvullende bron- en of natuurherstelmaatregelen nodig om verslechtering te stoppen en eventuele uitbreiding en/of verbetering te kunnen realiseren.
De Partij voor de Dieren heeft hierover de volgende vragen aan het college:
- Is de conclusie van de EA dat álle soorten en habitattypen van Natura 2000-gebied Rijntakken[13] het oordeel “Nee, tenzij” moeten krijgen, volgens u een reden om de Aerius-berekening en het ontwerpbesluit aan te passen, aangezien voor “Nee tenzij”-habitattypen slechts 35% van de stikstofruimte van saldogevers mag worden ingezet om extern te salderen? Graag een toelichting.
- Zijn de gemeten hoge stikstofconcentraties in en nabij het Natura 2000-gebied Binnenveld[14], die beduidend hoger zijn dan gemodelleerd, en de conclusie van de EA dat stikstof een cruciale drukfactor is voor dit gebied en er dus snel bronmaatregelen moeten worden genomen om de stikstofdepositie op dit gebied te verlagen, volgens u een reden om het ontwerpbesluit aan te passen? Graag een toelichting.
- Is de conclusie van de EA dat verslechtering van de vochtige alluviale bossen (beekbegeleidend) (H91E0C) in Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem niet is uitgesloten en dat dit habitattype het oordeel “Nee, tenzij” moet krijgen[15], volgens u een reden om de Aerius-berekening en het ontwerpbesluit aan te passen, aangezien voor “Nee tenzij”-habitattypen slechts 35% van de stikstofruimte van de saldogevers mag worden ingezet om extern te salderen? Graag een toelichting.
- Welke rol heeft de stikstofoverschrijding van het zeer stikstofgevoelige habitattype kalkmoerassen (H7230) in Natura 2000-gebied Lingegebied & Diefdijk-Zuid[16] en de onzekerheid dat de geborgde herstelmaatregelen zullen leiden tot verdere kwaliteitsverbetering van dit habitattype, gespeeld bij de inzet van de stikstofruimte van de saldogevende bedrijven?
- Waarop is de conclusie in het ontwerpbesluit gebaseerd dat verzuring vanuit de atmosfeer (stikstofdepositie) niet van invloed is op de kwaliteit van kalkmoerassen (H7230)?
- Heeft u sinds de adviezen van de EA over de NDA’s van de Utrechtse Natura 2000-gebieden Oostelijke Vechtplassen, Kolland en Overlangbroek en Uiterwaarden Lek nog contact gehad met de provincie Utrecht over de gevolgen van deze adviezen voor het ontwerpbesluit?[17] Graag een toelichting.
- In hoeverre kan de onderbouwing in het ontwerpbesluit dat met het PSN de resultaatsverplichting van 50% in 2030 kan worden behaald, volgens u nog standhouden, nu het PBL bekend heeft gemaakt dat het wettelijke stikstofdoel voor 2030 met de huidige maatregelen niet zal worden gehaald?
- Vindt u dat in het ontwerpbesluit voldoende aannemelijk is gemaakt dat de stikstofdepositie op de betreffende natuurgebieden is gedaald en in de periode tot 2030 verder blijft dalen? Graag een toelichting.
- Welke gevolgen heeft het wegvallen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de gelden uit het transitiefonds voor de motivering van het ontwerpbesluit en voor de motivering van natuurvergunningen in het algemeen? Graag een toelichting.
- Met welke andere bestaande, geborgde maatregelen dan de inzet van de saldogevers, de huidige PSN-maatregelen en de maatregelen in de huidige beheerplannen die volgens de EA niet zijn geborgd dan wel niet toereikend zijn, wordt verdere verslechtering van de beschermde natuur in de betreffende Natura 2000-gebieden voorkomen?
- Met welke andere bestaande, geborgde maatregelen dan de inzet van de saldogevers, de huidige PSN-maatregelen en de maatregelen in de beheerplannen die volgens de EA niet zijn geborgd dan wel niet toereikend zijn, wordt een daling van de stikstofdepositie op de beschermde natuur in de betreffende Natura 2000-gebieden gerealiseerd?
- Bent u, gelet op al het bovenstaande, voornemens om de motivering van het besluit aan te passen of de natuurvergunning te weigeren?
- Kunnen er volgens u überhaupt nog wel natuurvergunningen worden verleend, nu de beschermde natuur in Gelderland er slechter voorstaat dan gedacht, de huidige maatregelen niet volstaan en de wettelijke stikstofdoelen buiten bereik liggen?
