Schrif­te­lijke vragen Natuur­ver­gunning voor hybride gasge­stookte centrale op het ENGIE-terrein in Nijmegen


Indiendatum: 4 sep. 2023

In het ontwerpbesluit van 6 september 2022[1] heeft uw college het voornemen kenbaar gemaakt om een natuurvergunning te verlenen voor de bouw van een hybride gasgestookte energiecentrale van 500 MW op het ENGIE-terrein in Nijmegen. De centrale zal aanvankelijk op gas worden gestookt en uiterlijk in 2040 worden aangesloten op het waterstofnetwerk. Op het ENGIE-terrein stond voorheen een kolencentrale waarvoor in 2007 een natuurvergunning[2] is verleend. De kolencentrale is sinds 2015 niet meer in gebruik en is inmiddels gesloopt.[3]

Volgens het ontwerpbesluit kan de natuurvergunning voor de oude kolencentrale als referentiesituatie voor de nieuw te verlenen natuurvergunning worden gebruikt waardoor intern salderen mogelijk is. Volgens de rechtspraak[4] geldt als voorwaarde voor intern salderen met een beëindigde activiteit onder meer dat onomstotelijk vaststaat dat de activiteit is beëindigd ten behoeve van de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt en dat is uitgesloten dat de activiteit sowieso al zou zijn beëindigd voor de gehanteerde peildatum.

Naar aanleiding van een kritisch rapport van de Commissie M.E. R.[5] van 1 december 2022 heeft ENGIE Nederland N.V. haar milieueffectrapportage en haar oorspronkelijke vergunningaanvraag aangevuld. Een van de kritiekpunten van dit rapport was dat de geplande centrale tot een forse toename van de stikstofemissies zou leiden, met zeer negatieve gevolgen voor de stikstofgevoelige habitats en soorten in de Natura2000-gebieden Rijntakken en de Veluwe en het Natuurnetwerk Nederland. Bovendien kon volgens de Commissie M.E.R. niet goed worden beoordeeld of intern salderen met een beëindigde activiteit in dit geval is toegestaan.

Om te voorkomen dat ENGIE claims kan doen op historisch vergunde emissies heeft Stichting Mobilisation for the Environment (MOB) op 26 oktober 2022 een verzoek tot intrekking van de natuurvergunning voor de oude kolencentrale ingediend. Bij ontwerpbesluit[6] van 7 augustus 2023 heeft uw college aangekondigd dit intrekkingsverzoek te zullen weigeren.

Op 6 juni 2023 heeft de Commissie M.E.R. een advies[7] over de aangepaste milieueffectrapportage van ENGIE Nederland N.V. uitgebracht, waarin zij stelt dat de effecten op de natuur in Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland vooral worden veroorzaakt door de uitstoot van stikstof door de nieuwe energiecentrale. Volgens de Commissie M.E.R. zijn deze effecten in de aangepaste milieueffectrapportage niet eenduidig beschreven en ontbreken maatregelen om deze effecten te verminderen. De Commissie adviseert om deze informatie in een aanvulling op het MER op te nemen, en dan pas een besluit te nemen over het bestemmingsplan. De Commissie stelt opnieuw dat zij niet kan beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden voor intern salderen met een beëindigde activiteit. Zij schrijft dat de nieuwe ontwikkelingen alsnog vergeleken zullen moeten worden met de huidige feitelijke situatie (zonder kolencentrale) indien niet aan de voorwaarden voor intern salderen met een beëindigde activiteit wordt voldaan.

Bij (hernieuwd) ontwerpbesluit[8] van 7 augustus 2023 heeft uw college opnieuw kenbaar gemaakt de natuurvergunning voor de hybride gasgestookcentrale te zullen verlenen. Volgens dat besluit is sprake van een “zeer substantieel lagere stikstofemissie en depositie dan de stikstofemissie en -depositie in de referentiesituatie (de natuurvergunning uit 2007)”, waardoor de historisch vergunde emissies substantieel worden beperkt.