II – Gevolgen voor de volksgezondheid: Geitenmoratorium
In Gelderland geldt sinds 2017 een geitenmoratorium[18]. Dit tijdelijke verbod op nieuwvestiging, omschakeling en uitbreiding van geitenhouderijen is ingevoerd “met het oog op het beperken van risico’s voor de gezondheid van omwonenden van geitenhouderijen, in afwachting van de resultaten van nader onderzoek naar de oorzaak van die risico’s”. Uit meerdere onderzoeken die de afgelopen tien jaar zijn uitgevoerd, blijkt namelijk dat bij omwonenden in een straal van 2 kilometer rond geitenhouderijen een statistisch significant verhoogd risico bestaat op longontstekingen.[19]
Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten hebben de ministeries van VWS en LNV het RIVM in 2019 de opdracht gegeven om hier nader onderzoek naar te doen.[20] De resultaten van dit onderzoek worden eind 2024 verwacht. Tot die tijd blijft het geitenmoratorium in Gelderland van kracht.
De gemeente Culemborg realiseert momenteel 45 eengezinswoningen op 640 meter van de geitenhouderij met uitbreidingsplannen.[21] De GGD heeft aangegeven de woningbouwlocatie niet geschikt te vinden voor mensen met een kwetsbare gezondheid, maar de gemeente legt dit advies naast zich neer.
De Partij voor de Dieren heeft hierover de volgende vragen aan het college:
- Kunt u uitleggen hoe het kan dat een geitenhouderij op minder dan 2 kilometer van bewoond gebied mag uitbreiden van 540 naar 1170 geiten, terwijl er voor Gelderland een geitenmoratorium geldt?
- Hoewel de stalruimte kennelijk al aanwezig is bij de betreffende geitenhouderij, betekent uitbreiding met 600 geiten toch feitelijk dat de omgeving te maken krijgt met meer emissies en dus met meer gezondheidsrisico’s? Graag een toelichting.
- Sinds de invoering van het geitenmoratorium in 2017 is het aantal geiten in Gelderland alleen maar toegenomen: van 116.000 geiten in 2016 naar 153.000 geiten in 2024?[22] Hoe is dit mogelijk? Is het geitenmoratorium in de Gelderse Omgevingsverordening wel voldoende strikt geformuleerd, en waarom wordt geen rekening gehouden met stapeling van vergunningen (cumulatie van emissies van meerdere bedrijven)?
- Overweegt u om nadere maatwerkregels te stellen aan het Geitenmoratorium, zodat het aantal gehouden geiten in Gelderland daadwerkelijk wordt bevroren?
- Welke scenario’s heeft u klaarliggen voor de aanpassing van de omgevingsverordening, nu binnenkort de uitkomsten van het RIVM-onderzoek bekend zullen worden gemaakt?
- Wat vindt u ervan dat de gemeente Culemborg woningbouw toestaat op 650 meter van de geitenhouderij met uitbreidingsplannen, terwijl de GGD een negatief advies heeft afgegeven? Gaat u met de gemeente Culemborg in gesprek om de inwoners van Gelderland met een kwetsbare gezondheid in bescherming te nemen?
- Welke mogelijkheden heeft de provincie Gelderland, behalve het geitenmoratorium, om de uitbreiding van de geitenhouderij in Culemborg vanuit het oogpunt van volksgezondheid te voorkomen?
- Komt het betreffende ontwerpbesluit nog langs Provinciale Staten Zo nee, waarom niet?
[1] https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-15577/terinzagelegging
[2] Zie het ontwerpbesluit van 11 oktober 2024 op: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-15577/terinzagelegging
[3] https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR631003
[4] Definitie van het oordeel ‘Nee, tenzij’: Uit de ecologische onderbouwing in de natuurdoelanalyse blijkt dat met het vastgestelde pakket maatregelen verslechtering niet met zekerheid valt uit te sluiten. Ook de condities voor het binnen bereik houden van eventuele doelen voor uitbreiding en/of kwaliteitsverbetering op lange termijn zijn daarom nog niet met zekerheid geborgd. De natuurdoelanalyse maakt duidelijk wat de resterende knelpunten zijn. Er zijn aanvullende bron- en of natuurherstelmaatregelen nodig om verslechtering te stoppen en eventuele uitbreiding en/of verbetering te kunnen realiseren. Ook kunnen in de tussentijd overlevingsmaatregelen nodig zijn. Bij het ontbreken van mogelijkheden voor natuurherstelmaatregelen zijn directe maatregelen voor stikstofreductie nodig.
[5] Zie PAS-uitspraken : https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2019:1603
[6] Zie uitspraken RvS ECLI:NL:RVS:2021:2627 en ECLI:NL:RVS:2024:625 https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2021:2627; https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@141881/201805874-7-en-201805874-8-r2/#highlight=ECLI%3aNL%3aRVS%3a2024%3a625
[7] Zie uitspraak RvS ECLI:NL:RVS:2024:3981 https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@146031/201702813-21-r3/
[8] Inmiddels opgenomen in artikel 2.15a van de Omgevingswet: https://wetten.overheid.nl/BWBR0037885/2024-01-01
[9] Dit is de drempel waarboven verslechtering van de kwaliteit van die habitats niet op voorhand is uit te sluiten.
[11] https://www.ecologischeautoriteit.nl/adviezen?it=fp
[12] https://www.gelderland.nl/themas/natuur/natuurdoelanalyse/samenvattingen-en-rapporten-natuurdoelanalyses; https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/toekomst-landelijk-gebied/natuurdoelanalyses
[13] https://www.ecologischeautoriteit.nl/docs/mer/p51/p5130/5130_advies_natuurdoelanalyse.pdf
Over Natura 2000-gebied de Rijntakken schrijft de provincie in het ontwerpbesluit: “Voor 5 habitattypen en 2 soorten luidt het eindoordeel ‘Ja’. Voor Beuken-eikenbossen met hulst is dat ‘Nee, tenzij’. Er zijn echter geen effecten op dit habitattype. Daarom vormt de stikstofdepositie van dit project geen belemmering voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Rijntakken.” De EA oordeelt over de NDA van de Rijntakken echter dat de conclusie “Nee tenzij” niet alleen geldt voor de beuken-eikenbossen met hulst [H9120], maar voor álle soorten en habitattypen van de Rijntakken, dus ook voor de stroomdalgraslanden [H6120], de glanshaverhooilanden [H6510A], de kwartelkoning [A122], de watersnip [A153], vochtige alluviale bossen (essen-iepenbossen) [H91E0C], alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) [H91E0C] en droge Hardhoutooibossen [H91F0]. Daarnaast gaat de NDA volgens de EA “uit van de stikstofsituatie in 2030, waarbij niet geborgde maatregelen zijn meegenomen. De NDA mag voor de conclusies niet alleen uitgaan van niet geborgde toekomstige stikstofmaatregelen maar moet minstens ook de conclusie onder huidige stikstofbelasting (huidige omgevingscondities) in beeld brengen.”
[14] https://www.ecologischeautoriteit.nl/docs/mer/p50/p5049/5049_advies_natuurdoelanalyse.pdf. Over Natura 2000-gebied Binnenveld schrijft de provincie in het ontwerpbesluit dat stikstof niet het grootste knelpunt is wat betreft het halen van de instandhoudingsdoelstellingen van het habitattype H6410 Blauwgraslanden.
De EA oordeelt in haar advies echter dat de kwaliteit van de natuur in het Binnenveld is verslechterd en dat verdere verslechtering niet kan worden uitgesloten. De EA concludeert dat het onzeker is of met het geheel van genomen en geplande maatregelen en de aanvullende maatregelen de instandhoudingsdoelstellingen voor het Binnenveld zullen worden gehaald. Stikstof is volgens de EA een cruciale drukfactor die een belangrijke rol speelt bij (het voorkomen van) verslechtering en behalen van instandhoudingsdoelen. Er is een discrepantie tussen de gemodelleerde depositiewaarden en de gemeten hoge concentraties van stikstof in de lucht in en nabij het gebied, die beduidend hoger zijn, en aanzienlijk hoger dan het landelijk gemiddelde. Er moeten dan ook snel bronmaatregelen worden genomen om de stikstofdepositie te verlagen. Het is niet toegestaan om te wachten met het treffen van maatregelen totdat verdere verslechtering optreedt. Voor het habitattype H6410 Blauwgraslanden moet de conclusie zijn dat reeds verslechtering is opgetreden en lijkt de conclusie “Nee, tenzij” passender volgens de EA.
[15] https://www.ecologischeautoriteit.nl/docs/mer/p51/p5129/5129_advies_natuurdoelanalyse.pdf Over dit Natura 2000-gebied schrijft de provincie in het ontwerpbesluit dat voor het habitattype vochtige alluviale bossen (beekbegeleidend) (H91E0C) een behoudsdoelstelling geldt en dat deze is geborgd. Stikstof is in 2030 geen drukfactor van betekenis meer. Volgens de EA moet de conclusie over het halen van de doelen van dit habitattype echter worden aangepast naar “Nee, tenzij”, omdat verslechtering van dit habitattype niet is uitgesloten.
[16] De EA werkt op dit moment nog aan het advies van de NDA van dit natuurgebied.
[17] Ook op de NDA’s van de betrokken Utrechtse Natura 2000-gebieden is de EA kritisch. Zo oordeelt de EA over de Oostelijke Vechtplassen dat de natuurkwaliteit in dit gebied is achteruitgegaan en dat het behalen van de natuurdoelen niet in zicht is. De aanvoer van stikstof via de lucht is hier te groot. Ook in de gebieden Kolland en Overlangbroek en Uiterwaarden Lek is de stikstofdepositie te hoog voor de aanwezige natuur.
[18] Zie de provinciale omgevingsverordening https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR705323 Hoofdstuk 4 Regels over activiteiten in de leef, afdeling 4 Milieubelastende activiteiten, paragraaf 4.4.5 Geitenhouderij, artikel 4.60 en artikel 4.61.