Op 15 augustus j.l. hebben vijf raadsfracties van de gemeente Nijmegen het college van B&W schriftelijke vragen[9] gesteld over het voornemen van uw college om een natuurvergunning voor de gascentrale te verlenen op basis van de vergunning voor de oude kolencentrale. Een meerderheid van de gemeenteraad van Nijmegen is tegen de komst van de gascentrale en stelt, net als MOB, dat uit recente jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat intern salderen met vergunningen voor beëindigde activiteiten niet langer is toegestaan. MOB heeft aangekondigd de vergunning te zullen aanvechten bij de rechter. [10]

De Partij voor de Dieren heeft de volgende vragen aan het college:

  1. Is het volgens uw college uitgesloten dat de geplande hybride gasgestookte centrale op het ENGIE-terrein significante gevolgen zal hebben voor Natura2000-gebieden, in de zin dat de centrale tot een toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebiedtypen zal leiden waar de kritische depositiewaarde (bijna) wordt overschreden? Zo ja, waar baseert u dit op?

    Antwoord: Bij intern salderen leidt het project niet tot meer stikstofdepositie dan ten opzichte van de referentiesituatie. Als intern kan worden gesaldeerd is volgens de jurisprudentie op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat een project significante gevolgen heeft.

  2. Maakt het voor uw antwoord op vraag 1 uit of de vergunning voor de oude kolencentrale uit 2007 als referentiesituatie wordt genomen? Graag een korte toelichting.

    Antwoord: Ja, De referentiesituatie is in dit geval de natuurvergunning uit 2007 en daarmee kan intern worden gesaldeerd.

  3. Kan het hernieuwde ontwerpbesluit volgens uw college standhouden indien blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden uit de rechtspraak voor intern salderen met een beëindigde activiteit, aangezien in dat geval immers sprake is van een toename van de stikstofemissie en -depositie? Graag een korte toelichting.

    Antwoord:
    Zie de antwoorden op vraag 1 en 2. De referentiesituatie wordt bepaald aan de hand van de vergunde en niet de feitelijke situatie (16 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:901, r.o. 4.2)

  4. Volgens beide adviezen van de Commissie M.E.R kan niet worden beoordeeld of is voldaan aan de voorwaarden voor intern salderen met een beëindigde activiteit. In hoeverre zijn deze adviezen van invloed geweest op de totstandkoming van uw hernieuwde ontwerpbesluit? Kunt u aangeven op welke onderdelen van het ontwerpbesluit die invloed zichtbaar zou moeten zijn?

    Antwoord: De adviezen van de Commissie MER hebben geen invloed gehad. Ze zijn opgesteld ten behoeve van de procedure in het Ruimtelijk Ordeningsspoor in verband met het concept bestemmingsplan Waal energie en niet ten behoeve van de beoordeling van de vergunningaanvraag Wet natuurbescherming.

  5. Blijkt volgens u - zoals de rechtspraak voorschrijft - letterlijk uit de door u aangehaalde stukken dat de oude kolencentrale in 2015 is stilgelegd om de bouw van de betrokken hybride gasgestookte centrale van 500 MW mogelijk te maken? Zo ja, kunt u de relevante passage aanwijzen?

    Antwoord: Zie voor het juridisch kader vraag 3 hiervoor. Nee, uit de aangehaalde stukken blijkt niet letterlijk dat de oude kolencentrale in 2015 is stilgelegd om de bouw van de betrokken hybride gasgestookte centrale van 500 MW mogelijke te maken. Bij het Klimaatakkoord (2013) is afgesproken om een aantal oudere kolencentrales te sluiten. In dat verband is de centrale in Nijmegen in 2015 stil gelegd. Het besluit om hier ook een nieuwe centrale voor hernieuwbare energieopwekking mogelijk te maken, gebruik makend van de crisis- en herstelwet, is gepubliceerd in Staatscourant 2016/337. In het Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (BARRO, 2012) is onder andere deze locatie door het rijk aangewezen als ‘vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking’ met een vermogen groter dan 500 MW met bijbehorende werken en infrastructuur. De locatie maakt noodzakelijk onderdeel uit van de energiehoofdstructuur van Nederland en de beoogde invulling is de meest realistische oplossing voor grootschalige elektriciteitsproductie die voldoet aan de stand der techniek op dit moment.
  6. Uit recent onderzoek van de WUR blijkt dat de Nederlandse natuur er nog slechter aan toe is dan gedacht.[11] Welke gevolgen heeft de uitkomst van dit onderzoek voor uw beoordeling van de betrokken vergunningaanvraag en zijn deze onderzoeksresultaten voor u een reden om uw ontwerpbesluit van 7 augustus 2023 te herzien? Zo nee, waarom niet?