[19] https://www.rivm.nl/veehouderij-en-gezondheid/onderzoek-veehouderij-en-gezondheid-omwonenden-vgo
Indiendatum:
28 okt. 2024
Antwoorddatum: 26 nov. 2024
Beantwoording schriftelijke Statenvragen
Statenlid Danielle van de Weerd van Partij voor de Dieren, over Zorgen om natuur en volksgezondheid vanwege uitbreiding geitenhouderij in Culemborg
Ingevolge het bepaalde in artikel 39 van het Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland doen wij u hieronder het antwoord van ons college op de vragen van Danielle van de Weerd toekomen.
Inleiding van de vragensteller
Op 15 oktober heeft de provincie bekend gemaakt dat zij voornemens is om een natuurvergunning te verlenen aan een veehouderij in Culemborg, die in plaats van 93 koeien en 540 geiten, 1170 geiten wil gaan houden. Onze fractie maakt zich zorgen over de mogelijke gevolgen van dit besluit voor de beschermde natuur (I) en voor de volksgezondheid (II).
- – Gevolgen voor beschermde natuur: stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden (Vraag 1 t/m 13)
De voorgenomen uitbreiding van de veehouderij leidt tot extra stikstofdepositie op vier Natura 2000-gebieden in Utrecht (Kolland & Overlangbroek, Zouweboezem, Oostelijke Vechtplassen en Uiterwaarden Lek), en op vier Natura 2000-gebieden in Gelderland (Rijntakken, Binnenveld, Lingegebied & Diefdijk-Zuid en Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem).
Om deze extra stikstofdepositie te mitigeren, wordt extern gesaldeerd met vijf stoppende Bedrijven in de omgeving.
De beleidsregels salderen van de provincie Gelderland schrijven voor dat bij extern salderen 30% van de stikstofruimte van de saldogever moet worden afgeroomd om rekening te houden met latente ruimte en dat bij stikstofdepositie ophabitattypen die in de natuurdoelanalyse van het betreffende Natura 2000-gebied het eindoordeel “Nee, tenzij” hebben gekregen slechts 35% van de stikstofruimte van de saldogever mag worden gebruikt.
Daarnaast volgt uit de jurisprudentie dat bij extern salderen de stikstofruimte van het saldogevende bedrijf enkel als mitigerende maatregel mag worden ingezet, voor zover kan worden aangetoond dat er reeds voldoende andere maatregelen worden genomen om verdere verslechtering van de beschermde natuur in kwestie te voorkomen.
Als bovendien een daling van de stikstofdepositie op de betreffende beschermde natuur nodig is, moet inzichtelijk worden gemaakt met welke andere maatregelen dan de inzet van de saldogever een daling van de stikstofdepositie voor deze beschermde natuur kan worden gerealiseerd. Tot slot moet aannemelijk worden gemaakt dat de stikstofdepositie op de betreffende natuur gebieden is gedaald en in de periode tot 2030 verder blijft dalen.
Onderbouwing extern salderen als mitigerende maatregel
De provincie onderbouwt het inzetten van de stikstofruimte van de saldogevende bedrijven als mitigerende maatregel door in het ontwerpbesluit te verwijzen naar het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering (PSN). Hiermee zal volgens de provincie worden voldaan aan de wettelijke resultaatsverplichting om in 2030 50% van het oppervlak van stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden onder de kritische depositiewaarde (KDW) te krijgen. Dit is volgens de provincie gebaseerd op een doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in samenwerking met TNO, CE-Delft en RIVM.
Het PBL heeft echter in februari dit jaar bekend gemaakt dat in 2030 het areaal stikstofgevoelige natuur onder de KDW slechts zal toenemen tot circa 31 procent.
Daarnaast verwijst de provincie in het ontwerpbesluit naar de maatregelen in de beheerplannen en naar de conclusies in de natuurdoelanalyses (NDA’s) van de betreffende Natura 2000-gebieden.
Uit de recente adviezen van de Ecologische Autoriteit (EA) over de NDA’s [1] van de betreffende Natura 2000-gebieden blijkt echter dat de meeste natuurgebieden er slechter voorstaan dan in de NDA’s wordt beschreven. Veel van de habitattypen en soorten die in de NDA’s zijn beoordeeld met “Ja, mits”, krijgen van de EA het oordeel “Nee tenzij”, wat betekent dat met het vastgestelde pakket maatregelen verslechtering niet met zekerheid valt uit te sluiten. Er zijn aanvullende bron- en of natuurherstelmaatregelen nodig om verslechtering te stoppen en eventuele uitbreiding en/of verbetering te kunnen realiseren.
Vraag 1:
Is de conclusie van de EA dat álle soorten en habitattypen van Natura 2000-gebied Rijntakken het oordeel “Nee, tenzij” moeten krijgen, volgens u een reden om de Aerius-berekening en het ontwerpbesluit aan te passen, aangezien voor “Nee tenzij”-habitattypen slechts 35% van de stikstofruimte van saldogevers mag worden ingezet om extern te salderen? Graag een toelichting.
Antwoord:
Dat een habitattype een ‘nee, tenzij’ oordeel heeft of zou moeten hebben wil lang niet altijd zeggen dat dit vanwege stikstof is. Voor de Rijntakken geldt dat het behalen van de doelen vooral afhankelijk is van rivierdynamiek (en dus -beheer) en adequaat beheer en niet zozeer van de stikstofdepositie. Bovendien adviseert de EA om ‘nee, tenzij’ te oordelen vooral omdat zij vinden dat er nog te weinig informatie is om het doelbereik met zekerheid te kunnen beoordelen. Het enige habitattype van de Rijntakken dat een ‘nee, tenzij’ oordeel heeft gekregen in de natuurdoelanalyse ligt niet binnen de invloedsfeer van het project.
Vraag 2:
Zijn de gemeten hoge stikstofconcentraties in en nabij het Natura 2000-gebied Binnenveld2, die beduidend hoger zijn dan gemodelleerd, en de conclusie van de EA dat stikstof een cruciale drukfactor is voor dit gebied en er dus snel bronmaatregelen moeten worden genomen om de stikstofdepositie op dit gebied te verlagen, volgens u een reden om het ontwerpbesluit aan te passen? Graag een toelichting.
Antwoord:
AERIUS-berekeningen worden bij vergunningverlening en in de NDA’s gebruikt als toetsingsinstrument en informatiebron voor de huidige en toekomstige stikstofdeposities. AERIUS is de best beschikbare informatie hiervoor en daarin zijn door het RIVM de inzichten uit meetgegevens naar de stikstofconcentraties zoals het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN) en het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) verwerkt. Het is niet nodig en niet wenselijk dat provincies eigenstandig andere informatie gaan betrekken en beoordelen. Uit de natuurdoelanalyse voor dit gebied blijkt dat stikstof niet het grootste knelpunt is wat betreft het halen van de instandhoudingsdoelstellingen van het habitattype H6410 Blauwgraslanden. De hydrologische omstandigheden in het gebied en de geïsoleerde ligging van dit habitattype vormen grotere obstakels. Er is daarom geen reden om het ontwerpbesluit aan te passen.
Vraag 3:
Is de conclusie van de EA dat verslechtering van de vochtige alluviale bossen (beekbegeleidend) (H91E0C) in Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem niet is uitgesloten en dat dit habitattype het oordeel “Nee, tenzij” moet krijgen, volgens u een reden om de Aerius- berekening en het ontwerpbesluit aan te passen, aangezien voor “Nee tenzij”-habitattypen slechts 35% van de stikstofruimte van de saldogevers mag worden ingezet om extern te salderen? Graag een toelichting.
Antwoord:
Voor het habitattype H91E0C vochtige alluviale bossen (beekbegeleidend) geldt een behoudsdoelstelling. Deze is volgens de EA onvoldoende geborgd omdat er nog onduidelijkheid is over het hydrologisch systeem. Stikstof is in 2030 echter geen drukfactor van betekenis meer. Er is daarom geen reden om voor dit gebied 65% af te romen.
Vraag 4:
Welke rol heeft de stikstofoverschrijding van het zeer stikstofgevoelige habitattype kalkmoerassen (H7230) in Natura 2000-gebied Lingegebied & Diefdijk-Zuid en de onzekerheid dat de geborgde herstelmaatregelen zullen leiden tot verdere kwaliteitsverbetering van dit habitattype, gespeeld bij de inzet van de stikstofruimte van de saldogevende bedrijven?
Antwoord:
Het habitattype H7230 Kalkmoerassen is potentieel zeer gevoelig voor stikstofdepositie. Voor dit habitattype is een (periodieke) toestroom van basenrijk water en de aanwezigheid van kalk in de bodem essentieel voor het voortbestaan ervan. Op plaatsen waar voldoende kalk in bodem zit en basenrijke kwel optreedt, zal verzuring door stikstofdepositie geen grote rol spelen. Daarom verandert er naar verwachting weinig in het voorkomen van typische soorten bij een verandering in de achtergronddepositie. Er is daarom geen reden om voor dit gebied 65% af te romen.
Vraag 5:
Waarop is de conclusie in het ontwerpbesluit gebaseerd dat verzuring vanuit de atmosfeer (stikstofdepositie) niet van invloed is op de kwaliteit van kalkmoerassen (H7230)?
Antwoord:
Zie hiervoor de beantwoording van vraag 4. Op plaatsen waar voldoende kalk in bodem zit en basenrijke kwel optreedt, zal verzuring door stikstofdepositie geen grote rol spelen.
Vraag 6:
Heeft u sinds de adviezen van de EA over de NDA’s van de Utrechtse Natura 2000-gebieden Oostelijke Vechtplassen, Kolland en Overlangbroek en Uiterwaarden Lek nog contact gehad met de provincie Utrecht over de gevolgen van deze adviezen voor het ontwerpbesluit? Graag een toelichting.