    Antwoord:
    De uitkomst van het onderzoek van de WUR heeft geen gevolgen voor onze beoordeling van de vergunningaanvraag. We gaan hier immers uit van intern salderen.

  7. Is de uitkomst van het bij vraag 6 genoemde WUR-onderzoek voor u een reden om beleidsregels voor intern salderen vast te stellen en actief in te zetten op het intrekken van vergunningen voor beëindigde activiteiten (‘lege vergunningen’)? Zo nee, waarom niet?

    Antwoord: Nee. Op dit moment gelden er geen beleidsregels intern salderen. In het coalitieakkoord staat dat we in het kader van de Wnb vergunningverlening volgend zijn aan landelijk beleid. Inzetten op (intrekkings-)beleid heeft wel de aandacht van ons college. De vergunning uit 2007 zien wij niet als een ‘lege vergunning’.

  8. Heeft ENGIE N.V. naar aanleiding van het tweede advies van de Commissie M.E.R. inmiddels een aanvulling op haar M.E.R. geschreven waarin zij eenduidig beschrijft wat de effecten van de stikstofuitstoot van de geplande energiecentrale op Natura 2000-gebieden zijn en met welke maatregelen deze effecten kunnen worden verminderd? Zo ja, waar kunnen wij deze aanvulling vinden? Zo nee, is het hernieuwde ontwerpbesluit dan wel zorgvuldig tot stand gekomen?

    Antwoord:
    Zie antwoord vraag 4.

  9. Bevestigt u de uitlatingen van ENGIE[12] dat er eigenlijk geen concrete plannen zijn om de nieuwe centrale te bouwen en dat het zelfs heel onwaarschijnlijk is dat de centrale er komt? Zo ja, bent u het dan met de Partij voor de Dieren eens dat uw college mogelijk latente stikstofruimte gaat vergunnen, een fenomeen waar we juist vanaf moeten?

    Antwoord:
    De Provincie dient een aanvraag te beoordelen aan de hand van wet- een regelgeving en moet daar een beslissing op nemen. De ‘stikstofruimte’ ten opzichte van de in 2007 vergunde situatie neemt substantieel af.

  10. Bent u bekend met het recente arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie waaruit volgens MOB[13] blijkt dat bij stikstofdepositie niet intern gesaldeerd mag worden? Zo ja, heeft u met dit arrest rekening gehouden bij uw voorgenomen besluit om de betrokken natuurvergunning te verlenen?

    Antwoord:
    Ja. Deze casus is niet te vergelijken met de Deense casus van het door u genoemde arrest. Wij gaan ervanuit dat, ook gezien de jurisprudentie hierover, in dit geval intern salderen is toegestaan.

  11. Vindt u het in deze tijden van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies en gelet op de milieuschade, natuurschade en materiële en immateriële schade als gevolg van aardgas- en schaliegaswinningen nog politiek te verdedigen om een natuurvergunning te verlenen voor de bouw van een gasgestookte centrale met een capaciteit van 500 MW? Zo ja, kunt u dit uitleggen?