Antwoord:
Voordat het ontwerpbesluit werd gepubliceerd heeft de provincie Utrecht input geleverd. Daarnaast heeft elke provincie waar een effect is op het Natura 2000-gebied welke gemitigeerd moet worden de kans om te reageren op het ontwerpbesluit, doordat het ontwerpbesluit wordt opgestuurd naar deze provincies.
Vraag 7:
In hoeverre kan de onderbouwing in het ontwerpbesluit dat met het PSN de resultaatsverplichting van 50% in 2030 kan worden behaald, volgens u nog standhouden, nu het PBL bekend heeft gemaakt dat het wettelijke stikstofdoel voor 2030 met de huidige maatregelen niet zal worden gehaald?
Antwoord:
Voor het behalen van het wettelijke stikstofdoel voor 2030 zijn grootschaliger maatregelen nodig. Het PSN bevat die maatregelen, maar dat met het huidige pakket de doelen worden gehaald, is onzeker. Het behalen van een algemeen stikstofdoel geen onderdeel van het toetsingskader, dat spitst zich toe op de gebieden waar een project invloed op heeft. Het project draagt niet bij aan verdere verslechtering en is daarmee niet strijdig met de doelstellingen.
Vraag 8:
Vindt u dat in het ontwerpbesluit voldoende aannemelijk is gemaakt dat de stikstofdepositie op de betreffende natuurgebieden is gedaald en in de periode tot 2030 verder blijft dalen? Graag een toelichting.
Antwoord:
AERIUS-monitor laat onder andere de ontwikkeling van de stikstofdepositie in de tijd zien. Uit deze informatie valt af te leiden dat deze is gedaald en laat een dalende trend zien naar 2030. Deze informatie is gebruikt als onderbouwing van het besluit.
Vraag 9:
Welke gevolgen heeft het wegvallen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de gelden uit het transitiefonds voor de motivering van het ontwerpbesluit en voor de motivering van natuurvergunningen in het algemeen? Graag een toelichting.
Antwoord:
Door het wegvallen van dit programma en het transitiefonds zullen er minder nieuwe (bron)maatregelen vastgesteld en uitgevoerd worden om de overschrijding van stikstofdepositie op kwetsbare natuurgebieden tegen te gaan. De minister is bezig met een andere aanpak voor het realiseren van de wettelijke doelen. Wij weten nog niet wat dit gaat inhouden.
Vraag 10:
Met welke andere bestaande, geborgde maatregelen dan de inzet van de saldogevers, de huidige PSN-maatregelen en de maatregelen in de huidige beheerplannen die volgens de EA niet zijn geborgd dan wel niet toereikend zijn, wordt verdere verslechtering van de beschermde natuur in de betreffende Natura 2000-gebieden voorkomen?
Antwoord:
Door aan de ene kant depositie te reduceren door bijvoorbeeld piekbelasters uit te kopen en aan de andere kant te zorgen dat de geborgde beheersmaatregelen voor de Natura 2000-gebieden gespitst zijn op het wegnemen van de effecten van stikstofdepositie in de natuur wordt er aan de natuurdoelstellingen gewerkt. De NDA’s en de adviezen van de EA doen aanbevelingen voor aanvullende maatregelen, maar deze zijn nog niet geborgd. Tevens doen wij een beroep op de innovatie kracht en het vakmanschap van de agrariër.
Vraag 11:
Met welke andere bestaande, geborgde maatregelen dan de inzet van de saldogevers, de huidige PSN-maatregelen en de maatregelen in de beheerplannen die volgens de EA niet zijn geborgd dan wel niet toereikend zijn, wordt een daling van de stikstofdepositie op de beschermde natuur in de betreffende Natura 2000-gebieden gerealiseerd?
Antwoord:
Zie hiervoor de beantwoording van vraag 10.
Vraag 12:
Bent u, gelet op al het bovenstaande, voornemens om de motivering van het besluit aan te passen of de natuurvergunning te weigeren?
Antwoord:
Mogelijk zal de motivering in het definitieve besluit iets scherper zijn, maar inhoudelijk niet veranderen. Wij zijn niet van plan de natuurvergunning te weigeren.
Vraag 13:
Kunnen er volgens u überhaupt nog wel natuurvergunningen worden verleend, nu de beschermde natuur in Gelderland er slechter voorstaat dan gedacht, de huidige maatregelen niet volstaan en de wettelijke stikstofdoelen buiten bereik liggen?
Antwoord:
Door de beleidsregel waarin 65% afroming is opgenomen kunnen robuustere natuurvergunningen op basis van extern salderen worden verleend. Door te verlenen wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de wettelijke stikstofdoelen. Economische activiteiten kunnen op deze manier voortgang hebben terwijl tegelijkertijd de vergunde stikstofruimte minder wordt. Het verlenen van natuurvergunningen zorgt daardoor niet voor verdere verslechtering van de Natura 2000 gebieden. Daarnaast zijn voor het behalen van deze doelen grootschaligere maatregelen nodig dan enkel op bedrijfsniveau te kijken.