    Antwoord: De realisatie van een 500 MW energiecentrale is volgens het Rijk noodzakelijk om Gelderland en Nederland op termijn van voldoende energie te voorzien. Vandaar dat op deze locatie de BARROstatus ligt. Met alleen waterstof of een andere duurzame energiebron is het voor alsnog niet mogelijk aan het vereiste van de 500MW te voldoen. De beoogde hybride centrale kan volledig op gas, in combinatie met een andere brandstof, waterstof of volledig op waterstof worden gestookt. In het ontwerpbesluit is geborgd dat Engie dient uit te gaan van en te werken aan de meest duurzame wijze van productie van energie en zo wordt de tijd die noodzakelijk is om van aardgas gebruik te maken zo kort mogelijk gehouden.

  12. Is het volgens u politiek te verantwoorden dat agrarische ondernemers in de buurt van Natura2000-gebieden via uitkoopregelingen en dure innovaties worden aangespoord om hun stikstofuitstoot terug te dringen, terwijl een natuurvergunning wordt verleend aan een gasgestookte energiecentrale pal naast Natura2000-gebied die tot de toename van stikstofdepositie leidt? Zo ja, kunt u dit uitleggen?

    Antwoord: In dit specifieke geval hebben diverse partijen samengewerkt om te komen tot een integraal afgewogen voorstel, waarmee op vrijwillige basis tot 80% reductie van stikstof uitstoot wordt beoogd. Daarnaast wordt meegewerkt aan de landelijke opgave voor opwek van duurzame energie. Op basis hiervan vinden we het verlenen van de natuurvergunning, binnen de daartoe gestelde kaders, aanvaardbaar.

Danielle van de Weerd,

Partij voor de Dieren


[1] https://repository.officiele-o...

[2] Vergunning Nbw 1998 d.d. 21 februari 2007 met zaaknummer 2006-019684

[3] https://www.engie.nl/over-ons/...

[4] Zie o.a. https://www.raadvanstate.nl/ui...

[5] https://www.commissiemer.nl/do...

[6] https://repository.officiele-o...

[7] https://www.commissiemer.nl/do...

[8] https://repository.officiele-o...

[9] https://nijmegen.bestuurlijkei...

[10] https://www.gelderlander.nl/ni...

[11] https://www.tweedekamer.nl/kam...

[12] https://www.gelderlander.nl/be...

[13] Zie voetnoten 9 en 10.

Indiendatum: 4 sep. 2023
Antwoorddatum: 4 okt. 2023

In het ontwerpbesluit van 6 september 2022[1] heeft uw college het voornemen kenbaar gemaakt om een natuurvergunning te verlenen voor de bouw van een hybride gasgestookte energiecentrale van 500 MW op het ENGIE-terrein in Nijmegen. De centrale zal aanvankelijk op gas worden gestookt en uiterlijk in 2040 worden aangesloten op het waterstofnetwerk. Op het ENGIE-terrein stond voorheen een kolencentrale waarvoor in 2007 een natuurvergunning[2] is verleend. De kolencentrale is sinds 2015 niet meer in gebruik en is inmiddels gesloopt.[3]

Volgens het ontwerpbesluit kan de natuurvergunning voor de oude kolencentrale als referentiesituatie voor de nieuw te verlenen natuurvergunning worden gebruikt waardoor intern salderen mogelijk is. Volgens de rechtspraak[4] geldt als voorwaarde voor intern salderen met een beëindigde activiteit onder meer dat onomstotelijk vaststaat dat de activiteit is beëindigd ten behoeve van de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt en dat is uitgesloten dat de activiteit sowieso al zou zijn beëindigd voor de gehanteerde peildatum.

Naar aanleiding van een kritisch rapport van de Commissie M.E. R.[5] van 1 december 2022 heeft ENGIE Nederland N.V. haar milieueffectrapportage en haar oorspronkelijke vergunningaanvraag aangevuld. Een van de kritiekpunten van dit rapport was dat de geplande centrale tot een forse toename van de stikstofemissies zou leiden, met zeer negatieve gevolgen voor de stikstofgevoelige habitats en soorten in de Natura2000-gebieden Rijntakken en de Veluwe en het Natuurnetwerk Nederland. Bovendien kon volgens de Commissie M.E.R. niet goed worden beoordeeld of intern salderen met een beëindigde activiteit in dit geval is toegestaan.