Vervolg inleiding van de vragensteller (vraag 14 t/m 21)
- – Gevolgen voor de volksgezondheid: Geitenmoratorium.
In Gelderland geldt sinds 2017 een geitenmoratorium. Dit tijdelijke verbod op nieuwvestiging, omschakeling en uitbreiding van geitenhouderij en is ingevoerd “met het oog op het beperken van risico’s voor de gezondheid van omwonenden van geitenhouderijen, in afwachting van de resultaten van nader onderzoek naar de oorzaak van die risico’s”. Uit meerdere onderzoeken die de afgelopen tien jaar zijn uitgevoerd, blijkt namelijk dat bij omwonenden in een straal van 2 kilometer rond geitenhouderijen een statistisch significant verhoogd risico bestaat op longontstekingen.
Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten hebben de ministeries van VWS en LNV het RIVM in 2019 de opdracht gegeven om hier nader onderzoek naar te doen.
De resultaten van dit onderzoek worden eind 2024 verwacht. Tot die tijd blijft het geitenmoratorium in Gelderland van kracht.
De gemeente Culemborg realiseert momenteel 45 eengezinswoningen op 640 meter van de Geitenhouderij met uitbreidingsplannen. De GGD heeft aangegeven de woningbouwlocatie niet geschikt te vinden voor mensen met een kwetsbare gezondheid, maar de gemeente legt dit advies naast zich neer.
Inleiding op de beantwoording van de Statenvragen
De beantwoording van uw Statenvragen hebben betrekking op de veehouderij op locatie Achterweg 5a te Culemborg en het woningbouwplan Honddijk te Culemborg.
Vraag 14:
Kunt u uitleggen hoe het kan dat een geitenhouderij op minder dan 2 kilometer van bewoond gebied mag uitbreiden van 540 naar 1170 geiten, terwijl er voor Gelderland een geitenmoratorium geldt?
Antwoord:
Uw Staten hebben in 2017 bij besluit (PS2017-681) ingestemd met de wijziging van de omgevingsverordening waarin is vastgesteld dat er geen groei mag plaatsvinden van het aantal vergunde geiten (het geitenmoratorium, zie hiervoor artikel 4.61 van de Omgevingsverordening Gelderland). Destijds is voorzien in overgangsrecht, waarbij u rekening heeft gehouden met de rechtszekerheid voor geitenhouders bij deze ingrijpende maatregel. Als de geitenhouder minder geiten aanhoudt dan destijds (30 augustus 2017) vergund (of legaal, op basis van een melding) waren, dan mag hij dit aantal nog altijd aanvullen tot het vergunde aantal.
Bij motie van 19M16 (PS2019-910) is destijds voorgesteld om de omgevingsverordening aan te passen en nieuwbouw van woningen en scholen en dergelijke binnen een straal van 2 km van bestaande geitenhouderijen te reguleren. Echter deze motie is door uw Staten verworpen.
Vraag 15:
Hoewel de stalruimte kennelijk al aanwezig is bij de betreffende geitenhouderij, betekent uitbreiding met 600 geiten toch feitelijk dat de omgeving te maken krijgt met meer emissies en dus met meer gezondheidsrisico’s? Graag een toelichting.
Antwoord:
Het geitenmoratorium is een voorzorgmaatregel die genomen is op basis van meerdere jaren op rij gevonden statistisch verhoogd risico van longontsteking bij omwonende in een straal van 2 km rond geitenhouderijen. Bij deze onderzoeken is niet aangetoond dat er ook een directe correlatie is tussen de hoogde van het risico en het aantal gehouden geiten op een geitenhouderij. De oorzaak van het statistisch verhoogd risico op longontsteking bij omwonende rond geitenhouderijen is nog niet bekend. Er kan dan ook niet gesteld worden dat door meer geiten ook meer risico is op longontsteking. Met de resultaten van het nu lopende VGOIII-onderzoek naar de oorzaak van het verhoogt risico hopen we hier meer duidelijkheid over te krijgen. Begin volgend jaar verwachten wij dat de resultaten van dit VGOIII-onderzoek naar de Tweede Kamer wordt gestuurd met een eerste beleidsreactie op het rapport.
Vraag 16:
Sinds de invoering van het geitenmoratorium in 2017 is het aantal geiten in Gelderland alleen maar toegenomen: van 116.000 geiten in 2016 naar 153.000 geiten in 2024? Hoe is dit mogelijk? Is het geitenmoratorium in de Gelderse Omgevingsverordening wel voldoende strikt geformuleerd, en waarom wordt geen rekening gehouden met stapeling van
Vergunningen (cumulatie van emissies van meerdere bedrijven)?