Om te voorkomen dat ENGIE claims kan doen op historisch vergunde emissies heeft Stichting Mobilisation for the Environment (MOB) op 26 oktober 2022 een verzoek tot intrekking van de natuurvergunning voor de oude kolencentrale ingediend. Bij ontwerpbesluit[6] van 7 augustus 2023 heeft uw college aangekondigd dit intrekkingsverzoek te zullen weigeren.

Op 6 juni 2023 heeft de Commissie M.E.R. een advies[7] over de aangepaste milieueffectrapportage van ENGIE Nederland N.V. uitgebracht, waarin zij stelt dat de effecten op de natuur in Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland vooral worden veroorzaakt door de uitstoot van stikstof door de nieuwe energiecentrale. Volgens de Commissie M.E.R. zijn deze effecten in de aangepaste milieueffectrapportage niet eenduidig beschreven en ontbreken maatregelen om deze effecten te verminderen. De Commissie adviseert om deze informatie in een aanvulling op het MER op te nemen, en dan pas een besluit te nemen over het bestemmingsplan. De Commissie stelt opnieuw dat zij niet kan beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden voor intern salderen met een beëindigde activiteit. Zij schrijft dat de nieuwe ontwikkelingen alsnog vergeleken zullen moeten worden met de huidige feitelijke situatie (zonder kolencentrale) indien niet aan de voorwaarden voor intern salderen met een beëindigde activiteit wordt voldaan.

Bij (hernieuwd) ontwerpbesluit[8] van 7 augustus 2023 heeft uw college opnieuw kenbaar gemaakt de natuurvergunning voor de hybride gasgestookcentrale te zullen verlenen. Volgens dat besluit is sprake van een “zeer substantieel lagere stikstofemissie en depositie dan de stikstofemissie en -depositie in de referentiesituatie (de natuurvergunning uit 2007)”, waardoor de historisch vergunde emissies substantieel worden beperkt.

Op 15 augustus j.l. hebben vijf raadsfracties van de gemeente Nijmegen het college van B&W schriftelijke vragen[9] gesteld over het voornemen van uw college om een natuurvergunning voor de gascentrale te verlenen op basis van de vergunning voor de oude kolencentrale. Een meerderheid van de gemeenteraad van Nijmegen is tegen de komst van de gascentrale en stelt, net als MOB, dat uit recente jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat intern salderen met vergunningen voor beëindigde activiteiten niet langer is toegestaan. MOB heeft aangekondigd de vergunning te zullen aanvechten bij de rechter. [10]

De Partij voor de Dieren heeft de volgende vragen aan het college:

  1. Is het volgens uw college uitgesloten dat de geplande hybride gasgestookte centrale op het ENGIE-terrein significante gevolgen zal hebben voor Natura2000-gebieden, in de zin dat de centrale tot een toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebiedtypen zal leiden waar de kritische depositiewaarde (bijna) wordt overschreden? Zo ja, waar baseert u dit op?

    Antwoord: Bij intern salderen leidt het project niet tot meer stikstofdepositie dan ten opzichte van de referentiesituatie. Als intern kan worden gesaldeerd is volgens de jurisprudentie op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat een project significante gevolgen heeft.

  2. Maakt het voor uw antwoord op vraag 1 uit of de vergunning voor de oude kolencentrale uit 2007 als referentiesituatie wordt genomen? Graag een korte toelichting.

    Antwoord: Ja, De referentiesituatie is in dit geval de natuurvergunning uit 2007 en daarmee kan intern worden gesaldeerd.

  3. Kan het hernieuwde ontwerpbesluit volgens uw college standhouden indien blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden uit de rechtspraak voor intern salderen met een beëindigde activiteit, aangezien in dat geval immers sprake is van een toename van de stikstofemissie en -depositie? Graag een korte toelichting.