Antwoord:
Het klopt dat het aantal geiten de eerste jaren na het moratorium nog toe is genomen. Het geitenmoratorium is strikt genoeg geformuleerd. Het verbod van het geitenmoratorium geldt alleen voor het op 30 augustus 2017 legaal gehouden (vergunde of gemelde) aantal geiten en niet om het daadwerkelijk gehouden aantal geiten. Meerdere geitenhouderijen hebben na het ingestelde geitenmoratorium gebruik gemaakt van de ruimte die zij binnen de geldende vergunning nog hadden. De laatste jaren zien we wel dat de toename van het aantal geiten afvlakt.
Zie ook de beantwoording van vraag 14 van de eerdere Statenvragen deze zomer (PS2024-396) en de beantwoording hiervoor van (uw actuele) vraag 14.
Vraag 17:
Overweegt u om nadere maatwerkregels te stellen aan het geitenmoratorium, zodat het aantal gehouden geiten in Gelderland daadwerkelijk wordt bevroren?
Antwoord:
Nee. Zie hiervoor de beantwoording van vraag 4 en 5 van uw Statenvragen van 21 mei 2024 (PS 2024-386). Antwoord op Statenvragen (stateninformatie.nl)
Vraag 18:
Welke scenario ’s heeft u klaarliggen voor de aanpassing van de omgevingsverordening, nu binnenkort de uitkomsten van het RIVM-onderzoek bekend zullen worden gemaakt?
Antwoord:
Zie hiervoor de beantwoording van vraag 4 en 5 van uw statenvragen van 21 mei 2024 (PS 2024-386). Antwoord op Statenvragen (stateninformatie.nl)
Vraag 19:
Wat vindt u ervan dat de gemeente Culemborg woningbouw toestaat op 650 meter van de geitenhouderij met uitbreidingsplannen, terwijl de GGD een negatief advies heeft afgegeven? Gaat u met de gemeente Culemborg in gesprek om de inwoners van Gelderland met een kwetsbare gezondheid in bescherming te nemen?
Antwoord:
Nee, de beleidsafweging ligt bij de gemeente Culemborg. De gemeente heeft de bevoegdheid om zelf deze beleidsafweging te maken. Zij kan hierbij advies in winnen bij de GGD. Voor het woningbouwplan Honddijk Culemborg is dit ook gebeurd. De GGD heeft geadviseerd om binnen 500 meter rondom een geitenhouderij geen gevoelige bestemmingen – o.a. scholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen en woningen – te realiseren. Bij voorkeur wordt een grotere afstand (> 2km) aangehouden. Het college van Culemborg geeft in de nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan “woningbouw Honddijk Culemborg” aan dat de geitenhouderij op een afstand ligt van 640 meter. Daarmee wordt voldaan aan het advies van de GGD om binnen een straal van 500 meter geen nieuwe woningen op te richten. Gezien het maatschappelijk belang van het woningbouwproject acht het college van B&W de bouw van de woningen binnen een straal van 2 km van de geitenhouderij aanvaardbaar. Het is niet aan ons, maar aan de Raad van Culemborg om, als zij dit politiek opportuun acht, het gesprek met B&W over deze kwestie aan te gaan.
Verder geeft Culemborg aan dat: ‘Het bestemmingsplan voor de woningbouwontwikkeling richt zich niet op de geitenhouderij zelf. Bij eventuele veranderingen in de bedrijfsvoering (uitbreiding/afschaling) zal daar in een separaat traject een besluit over genomen moeten worden.’ Op dit moment lopen er echter t.a.v. de geitenhouderij bij de gemeente geen procedure.
Vraag 20:
Welke mogelijkheden heeft de provincie Gelderland, behalve het geitenmoratorium, om de uitbreiding van de geitenhouderij in Culemborg vanuit het oogpunt van volksgezondheid te voorkomen?
Antwoord:
De provincie heeft geen mogelijkheid om de uitbreiding tegen te gaan, omdat deze past binnen het door PS vastgestelde moratorium.
Vraag 21:
Komt het betreffende ontwerpbesluit nog langs Provinciale Staten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het verlenen van een Wnb-vergunning is een bevoegdheid van GS en er is geen aanleiding om de gevraagde vergunning voor te leggen aan PS, juist ook niet omdat het aantal vergunde geiten binnen het geitenmoratorium blijft. Met de voorgenomen vergunningverlening wordt dus niet afgeweken van de omgevingsverordening. Om deze zelfde reden hebben GS ook geen zienswijze ingediend tegen het bestemmingsplan Woningbouw Honddijk Culemborg van de gemeente Culemborg. Het bestemmingsplan is inmiddels vastgesteld.
Gedeputeerde Staten van Gelderland
Henri Lenferink - Commissaris van de Koning
Frederik van Ardenne - Secretaris
[1] https://www.gelderland.nl/them as/natuur/natuurdoelanalyse/samenvattingen-en-rapporten-natuurdoelanalyses; https://www.provincie-utrecht....
Interessant voor jou

Technische vragen Windpark Echteld-Lienden
Lees verder
Schriftelijke vragen Sibelco
Lees verder