    Antwoord:
    Zie de antwoorden op vraag 1 en 2. De referentiesituatie wordt bepaald aan de hand van de vergunde en niet de feitelijke situatie (16 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:901, r.o. 4.2)

  4. Volgens beide adviezen van de Commissie M.E.R kan niet worden beoordeeld of is voldaan aan de voorwaarden voor intern salderen met een beëindigde activiteit. In hoeverre zijn deze adviezen van invloed geweest op de totstandkoming van uw hernieuwde ontwerpbesluit? Kunt u aangeven op welke onderdelen van het ontwerpbesluit die invloed zichtbaar zou moeten zijn?

    Antwoord: De adviezen van de Commissie MER hebben geen invloed gehad. Ze zijn opgesteld ten behoeve van de procedure in het Ruimtelijk Ordeningsspoor in verband met het concept bestemmingsplan Waal energie en niet ten behoeve van de beoordeling van de vergunningaanvraag Wet natuurbescherming.

  5. Blijkt volgens u - zoals de rechtspraak voorschrijft - letterlijk uit de door u aangehaalde stukken dat de oude kolencentrale in 2015 is stilgelegd om de bouw van de betrokken hybride gasgestookte centrale van 500 MW mogelijk te maken? Zo ja, kunt u de relevante passage aanwijzen?

    Antwoord: Zie voor het juridisch kader vraag 3 hiervoor. Nee, uit de aangehaalde stukken blijkt niet letterlijk dat de oude kolencentrale in 2015 is stilgelegd om de bouw van de betrokken hybride gasgestookte centrale van 500 MW mogelijke te maken. Bij het Klimaatakkoord (2013) is afgesproken om een aantal oudere kolencentrales te sluiten. In dat verband is de centrale in Nijmegen in 2015 stil gelegd. Het besluit om hier ook een nieuwe centrale voor hernieuwbare energieopwekking mogelijk te maken, gebruik makend van de crisis- en herstelwet, is gepubliceerd in Staatscourant 2016/337. In het Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (BARRO, 2012) is onder andere deze locatie door het rijk aangewezen als ‘vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking’ met een vermogen groter dan 500 MW met bijbehorende werken en infrastructuur. De locatie maakt noodzakelijk onderdeel uit van de energiehoofdstructuur van Nederland en de beoogde invulling is de meest realistische oplossing voor grootschalige elektriciteitsproductie die voldoet aan de stand der techniek op dit moment.
  6. Uit recent onderzoek van de WUR blijkt dat de Nederlandse natuur er nog slechter aan toe is dan gedacht.[11] Welke gevolgen heeft de uitkomst van dit onderzoek voor uw beoordeling van de betrokken vergunningaanvraag en zijn deze onderzoeksresultaten voor u een reden om uw ontwerpbesluit van 7 augustus 2023 te herzien? Zo nee, waarom niet?

    Antwoord:
    De uitkomst van het onderzoek van de WUR heeft geen gevolgen voor onze beoordeling van de vergunningaanvraag. We gaan hier immers uit van intern salderen.

  7. Is de uitkomst van het bij vraag 6 genoemde WUR-onderzoek voor u een reden om beleidsregels voor intern salderen vast te stellen en actief in te zetten op het intrekken van vergunningen voor beëindigde activiteiten (‘lege vergunningen’)? Zo nee, waarom niet?

    Antwoord: Nee. Op dit moment gelden er geen beleidsregels intern salderen. In het coalitieakkoord staat dat we in het kader van de Wnb vergunningverlening volgend zijn aan landelijk beleid. Inzetten op (intrekkings-)beleid heeft wel de aandacht van ons college. De vergunning uit 2007 zien wij niet als een ‘lege vergunning’.

  8. Heeft ENGIE N.V. naar aanleiding van het tweede advies van de Commissie M.E.R. inmiddels een aanvulling op haar M.E.R. geschreven waarin zij eenduidig beschrijft wat de effecten van de stikstofuitstoot van de geplande energiecentrale op Natura 2000-gebieden zijn en met welke maatregelen deze effecten kunnen worden verminderd? Zo ja, waar kunnen wij deze aanvulling vinden? Zo nee, is het hernieuwde ontwerpbesluit dan wel zorgvuldig tot stand gekomen?

    Antwoord:
    Zie antwoord vraag 4.

  9. Bevestigt u de uitlatingen van ENGIE[12] dat er eigenlijk geen concrete plannen zijn om de nieuwe centrale te bouwen en dat het zelfs heel onwaarschijnlijk is dat de centrale er komt? Zo ja, bent u het dan met de Partij voor de Dieren eens dat uw college mogelijk latente stikstofruimte gaat vergunnen, een fenomeen waar we juist vanaf moeten?

    Antwoord:
    De Provincie dient een aanvraag te beoordelen aan de hand van wet- een regelgeving en moet daar een beslissing op nemen. De ‘stikstofruimte’ ten opzichte van de in 2007 vergunde situatie neemt substantieel af.

  10. Bent u bekend met het recente arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie waaruit volgens MOB[13] blijkt dat bij stikstofdepositie niet intern gesaldeerd mag worden? Zo ja, heeft u met dit arrest rekening gehouden bij uw voorgenomen besluit om de betrokken natuurvergunning te verlenen?

    Antwoord:
    Ja. Deze casus is niet te vergelijken met de Deense casus van het door u genoemde arrest. Wij gaan ervanuit dat, ook gezien de jurisprudentie hierover, in dit geval intern salderen is toegestaan.

  11. Vindt u het in deze tijden van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies en gelet op de milieuschade, natuurschade en materiële en immateriële schade als gevolg van aardgas- en schaliegaswinningen nog politiek te verdedigen om een natuurvergunning te verlenen voor de bouw van een gasgestookte centrale met een capaciteit van 500 MW? Zo ja, kunt u dit uitleggen?

    Antwoord: De realisatie van een 500 MW energiecentrale is volgens het Rijk noodzakelijk om Gelderland en Nederland op termijn van voldoende energie te voorzien. Vandaar dat op deze locatie de BARROstatus ligt. Met alleen waterstof of een andere duurzame energiebron is het voor alsnog niet mogelijk aan het vereiste van de 500MW te voldoen. De beoogde hybride centrale kan volledig op gas, in combinatie met een andere brandstof, waterstof of volledig op waterstof worden gestookt. In het ontwerpbesluit is geborgd dat Engie dient uit te gaan van en te werken aan de meest duurzame wijze van productie van energie en zo wordt de tijd die noodzakelijk is om van aardgas gebruik te maken zo kort mogelijk gehouden.

  12. Is het volgens u politiek te verantwoorden dat agrarische ondernemers in de buurt van Natura2000-gebieden via uitkoopregelingen en dure innovaties worden aangespoord om hun stikstofuitstoot terug te dringen, terwijl een natuurvergunning wordt verleend aan een gasgestookte energiecentrale pal naast Natura2000-gebied die tot de toename van stikstofdepositie leidt? Zo ja, kunt u dit uitleggen?

    Antwoord: In dit specifieke geval hebben diverse partijen samengewerkt om te komen tot een integraal afgewogen voorstel, waarmee op vrijwillige basis tot 80% reductie van stikstof uitstoot wordt beoogd. Daarnaast wordt meegewerkt aan de landelijke opgave voor opwek van duurzame energie. Op basis hiervan vinden we het verlenen van de natuurvergunning, binnen de daartoe gestelde kaders, aanvaardbaar.

Danielle van de Weerd,

Partij voor de Dieren

[1] https://repository.officiele-o...

[2] Vergunning Nbw 1998 d.d. 21 februari 2007 met zaaknummer 2006-019684

[3] https://www.engie.nl/over-ons/...

[4] Zie o.a. https://www.raadvanstate.nl/ui...

[5] https://www.commissiemer.nl/do...

[6] https://repository.officiele-o...

[7] https://www.commissiemer.nl/do...

[8] https://repository.officiele-o...

[9] https://nijmegen.bestuurlijkei...

[10] https://www.gelderlander.nl/ni...

[11] https://www.tweedekamer.nl/kam...

[12] https://www.gelderlander.nl/be...

[13] Zie voetnoten 9 en 10.